De vijf V’s
Kunstenares Jacoba Bosscha (1858-1924) is lid van de Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding of de vijf V’s, zoals leden de vereniging ook noemen. Eerder wijdde ik al ruime aandacht aan Bosscha getuige de artikelen ‘Geïllustreerd door Jacoba’, ‘IJl en atmosferisch’ en ‘Geëngageerd kunstenares’. Deze veelzijdige kunstenares is bovendien aanleiding om nu een post te wijden aan de vereniging die vrouwen letterlijk en figuurlijk uit hun keurslijf moet bevrijden. Allereerst zijn opvallend veel kunstenaars, vrouwen en mannen, lid van de de Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding. Ten slotte bedeelt de vereniging hen een belangrijke rol toe om de idealen van de zogeheten reformkleding naar een breder publiek te vertalen. Onder andere illustratrice Johanna Berendina Bokhorst (1880-1972) pakt deze taak gretig op.
Duits voorbeeld
In 1896 wordt tijdens een vrouwencongres in Berlijn een vereniging “zur Verbesserung der Frauenkleidung” opgericht.[1] De club richt zich tegen ondoelmatige en ongezond kleding die niet in lijn is met de gezondheidsleer. Tegelijkertijd ageert zij tegen allerlei, in haar ogen, onzinnige modeverschijnselen. Als voorbeeld daarvan noemt een verslaggever in Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant (26 oktober 1896) de meest recente “modedwaasheid” onder vrouwen in Parijs om een “Japansche terrapin” – een kleine Japanse beekschildpad – met een kettinkje aan de kraag van de jurk vast te maken en zo over schouders en hals heen en weer te laten lopen.
Behalve op verbetering van de uitdossing van de elite richt de reformbeweging zich ook op de kleding van vrouwen uit de werkende klassen. Voor hen beoogt de groep praktische (werk)kleding. De idealen zijn dus veelomvattend en vereniging van gelijkgestemden daarom noodzakelijk, want in hun eentje kunnen mensen de heersende voorkeuren niet ombuigen, is de overtuiging.
De Leeuw
Individuen zullen gezamenlijk moeten optrekken om de publieke smaak te veranderen. Dat schrijft ook de Nederlandse journaliste Amy Geertruida de Leeuw vanuit haar standplaats Berlijn:
Wie het initiatief willen nemen om deze van binnen uit te verbeteren, door voor gezondheid en doelmatigheid en daardoor voor schoonheid op te komen, doen stellig een der nuttigste vrouwenwerken!
– Gertr. Carelsen (pseudoniem van Amy de Leeuw), in Belang en recht, geciteerd in Bataviaasch nieuwsblad (20 februari 1897) via Delpher.
Al eerder bericht De Leeuw in positieve bewoordingen over deze ontwikkelingen in Berlijn, bijvoorbeeld in Het nieuws van den dag (5 oktober 1896). Deze schrijfster kan daarom met recht een belangrijk pleitbezorger van de vereniging in Nederland genoemd worden
In haar voetsporen volgen bovendien meer enthousiastelingen. Enkele maanden later schrijft De Leeuw immers in Het nieuws van de dag (22 november 1897) dat inmiddels meer vrouwen haar om inlichtingen aangaande de Duitse vereniging hebben gevraagd. De ideeën over nieuwe kleding krijgen dus snel voet aan Nederlandse grond, mede dankzij de Leeuw.
Vrouwententoonstelling
Toch is de Duitse vereniging niet de eerste van deze soort. In Londen hebben vrouwen zich al eerder verenigd met het doel vrouwenkleding te moderniseren.[2] Deze ‘dress reform movement’ leent ook in Nederland haar naam aan de nieuwe vrouwenkleding. Die wordt immers naar Engels voorbeeld ‘reformkleding’ genoemd.
De vrouwententoonstelling in Den Haag in 1898 geeft de internationale, veranderende opvattingen over vrouwenkleding in Nederland momentum, zo stelde kunsthistorica Jenny Reynaerts reeds. De vrouwenexpositie wordt namelijk aangegrepen om in Nederland een vereniging naar Duits voorbeeld van de grond te krijgen.[3]
De belangrijkste initiatiefneemsters hiervan zijn Suze Groshans uit Den Haag, mevr. De Feyfer uit Utrecht en mevr. Milatz uit Zwolle. Binnen enkele weken hebben zij 250 handtekeningen opgehaald, volgens Algemeen handelsblad (30 april 1899) en in juni 1899 is de Nederlandse Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding een feit. Naar aanleiding van de naam verzucht Caprice – een pseudoniem van schrijfster Anne Marie Françoise Smit Kleine – vervolgens in De Groene Amsterdammer (8 april 1900):
Welk een V-familie!
Smit Kleine vult aan: “tevens een prachtige spreek-oefening voor hen die de v met de f verwarren!” De ware waterval aan V’s in de naam van de vereniging zal tevens een reden zijn waarom de leden liever spreken van de vijf V’s, als ze het over de vereniging hebben.
Cultuurschepsels
De officiële aanhef vindt vervolgens plaats in feestlokaal Willemstraat te Den Haag waarbij gynaecoloog Carl Heinrich Stratz het doel en nut van de vereniging nog eens uitgebreid uit de doeken doet.[4] Uiteraard is het merendeel van de toehoorders vrouw, al zijn er ook enkele mannen in de zaal. Dat zijn voornamelijk medici. Voor hen beschrijft Stratz onder andere de waandenkbeelden over mode die bestreden dienen te worden.
De circulaire die de vereniging vervolgens doet uitgaan, zet alles nog eens kort op een rij. Om te beginnen is een belangrijk strijdpunt het benauwende korset. In het pamflet schrijft de vereniging stellig dat vrouwen met een ingesnoerde taille “arme X-vormige cultuurschepseltjes” zijn.[5] Hun figuur heeft namelijk weinig meer te maken met de natuurlijke vorm van het lichaam. De vervorming heeft bovendien ziekten en slepende ongemakken tot gevolg.
Bij korsetten blijft het echter niet. Daarnaast ageren de leden van de vijf V’s tegen zware rokken, grote hoeden en hooggehakte schoenen die eveneens onpraktisch en vooral ongezond zijn. In plaats daarvan pleit de groep voor comfortabelere en doelmatiger kleding die vrouwen niet beperkt, laat staan vervormt. Bovendien leidt meer bewegingsvrijheid tot een verbetering van de sociale status van vrouwen, zo is de sterke overtuiging. Er ligt daarmee dus ook een belangrijke emancipatoire drijfveer aan de vereniging ten grondslag.
Tegen de stroom
De vereniging heeft echter nog een hoop werk te verzetten. Dat illustreert, ongewild, het Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage (12 juni 1899). In die krant is namelijk naast een verslag van de feestelijke oprichtingsbijeenkomst van de vijf V’s een advertentie van Maison Harm afgedrukt. Bij deze Haagse firma zijn de idealen van de nog piepjonge vereniging over praktische, eenvoudige en gezonde kleding nog niet doorgedrongen.
Geplaatst naast een illustratie van een reformjapon, gemaakt door illustratrice Johanna Berendina Bokhorst in 1903, lijkt de eerdere advertentie van het modehuis een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet. Het model van Maison Harm illustreert in ieder geval waartegen de Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding zich verzet.
Hoewel de oprichtingsvergadering nog onder presidium van eerder genoemde Groshans plaatsvindt, wordt Marie Jeannette Bouman-de Lange uit Scheveningen de eerste presidente.[6] Groshans moet zich namelijk vanwege haar drukke werkzaamheden terugtrekken. De Feyfer gaat zich ondertussen op een maandblad bezinnen waarvan de eerste aflevering in november 1899 het licht ziet. In januari 1900 neemt Groshans wel weer de redactie daarvan op zich.[7]
Afdeling Haarlem
Na de oprichting van een Nederlandse vereniging in Den Haag volgen snel afdelingen elders in het land. In oktober 1899 wordt naar aanleiding van een lezing van de presidente Bouman-de Lange in Rotterdam besloten tot een oprichting van een afdeling aldaar, volgens Algemeen handelsblad (16 oktober 1899). In maart 1900 volgt Amsterdam en een jaar later de Haarlemse afdeling.[8]
Mevr. Vogel-Molenkamp, Nolthenius-Glazener en S.M. Hoevenaar vormen het Haarlemse bestuur, maar wanneer kunstenares Jacoba Bosscha exact toetreedt, is niet helemaal duidelijk. Vast staat wel dat ze in november 1904 op de algemene ledenvergadering in Den Haag aanwezig is.[9] In februari 1905 heeft ze inmiddels ook de functie van secretaresse voor de Haarlemse afdeling van Nolthenius-Glazener overgenomen.[10] Sindsdien doet Bosscha geregeld verslag van lezingen en andere bijeenkomsten in Haarlem in het maandelijks verenigingsblad. Over Bosscha’s engagement schreef meer in een eerdere blogpost met de titel ‘Geëngageerd kunstenares’.
Kunstenaars
Wat verder opvalt, is het grote aantal kunstenaars dat zich aan de vereniging verbindt, zowel mannen als vrouwen. Bosscha is namelijk bij lange na niet de enige. Onder de eerste bestuursleden bevinden zich bijvoorbeeld schilderes Anna Abrahams en kunstenaar en kunstdocent Philips Zilcken.[11]
Ook schilder, tekenaar en graficus Jan Toorop toont affiniteit met de doelen van de vijf V’s. Niet alleen schildert hij een portret van de presidente van de vereniging, waarover Reynaerts een uitgebreid artikel in Rijksmuseum Bulletin schreef, hij ontwerpt tevens een logo voor winkelmagazijn De Wekker. Deze firma is tevens vanaf de oprichting verbonden aan de vijf V’s. De werknemers ervan voeren namelijk modellen voor reformkleding uit en verkopen ze aan de clientèle. De vrouw in het logo mag daarom gezien worden als een model voor reformkleding, met haar soepel vallende jurk die nergens sporen van insnoering verraadt. Hier zien we dus een opvatting over vrouwenmode die afwijkt van wat bijvoorbeeld Maison Harm aan vrouwen verkoopt.
Naast de reeds genoemde schilders en ontwerpers zijn nog verschillende andere kunstenaars betrokken bij onderafdelingen van de vijf V’s. Zo is schilderes Rozina Spanjaard corresponderend lid in Enschedé en schilderes en beeldhouwster Betsy Perk in Arnhem.[12]
Tegenstanders
De vereniging heeft een intensieve strijd voor de boeg, want er blijken veel gepassioneerde tegenstanders van de reformkleding. Cultureel geprogrammeerd als mensen soms zijn, vinden zowel sommige mannen als verschillende vrouwen het lastig om zich een elegante vrouwenmode zonder korset voor te stellen. Onder hen zijn ook medici. Onder hen is bijvoorbeeld doctor Hector Treub, nota bene hoogleraar verloskunde in Leiden. Als hij wordt uitgenodigd door de redactie van het vrouwenweekblad De Hollandsche lelie in 1902 om zijn mening over de reformkleding te geven, introduceert hij het woord hobbezak om de onaantrekkelijkheid van de nieuwe kleding te omschrijven.
Historica Carin Schnitger wees er terecht op dat bij Treub, behalve het esthetisch argument, bovendien een aversie meespeelt tegen mondige feministen die zich naar zijn idee te veel op medisch terrein begeven.[13] Desalniettemin blijft de term ‘hobbezakken’ hangen en in de media ontspint zich een levendige, zelfs verhitte discussie over de wenselijkheid, de esthetiek en verwachte levensduur van de nieuwe reformkleding. ‘Hobbezak’ blijkt in dit debat een effectief predicaat waarvan tegenstanders zich graag bedienen en waartegen voorstanders van de reformkleding zich vervolgens fel verdedigen.
Verhit debat
De heftige emoties waarmee het debat soms gevoerd wordt, blijken onder andere uit de vele reacties op Treub, in verschillende kranten en tijdschriften. In Het nieuws van den dag wordt op 30 december 1902 bijvoorbeeld een ingezonden brief geplaatst, afkomstig van de presidente van de Groningse afdeling van de vijf V’s. Daaraan voegt de redactie nog een opmerking toe dat het aantal ingezonden brieven zo groot is dat ze een selectie moesten maken. Ook in De Hollandsche lelie wordt naar aanleiding van Treubs opiniestuk reactie op reactie geplaatst.[14]
Ook illustrator Johan Braakensiek mengt zich in de discussie, met enkele spotprenten. In De Groene Amsterdammer brengt hij bijvoorbeeld Treubs weerzin tegen de nieuwe kleding in beeld door hem als de Trojaanse krijger Hector af te beelden. Tegen zijn vrouw Andromache, een vrouw in klassiek gewaad, zegt Hector dat zij snel een korset aan moet trekken, omdat hij er anders met een ander vandoor gaat. Terwijl hij haar wegwuift met de woorden: “Uit mijn oogen, hobbezak!”, richt hij zich alvast tot een vrouw met een ingesnoerd middel, hoog opgeduwd decolleté en gehakte schoenen.
Braakensieks keuze voor een scene met Hector en Andromache is niet slechts ingegeven door de voornaam die Treub deelt met de Trojaanse prins. De kleding van Andromache heeft ook een duidelijke link met de reformbeweging. De eerste reformjurken waren immers onder andere gebaseerd op Griekse en Romeinse kleding. Dat wil zeggen, wijdvallend, plooirijk en zonder taille. Zelf spreken de reformaanhangers daarom eerder van een Griekse silhouet als ze het over de reformkleding hebben, refererend aan de lange tunieken waarin vrouwen, zoals Andromache, zich in de antieke oudheid hulden. Tegenover de term hobbezak stelt de vereniging dus het beeld van een klassiek geïnspireerde verschijning.
Hobbezak
Desalniettemin beklijft de hobbezak als beeld waartegen de vijf V’s zich moeten verzetten en dat doen ze behalve met de pen ook met moderne kledingontwerpen. Onder andere is Maria Alida Faddegon een textielkunstenares op het gebied van reformkleding. Niet alleen maakt ze ontwerpen, ze besteedt bovendien veel tijd aan tentoonstellingen van reformkleding waarmee ze het gedachtegoed van de vijf V’s onder de aandacht van een breed publiek brengt.[15]
Daarnaast zijn er illustratoren die de kledingontwerpen voor een groter publiek aanschouwelijk maken. Bijvoorbeeld voorziet kunstnijveraar en illustratrice Johanna Bernardina Bokhorst elke aflevering van het verenigingsblad van haar modetekeningen. Daarmee wordt zij een van de belangrijke kunstenaars om de ideeën van de vereniging te visualiseren en daarmee het onelegante imago af te schudden.
Belang
Dat de vereniging het belang van kunstenaars zelf onderschrijft, blijkt ook uit het meinummer van het maandblad in 1901. Daarin staat een vurig pleidooi voor een lezing van een Nederlandse (mannelijke) kunstenaar die zich achter het idee van reformkleding wil scharen, zoals er ook in België en Duitsland zijn in vooraanstaande figuren als Henri van der Velde en Paul Schultze-Naumburg.[16]
In augustus 1901 wordt er bovendien een prijsvraag uitgeschreven voor een omslagontwerp van het verenigingsblad. Alle Nederlandse tekenaars, dus ook niet-leden, mogen inzenden, volgens het augustusnummer van het tijdschrift van de vijf V’s.[17]
Als winnaar wordt uitgeroepen Reinier Willem Petrus de Vries Jr, een tekenleraar uit Amsterdam.[18] Ook Bokhorst valt in de prijzen.
Roeping
Bokhorsts roeping blijft bovendien niet beperkt tot het maandblad van de vijf V’s. Als deze tekenares vervolgens illustraties maakt voor het propagandaboekje van de Amsterdamse afdeling van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht, beeldt zij daarin figuren af “los en vrij gekleed” volgens de principes van vijf V’s, zoals ook wordt opgemerkt in het maandblad.[19] Bokhorst visualiseert de idealen dus ook buiten de eigen kanalen van de vereniging.
Zelfs in de illustraties die Bokhorst maakt voor kinderboeken, is de reformstijl terug te vinden. Figurerende vrouwen gaan steevast gekleed in korsetloze gewaden, onder andere in de afbeeldingen die Bokhorst ontwerpt voor schrijfster Clémence M.H. Bauer. In 1912 tekent Bokhorst bijvoorbeeld enkele platen voor haar boek Een nieuwe wereld in en in 1916 voor Kleine Sarina waarin de nieuwe kledingstijl geïntegreerd is.
Via Bokhorsts illustraties komt de reformstijl dus veel huiskamers binnen. Het helpt ongetwijfeld bij het normaliseren van een manier van kleden die eerder voor velen ondenkbaar is en veelal excentriek en onesthetisch gevonden wordt.
Kantelend beeld
Naast textielkunstenaars en kledingontwerpers zijn tekenaars en illustratoren, zoals Bokhorst en Toorop, dus van onschatbaar belang voor de verspreiding en normalisering van de ideeën van de vijf V’s. Bokhorst tekent veelvuldig vrouwen in reformkleding, niet alleen voor het maandblad – de spreekbuis van de vereniging – maar ook bij andere gelegenheden. Zelfs in haar kinderboekillustraties figureren vrouwen in de nieuwe reformkleding. Zo draagt Bokhorst ongetwijfeld bij aan het kantelend beeld over vrouwenkleding.
Hoewel de vereniging ook praktische kleding voor de werkende klasse beoogt, dragen voornamelijk vrouwen (en kinderen) uit intellectuele en kunstzinnige kringen de reformkleding. Mogelijk richt de beweging zich te uitdrukkelijk op de elite in de vurige wens om het vormloze imago, waarmee ze vanaf het begin te maken heeft, van zich af te schudden. Toch leiden de inspanningen van de vijf V’s weldegelijk tot een nieuwe houding ten opzichte van vrouwenkleding. Grote veranderingen zijn het gevolg en daarmee bereiken de vijf V’s dus weldegelijk enkele van hun belangrijkste idealen, zoals bewegingsvrijheid en emancipatie.
Kortom, de vereniging maakt gretig gebruik van de vele creatieve geesten in haar gelederen en met goed gevolg. Met die overwinning verliest de vereniging echter ook haar bestaansrecht en in 1926 wordt ze opgeheven.
Literatuur
- Cunningham, Patricia A., Reforming women’s fashion, 1850-1920: politics, health, and art (Kent, OH: Kent State University Press, 2003).
- Mreijen, Anne-Marie, ‘Leeuw, Amy Geertruida de (1843-1938)’ in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, laatst gewijzigd: 14 november 2017. [Digitaal Vrouwenlexicon]
- Peters, Barbara, ‘Faddegon, Maria Alida’, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, laatst gewijzigd: 16 oktober 2017. [Digitaal vrouwenlexicon]
- Raymann, Jörgen en Jenny Reynaerts, ‘Uit het Keurslijf’, Jörgen Raymann in gesprek met Jenny Reynaerts over Bouman-de Lange en Toorop in de reeks Podcast: In het Rijkmuseum, gepubliceerd 10 augustus 2022.
- Reynaerts, Jenny, ‘From a hygienic and aesthetic point of view’: Jan Toorop, Portrait of Marie Jeannette de Lange, 1900′, The Rijksmuseum Bulletin 57 (2009) nr. 2, p. 114-135. [Jstor]
- Rook, Inge, ‘Hobbezakken en nachtjaponnen: de opkomst van de reformkleding’, website Stichting Historische Interieurs in Amsterdam, gepubliceerd: 23 januari 2017, laatst gewijzigd: 28 november 2017. [Historische Interieurs Amsterdam]
- Schnitger, Carin, ‘Hobbezakjes op de Dam’, Ons Amsterdam (1 december 2004). [Ons Amsterdam]
- Schnitger, Carin, ‘Reformkleding omstreeks 1900: naar een nieuw kleedgedrag’, in De eeuwwende 1900, deel 6: De beeldende kunsten, red. Marijke Harteveld en Jelle Bouwhuis (Utrecht: Bureau Studium Generale, Universiteit Utrecht, 1995), p. 63-89. [PDF]
- Sterenborg, Leonie, ‘Korsetloze japonnen uit de Reformbeweging’, website Modemuze: Hèt platform voor mode- en kostuumerfgoed, gepubliceerd 4 september 2013. [Modemuze]
- Utrecht, Centraal Museum, Reformkleding in Nederland: 1900-1920, red. Carin Schnitger en Inge Goldhoorn (tentoonstelling 15 september t/m 11 november 1984).
Noten
[1] Voor een vermelding van de Duitse voorloper, zie onder andere Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant (26 oktober 1896), p. 4 [Delpher] en Haagsche courant (30 oktober 1896), p. 1 [Delpher]. Voor de snel groeiende populariteit, zie Algemeen handelsblad (25 april 1897), p. 13 [Delpher].
[2] Voor de internationale context, zie Cunningham 2003. Voor Nederlandse berichtgeving over de Britse vereniging zie bijvoorbeeld ‘Voor Dames’, De locomotief: Samarangsch handels- en advertentie-blad (29 november 1890), p. 2 [Delpher] en voor de Franse: Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant (15 december 1890), p. 14 [Delpher].
[3] ‘Verbetering der vrouwenkleeding’, Recht voor allen (30 maart 1899), p. 3 [Delpher]. Zie ook het eerste jaarverslag in het bijblad van Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 2 (1900), nr. 2. [Delpher]. Volgens kunsthistorica Jenny Reynaerts was de vereniging “a direct spin-off from the National Exhibition of Women’s Work in 1898”. Zie Reynaerts 2009, p. 125. Het lijkt me juister om te stellen dat de initiatiefneemsters het momentum van deze tentoonstelling gebruiken om de reeds geplande vereniging van de grond te krijgen. Het blijft immers een vereniging naar internationaal voorbeeld. Voor de vereniging, zie ook Sterenborg 2013 en Schnitger 2004.
[4] ‘Vereeniging tot verbetering van Vrouwenkleeding’, Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage (12 juni 1899), p. 2 [Delpher].
[5] ‘Verbetering der vrouwenkleeding’, De avondpost (17 augustus 1899), p. 5 [Delpher].
[7] De redactiewissel wordt vermeldt bij de mededelingen in het februarinummer van Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 1 (februari 1900), nr. 4, p. 31. [Delpher]
[8] Voor de oprichting der Amsterdamse afdeling, zie Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 1 (maart 1901) nr. 5, p. 46. [Delpher]. Voor de ‘Oprichting der Onderafd. Haarlem’, zie Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 2, nr. 6 (april 1901), p. 44 [Delpher]. Zie ook ‘Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding: Onderafdeeling Haarlem’, Haarlem’s dagblad (28 oktober 1901), p. 2 [Krantenviewer Noord-Hollands Archief].
[9] ‘Verslag der 7de Algemeene Jaarvergadering’, Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 6, nr. 1 (juni 1904), p. 10 [Delpher]. Over Bosscha’s activiteiten voor de vijf V’s, zie de post ‘Geëngageerd kunstenares – Jacoba Bosscha (3)’.
[10] Zie Vrouwenjaarboekje voor Nederland 1 (1905), p. 34 [Delpher] en de lijst der secretaressen in Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 6, nr. 3 (februari 1905), p. 32. [Delpher].
[11] Bouman de Lange, die zelf op amateurniveau schildert, volgt een tijd lang les bij Zilcken. Zie Reynaerts 2009, p. 124.
[12] Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 1 (december 1899) nr. 2, p. 15 [Delpher].
[14] Zie onder andere Anna Savornin Lohmann, ‘Over toilet en wat ermede in verband staat: over corsetten’, De Hollandsche lelie 21, nr. 34 (19 februari 1908), p. 541-543. Reactie daarop van W. Pelsma en tegenreactie van redactrice Anna de Savornin-Lohmann, ‘Ingezonden – Toilet’, De Hollandsche lelie 21, nr. 43 (21 april 1908), p. 681-684 [DBNL].
[16] Zie ‘Mededeelingen’ in Bijblad van het Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 2 (juli 1901) nr. 9 [Delpher]. Voor de brochure, zie Zeden en wetten in woord en beeld (Afdeeling Amsterdam der Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, juni 1901) [Atria].
[17] ‘Teekenen des tijds’, in Bijblad van Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 2 (mei 1901) nr. 7. [Delpher].
[18] ‘Prijsvraag’, in Bijblad van het Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 2 (augustus 1901), nr. 10 [Delpher].
[19] Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 2 (oktober 1901), nr. 12, p. 92. [Delpher]. Voor het prijswinnende ontwerp van De Vries, zie Amsterdam, Rijkmuseum, RP-D-1986-19-320 [Rijksstudio].