Geëngageerd kunstenares
Zoals bleek uit twee vorige posts ‘Geïllustreerd door Jacoba’ en ‘IJl en atmosferisch’ illustreert Jacoba Bosscha (1858-1924) jeugdboeken, tekent ze en schildert ze naast portretten ook landschappen, vooral van Haarlem en omgeving. Daarnaast blijkt Bosscha een geëngageerd kunstenares die er een actief leven buiten de kunst op nahoudt. Ze zet zich namelijk in voor een veelvoud aan goede doelen. Soms doet ze dat met een eenmalige donatie, maar aan enkele doelen verbindt ze zich langdurig. Vooral vrouwen en arbeiders kunnen op haar inzet rekenen, maar dit enorme engagement schemert slechts af en toe door in haar artistieke werk.
Arbeiderspartij
Bosscha tekent en schildert portretten. Behalve haar familieleden tekent Bosscha ook mensen uit de werkende klasse, bijvoorbeeld in een pentekening met de titel Rustuurtje.[1] Het is tegelijkertijd een van de weinige bewaard gebleven tekeningen die Bosscha’s politieke kleur verraden. Haar interesse in de werkende klasse komt immers niet uit de lucht vallen. Ze is namelijk lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en komt op die manier op voor de rechten van arbeiders.
Een enkele keer doneert ze dan ook werk om de SDAP te ondersteunen, bijvoorbeeld in 1902. Dan wordt er een veiling georganiseerd om geld in te zamelen voor de Haarlemse afdeling van de partij volgens Nieuwe Haarlemsche courant (31 december 1902). Voor deze veiling levert Bosscha eveneens werk aan om te verkopen. Het geld gaat vervolgens naar de SDAP.
Ook op andere momenten doneert Bosscha kunst voor een goed doel. In 1914 schenkt Bosscha bijvoorbeeld een schilderij met een gezicht op Haarlem waarvan de opbrengst ten goede komt aan het Steuncomité der Belgische vluchtelingen die vanwege de Eerste Wereldoorlog in Nederland verblijven, volgens Haarlem’s dagblad (12 oktober 1914). Het doek zal daaarvoor worden verkocht aan de hoogste bieder waarbij er geen limiet wordt gesteld.
Het uitblijvend enthousiasme bij het Haarlemse publiek stelt een kunsthandelaar die het doek namens Bosscha uitstalt, echter enigszins teleur. Tien dagen later doet deze kunstverkoper met de naam Johannes Hendricus de Bois nog eens een oproep voor een hoger bod, omdat eerdere kennelijk achterblijven bij de verwachtingen.[2] Het schilderij wordt uiteindelijk voor 40 gulden verkocht aan een bewoner van het Haarlemmerhoutpark.[3] Dat bedrag is aanzienlijk: 40 gulden in 1914 stemt ongeveer overeen met een bedrag van ongeveer 550 euro in 2023 volgens de omrekentool van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Dezelfde kunsthandelaar De Bois schrijft later krantenartikelen over kunst. In een van die stukken, te weten in IJmuider courant (3 april 1935), noemt deze vervolgens een kunstenares Antoinette Bosscha, “een lieve Haarlemsche schilderes, thans overleden”. In een tweede stuk, in Haarlem’s dagblad (10 januari 1940), noemt hij opnieuw een mejuffrouw Antoinette Bosscha, een “bescheiden en ernstig artiste, die … mijn allereerste relatie met het kunstleven der Spaarnestad werd”. Een kunstenares met deze naam is echter onvindbaar. Ook de bevolkingsregisters noemen bij mijn weten niemand met deze naam. Ik heb daarom het idee dat De Bois hier wellicht Anna Jacoba Bosscha bedoelt, al blijft dit vermoeden onbevestigd.
Wendt u tot Bosscha
Bosscha zet zich ten slotte langdurig in voor vrouwenemancipatie: in juni 1912 is ze penningmeesteres van de Haarlemse Vereniging voor Vrouwenkiesrecht.[4] Waarschijnlijk is ze al langer betrokken bij de bond, want in 1908 stelt ze vragen over vrouwenkiesrecht. Dan spreekt journalist Jan Louis Ernst Ignatius Breda Kleijnenberg tijdens tijdens een bijeenkomst van de jonge vrijzinnigen. Bij de aansluitende gelegenheid tot debat neemt onder andere Bosscha het woord, volgens Haarlem’s dagblad (16 december 1908).
Als dan in Haarlem’s Dagblad van 24 juni 1912 de vraag wordt gesteld ‘Waar moet ik mij vervoegen om mij aan te sluiten bij den Bond voor vrouwenkiesrecht?’, luidt het antwoord ‘Wendt u tot Mej. A.J. Bosscha, Paviljoenstraat 13.’[5]
Naast het vrouwenkiesrecht probeert Bosscha de positie van vrouwen ook op andere manieren te verbeteren. Vanaf 1905 bekleedt ze namelijk tevens de functie van secretaris van de Haarlemse afdeling van de Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding. Deze organisatie vecht tegen beknellende kledij en benauwende korsetten, niet alleen vanwege beperkt comfort. Korsetten en andere kleding zorgen namelijk voor problematische vervorming van het vrouwenlichaam, met allerlei slepende kwalen tot gevolg. Alternatieve kleding is dus gezonder. Betere kleding moet bovendien de sociale positie van vrouwen versterken. Het zorgt immers voor meer bewegingsvrijheid.
De vijf V’s
In 1899 wordt in Nederland een Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding opgericht naar Duits voorbeeld. In juni zijn “de vijf V’s” – zoals leden de Haagse vereniging ook wel noemen – een feit. Na de oprichting volgen dan snel afdelingen elders, de Haarlemse in maart 1900.[6] Wanneer Bosscha exact toetreedt, is echter niet helemaal duidelijk. Wel staat vast dat ze in november 1904 op de algemene ledenvergadering in Den Haag aanwezig is.[7]
In februari 1905 heeft Bosscha de functie van secretaresse voor de Haarlemse afdeling.[8] Vanaf dan doet de kunstenares immers geregeld enthousiast verslag van lezingen en andere bijeenkomsten in het maandelijks verenigingsblad. Zo schrijft Bosscha bijvoorbeeld naar aanleiding van een lezing van de presidente van de Haarlemse afdeling:
Mevr. Vogel heeft ons nog weer eens, punt voor punt uitgelegd wat het voordeel van de verbeterde kleding en wat het verwerpelijke onaesthetische en schadelijke, van andere kleederdrachten voor ons vrouwen is … [9]
Naast lezingen organiseert de Haarlemse afdeling ook jaarlijkse tentoonstellingen waarin de vereniging de door haar gepromote kleding laat zien. In 1901 is het er een van japonnen, in 1902 van onder- en bovenkleding.[10] In 1906 organiseert vereniging opnieuw een tentoonstelling van ‘reformkleding’, zoals de nieuwe dracht ook wordt genoemd. Daar kunnen bedrijven en particulieren dan hun modellen exposeren.[11] Het is kennelijk een succes want in 1907 plaatst Bosscha een herhaalde oproep voor firma’s en naaisters om inzendingen te doen voor een volgende tentoonstelling, begin maart.
Onlogisch en gekunsteld
Uit haar verslagen komt overigens duidelijk de persoonlijke voorkeur van Bosscha voor een nieuwe kleding naar voren. Zo schrijft ze naar aanleiding van een lezing over klederdrachten bijvoorbeeld:
Hoopvol stemde de voorzegging, dat in een tijd als de onze met den steeds aangroeienden strijd tegen dwang en gekunsteldheid, noodwendig ook de kleeding zich vrij moet maken van wat onpractisch, onlogisch en gekunsteld is en bijgevolg schoonheid en stijl herleven zullen en zegevieren.
– Bosscha in Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 9 (april 1908) nr. 5, p. 82 via Delpher.
Ook laat ze in een ander verslag in het meinummer van 1905 weten zelf een sterke voorkeur te hebben voor “voetvrije rokken”. Deze zijn volgens haar niet alleen praktisch, maar ook esthetischer dan een sleep. De sleep die in beweging een mooie lijn geeft, zo argumenteert Bosscha, verliest die schoonheid als de draagster stilstaat. Uit interesse in kleding legt Bosscha zelfs een eigen verzameling van historische kleding aan.[12]
Vanwege gezondheidsredenen
In 1914 lijken gezondheidsproblemen Bosscha echter parten te gaan spelen. In dat jaar treedt ze namelijk terug uit het bestuur van de vijf V’s.[13] In 1915 moet ze bovendien “vanwege gezondheidsredenen” ontslag nemen als penningmeesteres van de Vereniging voor het Vrouwenkiesrecht, terwijl ze zich een jaar eerder nog herkiesbaar heeft gesteld.[14] In Haarlem blijft ze dan nog wonen tot 1919. Daarna verhuist ze ten slotte naar Den Haag.[15]
Ze blijft echter steeds actief lid van de SDAP. Rond 1920 portretteert ze namelijk een partijgenoot die Dirk van Gelder heet.[16] Deze is volgens Haarlem’s dagblad (13 november 1922) een van de eersten,
die zich bij de … organisatie der sociaal-democraten te Haarlem aansloot en in die organisatie steeds een trouwe, zij het ‘stille’ medewerker was.
Uit latere krantenberichten blijkt het overigens met dat ‘stille’ wel mee te vallen, want een journalist schrijft in Haarlem’s dagblad (23 januari 1925) dat Van Gelder sinds de oprichting banierdrager van de partij is. Sindsdien ontbreekt hij bij geen enkele partijbijeenkomst. Volgens deze verslaggever kan Van Gelder bovendien met recht “een baanbreker der Haarlemsche SDAP” genoemd worden.
Koffiekamer
Bosscha’s portret van de SDAP-er Van Gelder krijgt een prominente plaats in een van de grootste zalen van Volksgebouw De Centrale in Haarlem. Het gebouw is in 1922 aan het Spaarne 94 neergezet en voorziet in een grote behoefte, “zoowel wat betreft de zalen als de koffiekamer” volgens Haarlem’s dagblad (10 februari 1922).
Aan de oprichting van dit Volksgebouw heeft Bosscha nog financieel bijgedragen volgens Haarlem’s dagblad (10 september 1924). Bovendien is de kunstenares betrokken bij de stichting van vergelijkbare gebouwen van de moderne arbeidersbeweging in Leiden en Delft, volgens genoemd bericht. Hieruit blijkt wel dat Bosscha actief deelneemt aan de verwezenlijking van de partij-idealen.
Bosscha overlijdt in 1924 op 65-jarige leeftijd, “na langdurig ziekte” volgens De telegraaf.[17] Per legaat laat ze opnieuw een aanzienlijke som geld na aan de SDAP.[18] De donatie wordt vervolgens breed uitgemeten via de communicatiekanalen van de partij.
Gescheiden werelden
Bosscha blijkt voorzien van een enorme dosis engagement. Vanaf 1902 zet ze zich in voor verschillende doelen, waarvan de SDAP, de Bond voor Vrouwenkiesrecht en de vijf V’s de belangrijkste zijn. Enkele keren doneert ze kunst om op die manier geld binnen te brengen. In 1902 doneert ze bijvoorbeeld een werk voor een veiling die geld moet binnenhalen voor de SDAP en in 1914 een landschap voor het Steuncomité der Belgische vluchtelingen. Heel af en toe komen de thema’s waarvoor de geëngageerde kunstenares zich met hart en ziel inzet, in haar artistieke werk tot uitdrukking. Het portret van haar SDAP-partijgenoot Dirk van Gelder is hiervan een voorbeeld.
Met deze en voorgaande posts hoop ik enkele onbekende aspecten van Jacoba Bosscha voor het voetlicht te hebben gebracht. Ze is zowel een veelzijdig kunstenares als een gepassioneerd wereldverbeteraar. Ook al blijven het deels gescheiden werelden, Bosscha’s artistieke productie en haar maatschappelijk betrokkenheid maken haar tot een kunstenaar met een boeiende persoonlijkheid over wie veel te zeggen is en nog veel uit te zoeken valt.
Noten
[1] Als Bosscha de tekening Rustuurtje in 1903 in Haarlem exposeert (zie tentoonstellingsoverzicht in de voorgaande post ‘IJl en atmosferisch’), bevindt het werk zich in de collectie van J. Krol. Deze verzamelaar schenkt zijn collectie van 113 schilderijen, tekeningen, aquarellen en etsen, waaronder de tekening van Bosscha, vervolgens aan Frans Halsmuseum, volgens onder andere Haarlem’s Dagblad (31 januari 1913) en De Maasbode (2 maart 1913).
[2] Voor de aankondiging, zie J.H. de Bois, ‘Ten bate der vluchtelingen’, Haarlem’s dagblad (22 oktober 1914), p. 1 [Krantenviewer Noord-Hollands Archief].
[3] Voor de uiteindelijke verkoop, zie ‘Schilderij’, Haarlem’s dagblad (26 oktober 1914), p. 1 [Krantenviewer Noord-Hollands Archief].
[4] Zie ‘Voor de vrouwen van Haarlem’, Haarlem’s dagblad (12 juni 1912), p. 2 [Krantenviewer Noord-Hollands Archief]. In 1914 stelt ze zich nog herkiesbaar als penningmeesteres. Zie Haarlem’s dagblad (20 januari 1914), p. 7 [Krantenviewer Noord-Hollands Archief].
[5] In 1911, na het overlijden van haar beide ouders, verhuist Jacoba Bosscha naar Haarlem. Dan neemt ze haar intrek in een pension dat wordt gerund door Berendina Wilhelmina Johanna van der Linden en Trijntje Meeter. Zie Adresboeken Haarlem (1 september 1912), p. 788 [Krantenviewer Noord-Hollands Archief]. De adreswijziging komt ook ter sprake in het maandblad van de vakschool Verbetering van vrouwen- en kinderkleding: Onze kleeding (1911), p. 171 [Delpher]. Binnen Haarlem verhuist Bosscha nog enkele malen. In 1917 verhuist ze van Ripperdapark naar de Schotersingel 12 in Haarlem. Voor de opeenvolgende adreswijzigingen, zie Onze kleeding (1917), p. 71. [Delpher]. In 1917 verhuist ze opnieuw, ditmaal van Schotersingel naar Koninginneweg in Haarlem. Zie Onze kleeding 18, nr. 8 (augustus 1917), p. 93 [Delpher].
[6] Voor de ‘Oprichting der Onderafd. Haarlem’, zie Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 2, nr. 6 (april 1901), p. 44 [Delpher]. Zie ook ‘Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding: Onderafdeeling Haarlem’, Haarlem’s dagblad (28 oktober 1901), p. 2 [Krantenviewer Noord-Hollands Archief].
[7] ‘Verslag der 7de Algemeene Jaarvergadering’, Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 6, nr. 1 (juni 1904), p. 10 [Delpher].
[8] Zie Vrouwenjaarboekje voor Nederland 1 (1905), p. 34 [Delpher] en de lijst der secretaressen in Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 6, nr. 3 (februari 1905), p. 32. [Delpher].
[9] A.J. Bosscha, ‘Lezing Afd. Haarlem’, Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 6, nr. 4 (maart 1905), p. 36-37 [Delpher]. Voor andere verslagen van Bosscha, zie id. 6, nr. 6 (1 mei 1905), p. 58-59 [Delpher], id. 7, nr. 4 (1 maart 1906), p. 42 [Delpher] en id. 9, nr. 6 (1 mei 1908), p. 99 [Delpher].
[10] Haarlem’s dagblad (27 oktober 1901) [Delpher], id. (14 oktober 1902) [Delpher] en id. (7 november 1904) [Delpher].
[11] Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding 7 (1906) nr. 5, p. 50 [Delpher]. Voor de hernieuwde oproep, zie MVvVvV 8 (mei 1907) nr. 5, p. 54 [Delpher].
[12] Onze kleeding 12 (1 april 1911) nr. 4, p. 46 [Delpher].
[13] Onze kleeding 15 (1 februari 1914) nr. 2, p. 30. [Delpher].
[14] Haarlem’s dagblad (15 september 1915), p. 1 [Krantenviewer Noord Hollands Archief]. Voor de eerdere herverkiezing, zie Haarlem’s dagblad (20 januari 1914), p. 7 [Krantenviewer Noord Hollands Archief].
[15] Voor de verhuizing naar Den Haag, zie Haags Gemeentearchief te Den Haag, archief 0354-01, inv.nr. 229, 1913, Haags Bevolkingsregister (gezinskaarten) [Haags Gemeentearchief].
[16] Bosscha’s portret wordt genoemd in Haarlem’s dagblad (23 januari 1925), p. 2 [Krantenviewer Noord-Hollands Archief]. Daarin wordt bovendien Van Gelders adres vermeld: Camphuisstraat 19. Op dat adres woont dan Dirk van Gelder, koopman in groenten. Zie Adresboeken Haarlem (1 januari 1923), p. 506 [Krantenviewer Noord-Hollands Archief]. Dat dit inderdaad het betreffende partijlid moet zijn, blijkt ook uit de huwelijksdatum, genoemd in het krantenartikel. Die stemt namelijk overeen met de huwelijksdatum van gruttersknecht Dirk van Gelder die op 24 februari 1875 met een vrouw genaamd Carolina Sluiters in het huwelijk treedt. Zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.46, inv.nr. 21875, aktenr. 39: 24 februari 1875 [Noord-Hollands Archief].
[17] Overlijdensbericht in De telegraaf, zoals geciteerd in weekblad De Haagsche vrouwenkroniek 11, nr. 21 (24 mei 1924) [Delpher]. Voor de overlijdensakte van Bosscha, zie Haags Gemeentearchief te Den Haag, archief 0335-01, inv.nr. 1532, Overlijdensakten Den Haag, aktenr. 1626: 21 mei 1924 [Haags Gemeentearchief].
[18] ‘Winst- en verliesrekening partijkas der S.D.A.P. 1924’, Het volk: dagblad voor de arbeiderspartij (27 januari 1925), p. 7 [Delpher] en Voorwaarts: sociaal-democratisch dagblad (28 januari 1925), p. 8 [Delpher].