Raak van opzet

In 1906 laten twee bevriende kunstenaressen – Christina Abigael van der Willigen (1850-1931) en Christina Rudolfina van Pesch (1873-1947) – een dubbele atelierwoning aan de Oude Kerkweg in Laren ontwerpen. Ze figureren bovendien geregeld op dezelfde tentoonstellingen en zijn vanaf 1921 tevens prominente leden van de Vereeniging van Beeldende Kunstenaars Laren-Blaricum. Van der Willigens ster rijst snel en indertijd wordt ook het werk van Van Pesch steevast lovend beoordeeld. Zowel haar docenten op de academie als latere kunstrecensenten noemen haar werk uitmuntend, talentvol of raak van opzet. Toch is het werk van Van Pesch nauwelijks meer bekend, net zomin als dat van haar levenspartner, tevens kunstenares, Hermance Willink (1873-1938).

Delft

Christina Rudolfina van Pesch wordt geboren op 25 februari 1873, nadat haar ouders in 1872 een dochtertje met de naam Christine hebben verloren.[1] Christina’s ouders zijn Johanna van Otterbeek Bastiaans en Adrianus Jacobus van Pesch, hoogleraar aan de Polytechnische School te Delft.[2] Aangifte van de geboorte doen Diedrich Grothe, tevens hoogleraar aan de Polytechnische School, en kunstschilder Bernard Hendrikus Arnoldus (Arnold) Wittkamp. Onder de vrienden en bekenden van het gezin, zo blijkt al bij de geboorte van Christina, zijn dus naast academici tevens kunstenaars. Dat is ook niet verwonderlijk, omdat aan de Polytechnische School ook kunstenaars verbonden zijn.

Familiebericht in Delftsche courant (26 februari 1873), p. 2. Bron: Delpher

Christina is niet het enige kind van het echtpaar. Ze heeft immers al een oudere broer, genaamd Johannes (geb. 1869), en na Christina volgen bovendien nog een meisje dat de naam Lydia krijgt (ook: Leydia, geb. 1874), en twee jongens. De eerste wordt Hendrik Gerhard (ook: Henri, geb. 1876) genoemd, de tweede Adrianus Jacobus (geb. 1879). Deze laatste wordt echter niet geboren in Delft. Het gezin is namelijk in 1878 naar Amsterdam verhuisd, omdat vader daar is benoemd tot hoogleraar.[3]

Familieverdriet

Ten slotte wordt er op 5 juni 1881 nog een dochtertje geboren volgens een familiebericht in Algemeen handelsblad (8 juni 1881). Zij wordt vervolgens Tonia Christine genoemd, maar tot groot verdriet van haar ouders sterft zij echter voordat ze 2 jaar wordt.

Familiebericht in Algemeen handelsblad (17 maart 1883), p. 3. Bron: Delpher

Het familieverdriet wordt nog groter als slechts 2 weken later ook de inmiddels 6-jarige Henri sterft. Hij bezwijkt ten gevolge van dezelfde ziekte waaraan ook Tonia Christine is overleden volgens een familiebericht in Algemeen handelsblad (28 maart 1883).

In juli 1883 betrekt het gezin Van Pesch-van Otterbeek Bastiaans de woning van kunstschilder Pierre Tetar van Elven aan de Plantage Muidergracht 33 in Amsterdam.[4] Het huis staat leeg, omdat de schilder in 1881 met vrouw en kinderen naar Tremezzo in Italië is vertrokken. Mogelijk brengt schilder en lithograaf Paul Tetar van Elven Adrianus Jacobus van Pesch vervolgens op de hoogte van het leegstaande woonhuis. Paul is namelijk een halfbroer van Pierre’s vader, dus een oom van Pierre, en als tekenleraar aan de Polytechnische School tevens een directe collega van Van Pesch.

Rijksacademie

Uit het voorgaande blijkt dat de familie in kunstenaarskringen verkeert en het is daarom wellicht niet vreemd dat Christina van Pesch kiest voor een opleiding aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. In de periode van 1892 tot 1898 volgt ze er verschillende teken- en boetseercursussen alsook schilder- en etsklassen, waarbij ze steevast vrij goed tot goed beoordeeld wordt.[5]

Familie Van Pesch-van Otterbeek Bastiaans, van links naar rechts op de achterste rij: Adrianus Jacobus van Pesch, zijn dochter Lydia, vervolgens zijn schoonzus (en latere echtgenote) Lydia van Otterbeek Bastiaans en zijn dochter Christina van Pesch, foto, ca. 1890-1892. Christina’s moeder, Johanna van Otterbeek Bastiaans, zit rechts van Christina. Particuliere collectie. Bron: eigenaars van de foto, hier afgebeeld met hun vriendelijke toestemming
Familie Van Pesch-van Otterbeek Bastiaans, detail: Christina van Pesch (in het midden) met haar moeder Johanna van Otterbeek Bastiaans (zittend). Particuliere collectie. Bron: eigenaars van de foto, hier afgebeeld met hun vriendelijke toestemming

In 1893 haalt Van Pesch vervolgens het akte-examen tekenen voor het lager onderwijs volgens Het nieuws van den dag (11 december 1893). In Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage (26 oktober 1893) wordt bovendien beschreven wat dat inhoudt. Het eerste praktische gedeelte bestaat namelijk uit het maken van “teekeningen (een naar klein ornament, een naar Stilleven)”. Het tweede deel vereist voorts het oplossen van een perspectivisch vraagstuk en een mondeling examen over perspectief en methodologie.[6]

Christina van Pesch, Een vrouw bij een schouw in een boereninterieur, gesigneerd (rechtsonder), ca 1913, olie op doek, 450 x 540 mm (cat. 4). Collectie onbekend. Bron: RKD Research

Vanaf 1896 schildert Van Pesch zelfstandig op een loge, wat betekent dat zij als vergevorderde leerling relatief zelfstandig onder individuele begeleiding van een hoogleraar mag werken. Dan wordt haar aanleg zelfs uitmuntend genoemd.

Levenspartner

Op de academie ontmoet Van Pesch vervolgens Hermance Willlink. Deze start namelijk met haar opleiding aan de Amsterdamse Rijksacademie in 1893, als Van Pesch er net een jaar bezig is. In het schooljaar 1894-1895 volgen de twee bovendien dezelfde schilder- en etsklassen.[7] Het is een betekenisvolle ontmoeting, want ze zullen de rest van hun levens in elkaars gezelschap doorbrengen.

Hermance Willink, Mediterraans stadsgezicht, potlood en waterverf. Bron: Live Auctioneers

Dan overlijdt Van Pesch’ moeder, op 24 december 1895, in Hilversum.[8] In 1898 trekt vervolgens Lydia van Otterbeek Bastiaans, een zus van Johanna, met haar zoon Jan Jacob Wap bij de familie Van Pesch in.[9] Genoemde Lydia van Otterbeek Bastiaans is weduwe en op 12 juli 1898 trouwt ze met weduwnaar Adrianus Jacobus van Pesch.[10] Helaas is het huwelijk geen lang leven beschoren, want op 21 maart 1900 overlijdt ook Van Pesch’ tweede vrouw volgens een familiebericht in Rotterdamsch nieuwsblad (27 maart 1900).

Na het overlijden van haar stiefmoeder vertrekt Christina van Pesch van Amsterdam naar Harderwijk, op 3 augustus 1900. Waarschijnlijk reist ze Willink tegemoet die op 7 augustus vanuit Winterswijk – waar haar familie woont – eveneens naar Harderwijk verhuist.

Constante factor

Hoogstwaarschijnlijk worden de twee jonge schilderessen, respectievelijk 27 en bijna 27 jaar oud, aangetrokken door de kunstenaarskolonie in Nunspeet, niet ver van Harderwijk. Daar verblijft sinds 1899 ook inmiddels 50-jarige kunstenares Christina Abigael (Chris) van der Willigen die eveneens een constante factor zal blijven in het leven van de jongere schilderessen Van Pesch en Willink.[11]

Chris van der Willigen studeert vanaf 1894 bij schilder Ferdinand Oldewelt, samen met enkele andere kunstenaressen onder wie Jacoba Bosscha (1858-1924) over wie ik eerder verschillende blogartikelen schreef, o.a. ‘Geïllustreerd door Jacoba’.

Van der Willigen en Bosscha worden bovendien beide lid van tekencollege ‘Kunst zij ons Doel’ in 1892.[12] Naast Van der Willigen is er nog een connectie tussen Bosscha en Van Pesch: Bosscha’s vader Johannes Jr is sinds 1878 directeur van de Polytechnische School als Van Pesch’ vader daar hoogleraar is. Bovendien neemt Van Pesch in 1884, inmiddels hoogleraar in Amsterdam, met Johannes Bosscha Jr zitting in de commissie voor het examen B volgens Delftsche courant (13 mei 1884). Ten slotte doen Bosscha en Van Pesch samen mee aan de tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’, waarvoor ook Van der Willigen een stilleven inzendt. Desondanks blijft het de vraag of Jacoba Bosscha en de jongere Christina van Pesch elkaar ooit ontmoet hebben.

De drie vrouwen – Van Pesch, Willink en Van der Willigen – worden hecht en het is dus wellicht geen toeval dat het vertrek van de drie uit de noordelijke Veluwe ongeveer samenvalt. In september 1903 keert allereerst Willink terug naar haar familie in Winterswijk en op 22 oktober 1904 vertrekt vervolgens ook Van Pesch naar haar vaderlijk huis in Amsterdam.[13] In 1904 vertrekt ook Van der Willigen naar Brussel om lessen te gaan volgen in het atelier van schilder Ernest Blanc-Garin.

Atelierwoning

Theo Rueter, Ontwerptekening voor een dubbel woonhuis met atelier te Laren, 1906, potlood en aquarel, 53 x 61 cm. Collectie onbekend (De Zwaan, Kunst- & Antiekveiling, 15 april 2024, kavel 4650). Bron: De Zwaan

Misschien is het zaadje om gedrieën in Laren te gaan wonen tijdens het verblijf op de noordelijke Veluwe geplant, want dat is immers wat kort daarna ook daadwerkelijk gebeurt. Daarnaast vatten Van der Willigen en Van Pesch het plan op om samen een dubbel woonhuis te betrekken, elk met een eigen atelier. Daarvoor nemen ze de architect Theo Rueter in de arm. Voor de twee vrouwen ontwerpt deze vervolgens een dubbele atelierwoning aan de Oude Kerkweg in Laren. Overigens geeft Rueter ook vorm aan een atelierwoning voor Hermance Willink aan Ooghout 16, op een steenworp afstand van de dubbele woning voor Van der Willigen en Van Pesch.[14]

Het lijkt erop dat Willink als eerste Rueter in de hand neemt. Haar woning wordt immers al in 1905 voltooid en begin 1906 vestigt zij zich dan te Laren.[15] Het dubbelhuis van Van der Willigen en Van Pesch wordt later ontworpen en gebouwd. In september 1906 staat in Bulletin van den Larenschen kunsthandel dat ook het atelier “voor de dames Van Pesch en Van [der] Willigen” zijn voltooiing nadert.[16] Op 13 december 1906 betrekt ten slotte Van Pesch haar helft van de nieuwe woning in Laren.

Theo Rueter, Ontwerptekening voor een dubbel woonhuis met atelier te Laren, detail: voorgevel, 1906, potlood en aquarel. Bron: Verbeek 2019, p. 178

Levenslange vriendschap

Inschrijvingen van Willink (rechtsboven), Van der Willigen (linkerkolom, tweede rij) en Van Pesch (linkerkolom, derde rij) in het gastenboek van Hotel Spaander te Volendam, oktober 1924. bron: Verbeek 2019, p. 172

Van Pesch en Willink gaan in Laren dus niet meteen samenwonen, maar blijven wel hun levens delen. In 1911 brengen ze bijvoorbeeld tijd door aan de Zeeuwse kust, waarschijnlijk om daar te tekenen en schilderen. Tussen 27 juli en 3 augustus arriveren “mej. van Pesch, Laren” en “mej. H. Willink, Laren” namelijk gelijktijdig in Domburg volgens Domburgsch badnieuws (5 augustus 1911). In 1913 verblijven de twee schilderessen bovendien in Katwijk waar ze ruimte huren bij slager C. Timmers aan de Scheveningerstraat.[17]

Ook ondernemen de kunstenaressen tochten met hun vriendin Van der Willigen. In oktober 1924 bezoeken ze bijvoorbeeld met zijn drieën het pittoreske Volendam.[18] Hun namen staan immers zusterlijk onder elkaar in het gastenboek van Hotel Spaander in Volendam.

Recensies

Ondertussen gaat het met de carrière van Van Pesch goed. Vanaf 1904 stelt ze immers met regelmaat tentoon. Ze is daarnaast lid van de vereniging Sint-Lucas in Amsterdam en doet geregeld mee aan de tentoonstellingen van de leden van deze vereniging, vanaf 1909 zelfs enkele jaren achtereen.

Aankondiging in Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant (31 januari 1908), p. 4. Bron: Delpher

Goede kritieken volgen ook snel. In 1908 verschijnt er bijvoorbeeld een recensie in Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant van 4 februari naar aanleiding van een tentoonstelling in Zwolle. Naast het werk van twee andere kunstschilderessen Betsy van Manen en Adya van Rees-Dutilh is daar ook werk van Van Pesch te zien. Dan schrijft een anonieme recensent:

Mej. Van Pesch heeft een klein maar kleurrijk hoekje. Zij exposeert mede een portret, dat van haar vader, oud-hoogleeraar te Amsterdam, ’t Is welgeslaagd van gelijkenis en gelukkig wat kleur en toon betreft. In haar “Buiten” zijn goede gedeelten; ’t licht speelt er overal door maar ’t geheel heeft iets onvoltooids. Nóg meer dan “’t Naaiend meisje” en “Bij Moeder” trekt het “Lezend meisje” aan door natuurlijkheid in houding en kleur, ook van ’t gelaat.

De vrouwenfiguren die zich bezig houden met naaien en lezen wijzen al vooruit naar interieurs waarin Van Pesch zich zal gaan specialiseren. Uit de tentoonstelling blijkt echter ook de reikwijdte in thematiek waaraan de kunstenares zich waagt. Onder de werken bevinden zich bijvoorbeeld een “Buiten” en zelfs een portret. Het zijn een interessante aanvullingen op de bloemstillevens en interieurs waarmee Van Pesch zich later vooral zal profileren.

Dat de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant bijzondere aandacht aan de tentoonstelling besteedt, is mogelijk geen toeval. Van Pesch’ oom Franciscus Gerardus van Pesch is immers sinds jaren journalist en redacteur bij deze krant. Voor de tentoonstelling van zijn nicht in zijn stad zal de redacteur dus zeker een bijzondere interesse getoond hebben.

Hotel Hamdorff

In datzelfde jaar als de expositie in Zwolle laat Jan Hamdorff een kunstzaal bouwen achter zijn Hotel Hamdorff in Laren waar sindsdien jaarlijks tentoonstellingen plaatsvinden.[19] Ook Van Pesch en Van der Willigen, inmiddels woonachtig in Laren, nemen daaraan geregeld deel. Deze jaarlijkse zomertentoonstelling worden bovendien druk bezocht en veel kunstenaars verkopen er hun werk.

Anoniem, zomertentoonstelling in Hotel Hamdorff, 1915, foto. Bron: Mondriaanroute

In 1914 schrijft een journalist genaamd Nathan Wolf een recensie voor tijdschrift De kunst waarin deze kunstcriticus ook een Brabants interieur van Van Pesch beoordeelt:

Een verdienstelijk Brabantsch interieur in kleuren en in eene licht-en-bruin-verdeeling die aan Van Beever doet denken.

– Nathan Wolf in De kunst 6, nr 332 (1914) p. 563 via Delpher

Dat Van Pesch de recensent aan Van Beever doet denken, is opvallend. De schilder en tekenaar Emanuël Samson van Beever is immers geen onbekende van Van Pesch. In 1912 doneren zowel Van Pesch als Van der Willigen nog werk voor een veiling die is bedoeld om geld in te zamelen voor de nabestaanden van de jong overleden Van Beever volgens Het vaderland (10 augustus 1912). Kennelijk is er naast een vriendschapsband dus tevens een artistieke verwantschap tussen de twee kunstenaars.

Willy Sluyter, Tentoonstelling Gooische Kunst, 15 juni – 15 september, affiche. Bron: Mutual Art

Daarnaast zijn nog meer critici aan te wijzen die Van Pesch’werk gunstig beoordelen. Als de kunstenares in 1918 een tekening tentoonstelt, schrijft kunstcriticus H. van Calcar (onder diens initialen H.v.C.) in De Gooi en Eemlander (25 juni 1918) bijvoorbeeld:

Mej. Van Pesch verrast met een vlotte schets no. 117, raak van opzet en smijdig van kleur

Dezelfde omschrijft haar Interieur op een tentoonstelling van Gooische kunst in Hotel Hamdorff bovendien met de term “pittig” in De Gooi- en Eemlander van 16 augustus 1918.

Laren-Blaricum

Als dan in 1921 de Vereeniging van Beeldende Kunsten Laren-Blaricum wordt opgericht, wordt Van Pesch daarvan lid en ze exposeert vervolgens met regelmaat met de andere leden van deze club.[20] Een kunstcriticus genaamd A. Sassen die uiterst kritisch is op het ingezonden werk van de zomertentoonstelling in Hotel Hamdorff in 1926, schrijft over Van Pesch echter bijzonder lovend in De morgen (28 juni 1926):

Reëel talentvol is daarbij het werk van Mej. C. van Pesch, waarvan de beide, op deze expositie ten toon gestelde schilderijen een zuiver exempel zijn.

Ook eerder genoemde Van Calcar is in De Gooi- en Eemlander (10 juni 1926) uiterst kritisch op de Larense zomertentoonstelling van dat jaar, maar meent nochtans dat Van Pesch “een fraaie, kleurzuivere schets” heeft ingezonden. Over Interieur schrijft een criticus van De Gooi- en Eemlander (24 juni 1930), wellicht wederom Van Calcar, dat het werk “verdiensten om de kleur” heeft.

Kortom, Van Pesch krijgt van de schrijvende pers veel lof toegezwaaid.

Reisherinneringen

In 1930 nemen Van Pesch en Willink vervolgens plaats in een comité dat een tentoonstelling organiseert ter ere van de 80ste verjaardag van Van der Willigen, volgens Nieuwe Bussumsche courant (6 mei 1930). Vanwege de hechte vriendschap is het zelfs denkbaar dat zij de initiërende krachten zijn achter de festiviteiten, al wordt dat nergens expliciet gemaakt. Behalve de beide kunstenaressen en de burgemeester van Laren nemen daarin ook een kunstverzamelaar genaamd Eppe Roelfs Harkema en medekunstenaars als Evert Pieters, Willy Sluiter, Ed Jacobs en Van der Willigens oud-leraar Ferdinand Oldewelt zitting.

Als de verjaardag eenmaal is aangebroken, krijgt ook Van Pesch de kans om Van der Willigen publiekelijk toe te spreken. Daarover schrijft een verslaggever van Laarder courant:

[Van Pesch] bracht op geestige wijze reisherinneringen in het geheugen terug en zij sprak o.m. over den tijd dat mejuffrouw van der Willigen in Nunspeet woonde.

– ‘Mejuffr. C.A. van der Willigen te Laren: haar 80e verjaardag’, Laarder courant De Bel (9 mei 1930), p. 6 [Delpher]

Deze opmerking bevestigt dat Van Pesch Van der Willigen in Nunspeet opzoekt, zoals ik eerder al schreef. Bovendien suggereren de genoemde “reisherinneringen” dat Van Pesch en Willink veel meer reizen met Van der Willigen ondernemen dan het tochtje naar Volendam in oktober 1924.

Frankrijk

Mogelijk ondernemen ze gedrieën ook langere en verdere reizen. Van der Willigen reist immers tot op hoge leeftijd. Ze maakt bijvoorbeeld nog een tocht naar het zuiden van Frankrijk vlak voor haar 80ste verjaardag, zo schrijft H. van Calcar in De Gooi- en Eemlander (6 mei 1930) vol verwondering.

In De standaard (3 augustus 1931) memoreert een andere verslaggeven bovendien dat Van der Willigen op die reis nog “tal van zonnige landschappen” schildert. Daarbij is het goed denkbaar dat Van der Willigen haar reis op die leeftijd onderneemt met steun en gezelschap van vriendinnen als Van Pesch en/of Willink. Ook die twee bezoeken Frankrijk immers vaker zoals verderop nog zal blijken. Na alle toespraken spreekt ten slotte Van der Willigen nog een woord van dank waarbij ze onder andere de wens uit dat alle aanwezigen net als zij 80 jaar mogen worden.

Willing en Perch

Mejuffrouw C. A. van der Willigen in De Gooi- en Eemlander (31 december 1931), p. 16. Bron: Delpher

Van der Willigen overlijdt ruim een jaar later. Op 1 augustus 1931 sterft ze namelijk aan de gevolgen van een nare keelziekte in haar woning aan de Oude Kerkweg. Dat schrijft bijvoorbeeld hiervoor genoemde journalist in De standaard. Uiteraard wonen haar vriendinnen Willink en Van Pesch de uitvaart bij. Zo valt tenminste af te leiden uit een verslag van de plechtigheid in De Gooi- en Eemlander (5 augustus 1931) waarin gesproken wordt van “de dames Chr. Willing [en] A. van Perch” van de Larense schilderskolonie. Ook Laarder courant De Bel (7 augustus 1931) spreekt van Chr. Willing en mej. v. Perch. Ondanks de afwijkende schrijfwijze behoeft het geen twijfel dat hier Hermance Willink en Christina van Pesch bedoeld zijn.

Uit de schrijffouten wordt duidelijk dat Willink en Van Pesch de minder bekenden zijn van de aanwezige schilderessen onder wie ook Froukje Wartena en Arina Hugenholtz. Daar staat tegenover dat de twee vrouwen niet de enigen zijn wier namen merkwaardig worden verhaspeld. De naam van schilderes en textielkunstenares Ida van Emstede wordt bijvoorbeeld verbasterd tot Ina van Heemstede in hetzelfde bericht in Laarder courant.

De bouwkwestie

Inmiddels wonen het kunstenaarskoppel samen in de atelierwoning van Van Pesch. Als Willink in april 1931 op reis gaat naar Frankrijk, is haar adres in Laren immers de Oude Kerkweg en niet langer het haar eerdere atelierwoning aan het Ooghout.[21] In datzelfde jaar kopen Willink en Van Pesch tevens een stuk grond aan de Beijemansweg (hoek Oude Kerkweg), volgens De Gooische post (15 november 1933) met het plan om daar een aanbouw aan een bestaand atelier te maken. Hieruit mag onder andere blijken dat de twee vrouwen nog steeds als schilderessen actief zijn.

Christina van Pesch, Chrysanten in een aardewerken pot, gesigneerd rechtsonder, olie op doek. Collectie onbekend. Bron: Waddingtons

Voor de realisatie van de aanbouw nemen zij opnieuw architect Rueter in de arm. Ook nu lijkt Willink het contact met de architect te instigeren. Wanneer het college van burgemeester en wethouders in eerste instantie negatief over Rueters ontwerp beschikt, gaat de architect hiertegen in beroep volgens De Gooische post (30 juni 1933), waarbij Willink steeds als de opdrachtgeefster wordt genoemd.

De discussie die zich vervolgens ontrolt, gaat meer over de fricties en ergernissen tussen architect en schoonheidscommissie dan over de kwaliteit van de aanbouw of de rol van de opdrachtgever. Bijvoorbeeld wordt Rueter onhebbelijk en prikkelbaar genoemd. De commissie daarentegen heeft zich eveneens onhebbelijk gedragen door het plan voor deze bescheiden locatie af te wijzen, stellen sommige gemeenteraadsleden.[22]

Andere architect

De gemoederen lopen daarna hoog op. Het komt uiteindelijk zelfs zover dat Willink afziet van Rueters ontwerp. Dat staat althans te lezen in De Gooi- en Eemlander en Nieuwe Bussumsche courant (19 augustus 1933). Op de vraag waarom, antwoordt de wethouder:

Zij wil een andere architect of een andere schoonheidscommissie hebben.

– ‘Gemeenteraad van Laren’, Laarder courant De Bel (22 augustus 1933) via Archief Gooi en Vechtstreek

De ergernis van de opdrachtgever over de gang van zaken sijpelt tussen de regels door. De nieuwe aanbouw komt er uiteindelijk toch, waarschijnlijk dus van een andere ontwerper, al is mij niet duidelijk wie. In januari 1937 verhuizen Van Pesch en Willink vervolgens van het monumentale pand aan de Oude Kerkweg naar de nieuwe atelierwoning aan de Beijemansweg, volgens Laarder courant De Bel (29 januari 1937).[23]

Onverwacht

Helaas overlijdt Willink krap twee jaar later in het Franse Menton waar zij met Van Pesch verblijft, zo valt te lezen in Laarder courant De Bel (2 december 1938). Het overlijden is totaal onverwacht, blijkt uit een rouwadvertentie die Willinks familie laat plaatsen in Zierikzeesche nieuwsbode (2 december 1938). Van Pesch laat eveneens een bekendmaking plaatsen in verschillende kranten. Het korte bericht waarin ze haar droefenis na het overlijden van haar “beste Vriendin” met de wereld deelt, is aangrijpend.

Familiebericht in Algemeen handelsblad (2 december 1938), p. 6. Bron: Delpher

Willink wordt daarna begraven op de Algemene Begraafplaats in Winterswijk en die begrafenis trekt aardig wat belangstelling, zo valt te lezen in De Gooi- en Eemlander (10 december 1938):

Er was bij de plechtigheid veel belangstelling, vooral uit kunstkringen en er waren veel bloemen, w.o. van de Vereeniging van Beeldende Kunstenaars Laren-Blaricum en van vrienden uit Menton.

Het overlijden wordt ook herdacht binnen de kunstenaarskring Laren-Blaricum, volgens De Gooi- en Eemlander (20 december 1938). Wanneer in februari vervolgens de jaarverslagen worden uitgebracht, wordt opnieuw het sterfgeval van “de bescheiden schilderes” in herinnering gebracht, zo staat in De Gooi- en Eemlander van 28 februari 1939.

Van Pesch overlijdt vervolgens op 8 januari 1947 in Laren “oud drie en zeventig jaren”.[24] In de akte wordt ze bovendien “Kunstschilderes” genoemd. Hoewel ze sinds 1930 al niet veel meer exposeert – zie tentoonstellingsoverzicht hieronder – lijkt het er dus op dat ze tot aan haar dood blijft schilderen.

Verlies van werk

De successen van Van Pesch doen afvragen waarom er maar zo weinig werk van haar bekend is. Een klein deel van de verklaring is wellicht een ingrijpende gebeurtenis tijdens de tweede wereldoorlog. Op 29 september 1943 worden namelijk verschillende Larense woningen door bommen getroffen wanneer enkele Engelse bommenwerpers op de terugweg uit het Ruhrgebied hun lading boven het dorp laten vallen.[25] Ook het huis van Van Pesch wordt geraakt.

Hoewel Van Pesch het bombardement gelukkig overleeft, resteert van haar woning weinig meer en het is daarom een realistische verwachting dat ook tekeningen en schilderijen verloren zijn gegaan. Hetzelfde geldt mogelijk voor werk van haar overleden partner Willink dat Van Pesch ongetwijfeld nog in haar bezit heeft ten tijde van het bombardement.

Het bombardement blijft echter maar een gedeeltelijke verklaring voor de huidige zeldzaamheid van haar schilderijen, want uit eerdere krantenberichten blijkt immers dat Van Pesch haar werk geregeld verkoopt, bijvoorbeeld tijdens tentoonstellingen te Amsterdam in 1910, Arnhem in 1913, Laren en Hotel Hamdorff in 1916 en 1924. Inderdaad duikt er af en toe weldegelijk iets van de kunstenares op in de kunsthandel, maar ongetwijfeld valt er ook nog veel te ontdekken dat nu nog verborgen is in collecties van particuliere eigenaars.


Werk

Het werk van Christina van Pesch duikt af en toe op in de kunsthandel, heel soms met een afbeelding. Hier heb ik de paar werken op een rij gezet die ik ben tegengekomen. Het contrast met de lange lijst tentoonstellingen hieronder, is groot. Wel zijn de bloemstillevens en interieurs die in de kunsthandel circuleerden, representatief voor het werk dat Van Pesch tijdens haar leven tentoonstelt. Dat zijn immers vooral bloemen (genoemd worden chrysanten, anemonen) en interieurs (vaak met figuranten die bijvoorbeeld naaien, breien, lezen of koper poetsen).

1. Chrysanten in een Keulse pot, gesigneerd rechtsonder, olie op doek, 711 x 565 mm.

Herkomst: Toronto, Waddington’s, International Arts Online Auction, 20 oktober 2011, lot 61; wellicht identiek aan tentoonstelling Amsterdam, Stedelijk Museum, 1915.

Bron: Waddingtons

2. Gevarieerd bloemstilleven, gesigneerd, olie op doek, 420 x 330 mm.

Herkomst: Rotterdam, Vendu Notarishuis, Paintings & Works of Art, 6 mei 2003, lot 38.

Bron: Artprice

3. Vlasbewerkende boerin in een interieur, olie op doek, 510 x 610 mm.

Herkomst: Amsterdam, Christie’s

Bron: Metzemaekers Kunstdatabank, nr. 25319

4. Een vrouw bij een schouw in een boereninterieur, gesigneerd (rechtsonder), olie op doek, 450 x 540 mm.

Herkomst: Amsterdam, Sotheby’s, veiling 19th Century European Paintings, 20 april 1993, lot 461; tentoonstelling Arnhem 1913, nr. 167.

Bron: RKD Research, Artprice, Artnet en Metzemaekers Kunstdatabank, nr. 39600


Tentoonstellingen

Het overzicht van tentoonstellingen geeft een indrukwekkend beeld van de artistieke activiteiten van Christina van Pesch. Als lid van de kunstenaarsvereniging Sint-Lucas exposeert ze vaak in Amsterdam. Vanaf 1912 exposeert ze bovendien veelvuldig in haar woonplaats Laren, later als lid van de Vereniging van Beeldende Kunstenaars Laren-Blaricum, opgericht in 1921. De thema’s waaraan Van Pesch zich het meeste wijdt, zijn interieurs met figuren (meestal vrouwen die bijvoorbeeld naaien of breien) en bloemen. Het portret op een tentoonstelling in Zwolle 1908 lijkt een uitzondering.

Amsterdam, Sint-Lucas, 1904: Veertiende jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken uitsluitend van leden der vereeniging

  • onbekend

Amsterdam, Sint-Lucas, 1906: Jubileumtentoonsteling der vereeniging “Sint Lucas”, ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan

  • onbekend

Zwolle 1908: Tentoonstelling van schilderijen, teekeningen, etsen en litho’s van mej. E.C. van Maanen, mevr. Van Rees-Dutilh en mej. Chr. van Pesch onder auspicien van de Zwolsche Vereeniging tot Bevordering van Vreemdelingenverkeer, 2 – 6 februari [recensie in Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant (4 februari 1908), p. 7 via Delpher]

  • Diverse werken, waaronder:
  • “portret, dat van haar vader, oud-hoogleeraar te Amsterdam”
  • “Buiten”
  • “’t Naaiend meisje”
  • “Bij Moeder”
  • “Lezend meisje”

Amsterdam, Sint-Lucas, 1909: Negentiende jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken van leden der vereeniging, 11 april – 16 mei

  • “Koper poetsen” (nr. 405)

Arnhem 1909: Gemeentelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters, 10 juli – 22 augustus

  • Naaiende meisjes” (nr. 224)

Amsterdam, Sint-Lucas, 1910: 20ste Jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken der Vereeniging St. Lucas, 24 april – juni

  • “Anemonen” (nr. 520) [verkocht volgens weekblad De kunst 2, nr. 123 (1909) via Delpher]

Amsterdam, Sint-Lucas, 1911: Een en twintigste jaarlijksche tentoonstelling, 30 april – 11 juni

  • “Breiles” (nr. 400)
  • “Bloemen” (nr. 401)

Laren, hotel Hamdorff, 1912: Kunstavond ten bate van de nagelaten betrekkingen van den onlangs overleden jongen schilder van Beever, met verloting van kunstwerken, 17 augustus en enige weken later te Amsterdam [volgens Het vaderland (10 augustus 1912) via Delpher].

  • onbekend

Amsterdam 1913: Tentoonstelling ‘De vrouw, 1813-1913’, afdeeling Beeldende Kunsten, mei oktober [recensie in Aanteekeningen over beeldende kunst (1915), p. 233 via Google Books]

  • “Interieur” (nr. 118)

Arnhem 1913: Gemeentelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters te Arnhem in Musis Sacrum (vijfde vierjaarlijksche), 4 juli – 17 augustus

  • “Interieur” (nr. 167) [verkocht volgens o.a. Rotterdamsch nieuwsblad (30 augustus 1913), p. 2 via Delpher]

Amsterdam, Sint-Lucas, 1914: Drie en twintigste jaarlijksche tentoonstelling, 3 mei – 9 juni [recensie in De kunst; een algemeen geïllustreerd en artistiek weekblad 6, nr 332 (1914) p. 563 via Delpher]

  • “Brabantsch interieur” (nr. 283)

Den Haag 1914: Nationale tentoonstelling van kunstwerken, onder bescherming van H.M. de Koningin, met daaraan verbonden verloting ten bate van het Koninklijk Nationaal Steun-comité

  • “Bij zusje” (nr. 641)

Amsterdam, Stedelijk Museum, 1915: Algemeene nationale tentoonstelling door ’t Nederlandsch Steuncomité voor Beeldende Kunstenaars [volgens Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant (24 maart 1915), p. 10 via Delpher]

  • “Chrysanthemums”

Laren, Villa Mauve, 1916: Bloemententoonstelling, 3 juni [aankondiging in Het vaderland (29 mei 1916), p. 9 via Delpher en De Gooi- en Eemlander (3 juni 1916), p. 2 via Delpher]

  • onbekend

Laren, Hotel Hamdorff, 1916: Tentoonstelling van schilderijen, teekeningen, enz. van Gooische schilders

  • “Anemonen” (nr. 151) [verkocht volgens De Gooi- en Eemlander (12 augustus 1916), p. 2 via Delpher]

Laren, Hotel Hamdorff, 1918a: Tentoonstelling van schilderijen, aquarellen, teekeningen enz. van de Gooische schilders [recensie in De Gooi- en Eemlander (25 juni 1918), p. 3 via Delpher]

  • “vlotte schets” (nr. 117)

Laren, Hotel Hamdorff, 1918b: Tentoonstelling van schilderijen, teekeningen enz. door Gooische schilders [recensie in De Gooi- en Eemlander (16 augustus 1918), p. 3 via Delpher]

  • “Interieur” (nr. 119)

Hilversum, Hotel Corvin 1923: Gooische steun-tentoonstelling [volgens Hilversumsche courant (13 januari 1923) p. 2 via Archief Gooi en Vechtstreek]

  • onbekend

Laren, Hotel Hamdorff, 1923: Kunsttentoonstelling Hamdorff, vanaf 15 juni [verslag van opening in Algemeen Handelsblad (16-06-1923), p. 2 via Delpher]

  • onbekend

Laren, Hotel Hamdorff, 1924: 12de jaarlijksche kunsttentoonstelling

Laren, Hotel Hamdorff 1926: 14de tentoonstelling van kunstwerken door de Vereeniging van Beeldende Kunstenaars Laren-Blaricum [recensie in De Gooi- en Eemlander (10 juni 1926), p. 3 Delpher en van A. Sassen in De morgen (28 juni 1926), p. 3 via Delpher]

  • Twee werken, waaronder
  • “schets” (nr. 88) volgens De Gooi- en Eemlander (10 juni 1926) via Delpher]

Laren, Hotel Hamdorff 1930: 18de Tentoonstelling van de Vereeniging van Beeldende Kunstenaars Laren-Blaricum [volgens Laarder courant De Bel (10 juni 1930) via Archief Gooi en Vechtstreek; recensie in De Gooi- en Eemlander (24 juni 1930), p. via Delpher]

  • “Interieur” (nr. 86)

Na het overzicht van tentoonstellingen van Christina van Pesch volgt hier nog een kort overzicht van tentoonstellingen waaraan Hermance Willink deelneemt. Van haar kon ik echter veel minder traceren.

Winterswijk, sociëteit ‘de Eendracht’, 1900: Tentoonstelling van teekeningen en aquarellen van de genootschappen Arti et Amicitiae te Amsterdam en Kunstliefde te Utrecht

  • “een paar teekeningen” [volgens Zutphensche courant (15 februari 1900), p. 3 via Delpher]

Arnhem 1905: Gemeentelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters, 15 juli – 18 augustus [recensie in Arnhemsche courant (5 augustus 1905), p. 2 via Delpher]

  • “portretstudie (nr. 343) [niet te koop]

Laren 1938: Tentoonstelling van overleden Gooische meesters [volgens De Gooi- en Eemlander (1 januari 1939), p. 2 via Delpher]

Nieuwsbericht in De Gooi- en Eemlander (1 januari 1939), p. 2. Bron: Delpher

Literatuur

Hier volgen eerst de tentoonstellingscatalogi waarin Van Pesch en Willink worden genoemd. Deze heb ik gebruikt om de tentoonstellingsoverzichten hierboven samen te stellen. Na de catalogi volgt de overige literatuur die ik gebruikt heb om deze blogpost te schrijven. Archiefmateriaal wordt uitvoerig in de noten genoemd en heb ik dus niet apart opgesomd.

Catalogi

  • Cat. Amsterdam 1913. Catalogus van de tentoonstelling ‘De vrouw, 1813-1913’. Afdeeling Beeldende Kunsten (Amsterdam), p. 10. [Atria]
  • Cat. Amsterdam, Sint-Lucas, 1904. Vereeniging Sint Lucas: veertiende jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken uitsluitend van leden der vereeniging (Amsterdam). [Stedelijk Museum]
  • Cat. Amsterdam, Sint-Lucas, 1906. Catalogus van de jubileumtentoonsteling der vereeniging “Sint Lucas”, ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan (Amsterdam) [Stedelijk Museum]
  • Cat. Amsterdam, Sint-Lucas, 1909. Vereeniging “Sint Lucas”negentiende jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken van leden der vereeniging (Amsterdam). [Stedelijk Museum]
  • Cat. Amsterdam, Sint-Lucas, 1910. Vereeniging “Sint Lucas”twintigste jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken van leden der vereeniging (Amsterdam). [DoME en Stedelijk Museum]
  • Cat. Amsterdam, Sint-Lucas, 1911. Vereeniging “Sint Lucas”: een en twintigste jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken der vereeniging (Amsterdam). [Stedelijk Museum]
  • Cat. Amsterdam, Sint-Lucas, 1914. Vereeniging “Sint Lucas”: drie en twintigste jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken door leden der vereeniging (Amsterdam). [Stedelijk Museum]
  • Cat. Arnhem 1909Gemeentelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters te Arnhem in Musis Sacrum (vierde vierjaarlijksche), 10 juli tot 22 augustus 1909 (Arnhem: G.J. Thieme), p. 27. [RKD Library]
  • Cat. Arnhem 1905. Gemeentelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters te Arnhem in Musis Sacrum (derde vierjaarlijksche), 15 juli tot 18 augustus 1905 (Arnhem: G.J. Thieme), p. 35. [RKD Library en DoMe]
  • Cat. Arnhem 1913Gemeentelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters te Arnhem in Musis Sacrum (vijfde vierjaarlijksche), 4 juli t/m 17 augustus 1909 (Arnhem: N.V. Boek- Courant- en Steendrukkerij v/h G.J. Thieme), p. 23. [RKD Library]
  • Cat. Den Haag 1914. Catalogus van de nationale tentoonstelling van kunstwerken, onder bescherming van H.M. de Koningin, met daaraan verbonden verloting ten bate van het Koninklijk Nationaal Steun-comité 1914 (Leiden: [Sijthoff], [1915]), p. 24. [Delpher]

Overig

  • Beunke-Meekes, Willy, Th. W. Rueter (1876-1963). Bouwen naar een levensideaal: eenvoudig, harmonieus en doelmatig (Rotterdam: stichting BONAS, 2003).
  • Bieber, D., e.a., Katwijk in de schilderkunst (Katwijk: Katwijks Museum en genootschap Oud-Katwijk, 1995).
  • Derkinderen, A.J., De Rijks-Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam: Stads Teeken-Academie tot 1817, Koninklijke Academie 1817-1870, Rijks-Academie 1870 – heden (Haarlem 1908).
  • Heyting, Lien, De wereld in een dorp. Schilders, schrijvers en wereldverbeteraars in Laren en Blaricum 1880-1920 (Amsterdam: Meulenhoff, 1994).
  • Kunstenaressen op de noordelijke Veluwe 1880-1950 (Nunspeet: Noord-Veluws Museum en Venlo: Van Spijk Art Books, 2017).
  • Ploeg, Pieter van der, ‘Mien Marchant – Deel 2’, Kwartaalbericht Historische Kring Laren 124, nr. (2013). [Kwartaalbericht-124]
  • Scheen, Pieter A., Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950, herziene ed. (Den Haag: Scheen, 1981).
  • Stenvert, Ronald e.a., Monumenten in Nederland. Deel: Noord-Holland (Zeist: Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist en Zwolle: Waanders Uitgevers, 2006). [dbnl]
  • Verbeek, Kees, De juffer, de freule en de vrouwelijke vrouw: Blanche Douglas Hamilton, Ima van Eysinga en Chrisje van der Willigen (Nunspeet: Noord-Veluws Museum en Venlo: Van Spijk Art Books, 2019).
  • Wortel, Ernst H.J., ‘Laren toen: Beijemansweg’, Kwartaalbericht van de Historische kring Laren 123, nr. 1 (2013). [Kwartaalbericht-123]

Noten

[1] Voor de geboorte op 10 mei 1871, zie Archief Delft, archief 0015, inv.nr. 00060, Register van geboorteakten, 1871, aktenr. 313 [Archief Delft]. Voor het overlijden op 8 maart 1872, zie Archief Delft, archief 0015, inv.nr. 00588, Register van overlijdensakten, 1872, aktenr. 129. [Archief Delft].

[2] Archief Delft, archief 0015, inv.nr. 00062, Register van geboorteakten, 1873, aktenr. 137 [archief Delft]. Voor de benoeming zie De locomotief (17 januari 1873), p. 3 [Delpher].

[3] Stadsarchief Amsterdam, archief 5000, 25 februari 1873, Bevolkingsregister 1874-1893 [Stadsarchief Amsterdam] en Stadsarchief Amsterdam, archief 5000, 15 november 1876, Bevolkingsregister 1874-1893 [Stadsarchief Amsterdam].

[4] Stadsarchief Amsterdam, archief 5000, 25 augustus 1873, Bevolkingsregister 1874-1893 [Stadsarchief Amsterdam].

[5] Noord-Hollands Archief, Studentdossier Studentenregisters van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, Haarlem, archief 90, inv.nr. 175, f. 84 [Stadsarchief Amsterdam].

[6] Zie ook ‘Uitslag der Teekenaktenexamens in 1893 (Lager Onderwijs)’, Maandblad gewijd aan de belangen van het teekenonderwijs en de kunstnijverheid in Nederland 10, nr. 6 (november 1893) p. 46-47 [Delpher].

[7] Noord-Hollands Archief, Studentdossier Studentenregisters van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, Haarlem, archief 90, inv.nr. 175, f. 89 [Noord-Hollands Archief]. Willink stamt uit een familie van industriëlen in Winterswijk als dochter van Margaretha ten Cate en fabrikant Herman Christiaan Jurriaan Willink. Zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207, inv.nr. 2486.02, 19-09-1873, Winterswijk, Geboorteregister, aktenr. 181 [Gelders Archief]. Willink bezoekt eerst de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen te Rotterdam, alvorens zij lessen gaat volgen aan de RIjksacademie in Amsterdam. Derkinderen 1908, bijlage F (p. 21).

[8] Noord-Hollands Archief, archief 358.55, inv.nr. 31895, 24-12-1895, Overlijdensakten van de gemeente Hilversum, 1895, aktenr. 313 [Noord-Hollands Archief].

[9] Stadsarchief Amsterdamarchief 5416, inv.nr. 109, 8 november 1879, Overgenomen delen [Stadsarchief Amsterdam]. Overigens trouwt Jan Jacob Wap in 1903 met zijn nicht Lydia van Pesch. Zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.6, inv.nr. 1425, 15-01-1903, Huwelijksakten van de gemeente Amsterdam, 1903, aktenr. Reg. 2 fol. 28v [Noord-Hollands Archief]. Hun inmiddels overleden moeders waren immers zussen.

[10] Voor het huwelijk, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.6, inv.nr. 1227, 12-07-1898, Huwelijksakten van de gemeente Amsterdam, 1898, aktenr. Reg. 22 fol. 26 [Noord-Hollands Archief].

[11] Voor meer over Van der Willigen, zie o.a. Verbeek 2019, p. 159-185 en Kunstenaressen 2017, p. 13-15.

[12] Zie tentoonstellingsoverzicht van Jacoba Bosscha: ‘IJl en atmosferisch’ op deze website (gepubliceerd 18 september 2024) [online] en Verbeek 2019, p. 162. Verbeek beschrijft bovendien dat Van der Willigen en Bosscha in 1896 samen de Rijsoort-van Meurskamer in Dordrecht bezoeken. Verbeek 2019, p. 168.

[13] Voor Van der Willigens tijd in het atelier van Blanc-Garin, zie ook Verbeek 2019, p. 166. Voor Willinks vertrek naar Harderwijk op 7 augustus 1900 en terugkeer in Winterswijk op 29 september 1903, zie Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers te Doetinchem, archief 0263, inv.nr. 3429 [Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers]. Voor Van Pesch’ terugkeer naar Amsterdam, zie Stadsarchief Amsterdam, archief 5416, inv.nr. 109, 4 oktober 1837, Overgenomen delen [Stadsarchief Amsterdam].

[14] Stenvert e.a. 2006, p. 417 en Beunke-Meekes 2003, p. 54 (woning Willink) en 56-57 (woning Van der Willigen en Van Pesch), ook p. 20-21.

[15] Zie Nieuwe Winterswijksche courant (7 februari 1906), p. 1 [Delpher]: “Ha Ma Willink. Groenloscheweg 75 naar Laren (N.H.)”.

[16] Geciteerd in Land en volk (7 september 1906).

[17] Bieber e.a. 1995, p. 197 nr. 286 en p. 201 nr. 424.

[18] Verbeek 2019, p. 172.

[19] Heyting 1994, p. 11.

[20] In 1921 doneert Van Pesch ook een kunstwerk om geld in te zamelen voor het R.K. Ziekenhuis in Laren volgens Het huisgezin (30 november 1921).

[21] Streekarchief Gooi en Vechtstreek te Hilversum, archief SAGV066 – Bevolkingsregister Laren, inv.nr. 80, aktenr. 120, folio Oude Kerkweg [Streekarchief Gooi en Vechtstreek]. In Laarder courant De Bel (15 mei 1931) staat Kerkweg 4, als haar oude adres [Delpher]. In de tussentijd worden de huizen aan de Oude Kerkweg omgenummerd. Als Willink in 1933 terugkeert van wederom een reis naar Frankrijk, is haar adres Oude Kerkweg 12 volgens Laarder courant De Bel (2 juni 1933). Het gaat echter om dezelfde woning.

[22] Voor de discussie in de gemeenteraad, zie De Gooi- en Eemlander (30 juni 1933), p. 2 [Delpher].

[23] Voor de verhuizing van Van Pesch van oude Kerkweg 12 (oud 4) naar de Beijemansweg op 27 januari 1937, zie Streekarchief Gooi en Vechtstreek te Hilversum, archief SAGV066 – Bevolkingsregister Laren, inv.nr. 80, aktenr.120, f. Oude Kerkweg [Streekarchief Gooi en Vechtstreek]. Als adres van Willink tot 1921 staat daarin Oude Kerkweg 2, maar dat moet ongetwijfeld 4 zijn. Zie ook Regionaal archief Gooi en Vechtstreek in Hilversum, Beijemansweg Woningkaarten, 1925-1939 – Akkerweg – de Kamp, Laren, archief SAGV066 – Bevolkingsregister Laren, inv.nr. 78, aktenr. 120, folio Beijemansweg [Regionaal archief Gooi en Vechtstreek] voor hun nieuwe adres: Beijemansweg 23 (oud 15).

[24] Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 588, inv.nr. 3673, 10-01-1947, Overlijdensakten van de gemeenten in de provincie Noord-Holland, aktenr. 4 [Noord-Hollands Archief].

[25] Wortel 2013. Waarom Wortel schrijft over “de dames van Pesch” spreekt is niet duidelijk. Voor zover ik weet, leeft Van Pesch sinds het overlijden van haar partner Willink alleen.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to Top