Het roer om
De veelzijdige Monique Bekouw (1871-1940) is maar kort als kunstenares actief. Ze exposeert haar werk slechts van 1898 tot 1902. Misschien is die korte periode van artistieke activiteit de reden dat er maar weinig over haar bekend is. Toch is wat ze in die beperkte tijd presteert, indrukwekkend. Ze exposeert namelijk op ten minste tien tentoonstellingen waarvan de eerste een internationale in Barcelona. Ten slotte bekwaamt ze zich naast olieverf en pastel in batikkunst. Ook die proeven in batiktechnieken zijn op verschillende tentoonstellingen te bewonderen, zelfs in Turijn. Toch gooit ze in 1904 het roer om. Ze besluit dan een opleiding tot verpleegkundige te gaan volgen en de kunst verdwijnt naar de achtergrond.
Bekouw-Josset
Monique Bekouw wordt op 20 maart 1871 geboren in Amsterdam. Ze is de oudste dochter van huisvrouw Monique Josset en Jacob Bekouw, assuradeur, d.w.z. handelaar in verzekeringen. Een jaar eerder is het echtpaar is in Amsterdam getrouwd, op 21 april 1870, en in die stad komt vervolgens hun oudste dochter Monique ter wereld.[1] Daar heeft Jakob Bekouw bovendien een vennootschap opgericht met Johannes Marinus Lammleth en Cornelis Jacobus Bernardus Mijnssen, volgens bekendmaking in Nederlandsche staatscourant (12 januari 1868). De drie commissionairs gaan de handel in verzekeringen uitvoeren onder de firmanaam Bekouw, Lammleth en Mijnssen.
Dan volgt een periode van veel verhuizingen: Op 1 mei 1871 vestigt het echtpaar zich vervolgens aan de Coolsingel in Rotterdam.[2] Daar wordt op 6 mei 1872 Everdina Jacoba geboren.[3] Na een verhuizing naar een tweede adres in Rotterdam, aan de Bierhaven, komt op 9 juni 1873 een jongen ter wereld die de naam Jacob krijgt.[4] Deze zoon overlijdt echter al na drie maanden. Daarna wordt op 12 februari 1875 Elisabeth Jacoba geboren en op 11 april 1880 ten slotte Jacob Henri.[5]
Kort na de geboorte van Jacob Henri verhuist het gezin weer terug naar Amsterdam.[6] Daar gaan ze wonen aan de Heerengracht 233. Op 12 mei 1882 vertrekt het echtpaar met hun vier kinderen naar Bussum en vandaar naar Haarlem. Monique is dan 11 jaar oud.
In Haarlem vestigt het gezin zich vervolgens voor langere tijd. Als Bekouws woonplaats staat immers nog steeds Haarlem vermeld in tentoonstellingscatalogi van 1898 en 1899. In een catalogus van Amsterdam 1899 staat bovendien een adres: Kleine Houtweg 55.
Vaders overlijden
In Haarlem gaat Bekouw bovendien een kunstopleiding volgen. In 1891 staat ze namelijk als nieuwe leerling ingeschreven aan de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten die van 1879 tot 1928 in de stad Haarlem is gevestigd.[7] Beeldhouwer Eduard August von Saher is daar sinds 1880 directeur.
Dan overlijdt op 9 maart 1899 Bekouws vader.[8] Aansluitend blijven moeder en kinderen nog enige tijd in Haarlem wonen. Monique Bekouw-Josset gaat vervolgens aan de slag als kantoorbediende om inkomsten voor haar gezin te genereren.[9] Broer Jacob volgt in vaders voetsporen en wordt assuradeur. Hij neemt bovendien na zijn vaders overlijden diens plaats in als partner in de firma die Bekouw & Mijnssen is gaan heten.
Voordat haar vader overlijdt is Monique Bekouw al begonnen met het opsturen van haar werk in olieverf en pastel naar tentoonstellingen. Haar eerste (vermelde) expositie in 1898 is een internationale tentoonstelling in Barcelona waaraan ook andere Nederlandse kunstenaars deelnemen, onder andere de succesvolle bloemschilderes Marie Wuytiers over wie ik al eens een blogpost schreef. Naar Barcelona stuurt Bekouw een olieverfschilderij met de titel In de kerk.
Oude dag
Naast dergelijke figuurvoorstellingen schildert Bekouw portretten, zoals kunstenaarsbiograaf Pieter Scheen in zijn lexicon vermeldt. Bovendien schildert ze dierstukken. Een voorbeeld daarvan hangt op de Rotterdamse tentoonstelling van 1898 en wordt bijvoorbeeld besproken in Nieuwe Haarlemsche courant (18 juni 1898):
Dan no. 21: “Inden koestal” van mej. M. Bekouw, ook een heel consciëntieus werk, twee koeienkoppen, uitvoerig gedaan in pastel, Wel wat droog van behandeling waartoe de materie in handen van wie ze nog niet volmachtig zijn wel aanleiding geeft.
Meer dan eens betreffen figuurvoorstellingen oudere mensen zoals op tentoonstellingen van kunstenaarsgenootschappen Arti et et Amicitiae (1899) en Sint-Lucas (1900) waarvan Bekouw inmiddels lid is geworden:
Bijzonder teekenachtig is het hofje dat mej. M. Bekouw ons op “De oude dag” laat zien. Die oude gepleisterde huizen, neiging vertoonende om naar elkaar over te hellen, als waren zy zelf oude vrouwtjes die met de hoofden bij elkâar grieven bespreken, zyn zeer geslaagd. De vrouwtjes zelven bevielen mij minder.
– ‘In Arti et Amicitiae’, Leeuwarder courant (23 oktober 1899), p. 13 via Delpher
Van Monique Bekouw verdient zoowel de natuurlijke kleur der pastel Oudedag, als de krijtstudie naar de Oude vrouw, vermelding.
– Over de tentoonstelling van Sint-Lucas in Het nieuws van den dag (12 juni 1900), p. 2 via Delpher
Bekouws artistieke productie stopt echter niet bij olieverf en pastel.
Batik
Naast haar teken- en schilderwerk houdt Bekouw zich ook een tijd lang intensief met textielkunst bezig. In 1901 wordt haar naam in het Bulletin van het Koloniaal museum te Haarlem meermaals met batik in verband gebracht.
Verschillende Nederlandse kunstenaars koesteren in deze tijd een fascinatie voor batikkunst uit de Nederlandse kolonie Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. Via bijvoorbeeld de Koloniale Tentoonstelling in Amsterdam (1883) en de Nationale Tentoonstelling voor Vrouwenarbeid (1898) heeft kunstvorm ook in Nederland meer en meer bekendheid gekregen. Daardoor ontstaat er een behoefte aan meer kennis over de technieken die bij het batikken worden gebruikt.
Bovendien rijst de vraag naar alternatieve materialen. Immers, niet alle grondstoffen die in Nederlands-Indië worden gebruikt, zijn in Nederland toegankelijk. Om met grondstoffen en technieken te experimenteren, heeft scheikundige, en later directeur, van het Koloniaal Museum, Maurits Greshoff, het museumlaboratorium beschikbaar gesteld.[10] De jonge bouwkundige Herman A.J. Baanders die in samenwerking met kunstenaar Chris Lebeau ervaringen met batik heeft opgedaan, vestigt zich tijdelijk in Haarlem om de batikexperimenten uit te voeren, met daarbij ook aandacht “voor de artistieke zijde van dit onderzoek”.[11]
Weerman en Bekouw
Bij de experimenten is ook kunstenares Meta Weerman betrokken, die net als Bekouw een oud-leerlinge is van de Haarlemse kunstnijverheidsschool, betrokken. Sterker nog, Weerman en Bekouw zijn immers jaargenoten: In 1891 zijn ze samen als nieuwe leerlingen aan een opleiding aan de Haarlemse kunstnijverheidsschool begonnen.
Gezamenlijk doen Baanders en Weerman van hun proeven verslag.[12] Tegelijkertijd doen andere oud-leerlingen experimenten met batik, onder wie dus Monique Bekouw, al is niet precies bekend hoe lang: “Korteren of langeren tijd waren o. a. de dames T. Slothouwer, M. Bekouw [en anderen] in ’t laboratorium werkzaam” is het enige wat er daarover in het jaarverslag van het museum te lezen is.[13]
In 1901 worden verschillende batikproeven in Den Haag tentoongesteld. Daarover staat in Bulletin van het Koloniaal museum te Haarlem te lezen:
[Van Bekouw en anderen,] oud-leerlingen der Haarlemsche school van kunstnijverheid, waren er een aantal prachtig geslaagde gebatikte lappen, door hen zelven ontworpen, in was geteekend, en op verschillende wijze in koude verfbaden gekleurd en gefixeerd.[14]
Ondanks deze successen met haar schilder-, teken- en batikwerk besluit Bekouw in 1904 het roer om te gooien.
Verpleegkundige
Bekouw vertrekt in 1904 naar Amsterdam. Op 28 april staat ze dan geregistreerd op het adres van het Wilhelmina Gasthuis aan de eerste Helmerstraat 104 in Amsterdam. Daar volgt ze inmiddels een opleiding tot verpleegkundige.
Bekouw verblijft in Amsterdam tot 7 mei 1905.[15] Op 25 mei 1905 staat ze vervolgens ingeschreven in Egmond aan Zee, nog steeds als leerling-verpleegster.[16] Mogelijk werkt ze daar voor het Centraal Genootschap voor Kinder-Herstellings en Vacantiekolonies die in Egmond een koloniehuis hebben. Haar moeder Bekouw-Josset is immers tenminste vanaf 1914, en mogelijk al eerder, betrokken bij deze kolonies. Later wordt ook de naam van haar dochter Monique met deze kolonie in verband gebracht, zo zal verderop blijken.
Het Centraal Genootschap voor Kinder-Herstellings en Vacantiekolonies stuurt kinderen met een zwakke gezondheid naar gespecialiseerde herstellingsoorden om aan te sterken. In 1905 krijgt het genootschap daarvoor de beschikking over een huis in Egmond aan Zee. De belangstelling voor het hersteloord is zo groot dat er mogelijkheden voor uitbreiding worden gezocht. Op 18 mei 1907 wordt dan eerst een kolonie met de naam Kerdijk geopend. Later volgen er meer.
Kinderkolonies
Op 10 april 1907 verhuist Bekouw, eerst naar Den Haag en daarna naar Laren waar haar moeder sinds 1905 woont, samen met haar andere dochters Everdina en Elisabeth.[17] Moeder gaat later een functie als bestuurslid van de afdeling Laren-Blaricum van het Centraal Genootschap voor Kinder-Herstellings en Vacantiekolonie vervullen.[18] In de zomer van 1914 bekommert ze zich bijvoorbeeld om de uitrusting van zes kleuters tijdens hun zomerverblijf in Egmond.
In het jaarverslag, waarvan vervolgens een uittreksel verschijnt in De Gooi- en Eemlander (24 april 1915), wordt Bekouw-Josset expliciet bedankt voor haar hulp:
Vriendelijke hulp werd weer verleend door de dames v. Ommen, v. Guylik en Bekouw die een oogje hielden op de uitrusting der kinderen.
Het gaat hier om Mevrouw A.C. van Ommen van Guylik, penningmeesteres, en Monique Bekouw-Josset , zo valt op te maken uit De Gooi- en Eemlander (5 juli 1919). Daar worden beiden immers genoemd als leden van het bestuur der afdeling Laren-Blaricum, waarvan journaliste en feministe Henriette van der Meij voorzitster is.
De kinderen die in Egmond verblijven, zijn “uitverkoren wegens physieke minderwaardigheid”. Daarbij verzucht de schrijver van het verslag in De Gooi- en Eemlander dat eigenlijk alle kinderen de mogelijkheid moeten krijgen om een tijd aan zee te verblijven ter verbetering van hun lichamelijk en geestelijk welzijn. “Maar het geld.” … Er zijn helaas niet voldoende fondsen beschikbaar om dat ideaal in de praktijk te brengen.
Spaanse griep
Bekouw-Jossets inzet voor het genootschap beperkt zich niet tot de zomermaanden. De tehuizen zijn immers ook in de winter open. In 1919 klaagt Van der Meij in De Gooi- en Eemlander (25 januari 1919) dat de griep veel kinderen moederloos heeft achtergelaten. Ongetwijfeld doelt de voorzitster van de afdeling Laren-Blaricum hiermee op de Spaanse griep die in de jaren 1918-1920 veel slachtoffers maakt. Vanwege de pandemie is er grote behoefte aan geld en goed om de verweesde kinderen te voeden en te kleden, schrijft zij. Als medebestuurslid werpt Bekouw-Josset zich dan op als inzamelpunt voor kleding.
Ondertussen is ook dochter Monique Bekouw bij het bestuur van het genootschap betrokken. In 1923 treedt moeder Bekouw-Josset af als bestuurslid “wegens haar leeftijd” volgens De Gooi- en Eemlander (16 april 1923). Aan het begin van 1924 treedt ook Van der Meij af, als directrice van het bestuur afdeling Laren-Blaricum en Monique Bekouw volgt haar op, maar ontslag om onbekende redenen volgt kort daarna.[19] Al in 1925 staat Bekouws ontslag als voorzitter op de agenda van de vergadering van het genootschap volgens De Gooi- en Eemlander (21 april 1925).
Moeder en zussen
In 1927 verhuizen moeder Bekouw-Josset en haar drie dochters naar Huizen. Daar overlijdt Everdina Jacoba op 18 december 1929.[20]
Monique blijft met haar andere zus Elisabeth bij haar moeder wonen. Die laatste overlijdt dan in Naarden op 7 januari 1938.[21] Haar as wordt op begraafplaats Westerveld in Driehuis begraven, met die van haar eerder gestorven dochter Everdina.
Ook Monique Bekouw overlijdt uiteindelijk in Naarden, op 14 september 1940.[22] Ze is dan 69 jaar oud. Haar broer Johan Henri Bekouw, sinds 1905 getrouwd met de Duitse Emma Anna Friedrike Kieckbusch, laat vervolgens namens hemzelf, zijn vrouw, kinderen en zus Elisabeth overlijdensadvertenties plaatsen.
Bekouws as wordt vervolgens bij die van haar overleden moeder en jong gestorven zus Everdina geplaatst. De enig overgebleven zus Elisabeth sterft uiteindelijk in 1955, op 80-jarige leeftijd.[23] Ook haar as wordt bijgeplaatst, zodat moeder verenigd is met haar drie dochters.
De eenvoudige grafsteen die de plaats markeert waar Monique met haar moeder en zussen begraven ligt, bestaat nog steeds, al heeft die zwaar te lijden gehad. Van de naam van kunstenares en verpleegkundige Monique Bekouw – de derde in de kolom op de steen – resteren nog maar een paar letters.
Kunst
Volgens kunstenaarsbiografieën van Scheen en Trauzeddel is Bekouw werkzaam in Amsterdam, Haarlem (tot 1901), daarna in Laren (1901-1930), Huizen (1930-33) en ten slotte in Naarden. Hoewel ze inderdaad van 1880 tot 1940 in die plaatsen woont, is ze slechts vijf jaar daarvan werkzaam als kunstenares. In die periode – van 1898 tot 1902 – woont ze alleen in Haarlem en Laren.
Veel vragen resteren over de artistieke carrière en ook over het latere leven van Monique Bekouw. Inmiddels is duidelijk dat Bekouw haar kunstopleiding (grotendeels) krijgt aan de Haarlemse kunstnijverheidsschool die dan onder leiding staat van Von Saher. Na haar afstuderen doet Bekouw batikexperimenten met Meta Weerman die ze nog kent van haar studie aan de Haarlemse kunstnijverheidsschool. De vrouwen beginnen er tegelijkertijd met hun opleiding.
In 1904 gooi Bekouw echter onverwacht het roer om en gaat ze een opleiding tot verpleegkundige volgen, eerst in Amsterdam. In 1905 woont ze vervolgens als leerling-verpleegkundige in Egmond aan Zee. Het is denkbaar dat ze daar betrokken raakt bij het herstellingsoord dat het Centraal Genootschap voor Kinder-Herstellings en Vacantiekolonies daar opricht. In 1924 neemt Bekouw bovendien korte tijd het voorzitterschap op zich van het genootschap waarvan haar moeder inmiddels afscheid heeft genomen. Exposeren van haar geschilderde, getekende en gebatikte werk doet Bekouw dan al lang niet meer.
Waarom de kunstenares er na een kunstopleiding in Haarlem voor kiest om haar artistieke aspiraties vaarwel te zeggen, blijft vooralsnog een vraag, zeker gezien de gunstig kritieken en succesvolle batikexperimenten. Desalniettemin geeft haar werkzame periode 1898 tot 1902 voldoende aanleiding tot nieuwsgierigheid naar deze veelzijdige kunstenares die zo succesvol van start gaat en dan besluit verpleegkundige te worden.
Tentoonstellingen
Onderstaand tentoonstellingsoverzicht van Monique Bekouw is gemaakt op basis van de website van Stedelijk Museum te Amsterdam, tentoonstellingscatalogi van het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis en kranten die gedigitaliseerd te raadplegen zijn via de website Delpher van de KB – Nationale Bibliotheek.
Barcelona 1898: Cuarta exposición de Bellas Artes e Industrias Artísticas (en castellà)
- “En la Iglesia, pintura al óleo” (nr. 602)
Rotterdam 1898: Vierjaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters in het gebouw der Academie van beeldende kunsten en technische wetenschappen
- “In den koestal” (nr. 21)
Amsterdam 1899: Tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters
- “Gijsje” (nr. 21)
Amsterdam, Arti et Amicitiae, 1899: Tentoonstelling [volgens Leeuwarder courant (23 oktober 1899), p. 13 via Delpher]
- “De oude dag”
Amsterdam, Sint-Lucas, 1899: 9de jaarlijksche tentoonstelling: schilderijen, aquarellen, teekeningen enz.
- onbekend
Amsterdam, Sint-Lucas, 1900: 10de jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken van St. Lucas, 19 mei – 15 juni [volgens Het nieuws van den dag (12 juni 1900), p. 2 via Delpher]
- “Oudedag”
- “Oude vrouw”
Amsterdam, Sint-Lucas, 1901: Elfde jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken uitsluitend van leden der vereeniging
- “schilderijtje” [volgens De Telegraaf (12 juni 1901), p. 1 via Delpher]
Haarlem 1901: Tentoonstelling bij gelegenheid der te Haarlem gehouden algemeene vergadering der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid [volgens Bulletin van het Koloniaal Museum te Haarlem 26 (april 1902), p. 23 [internet archive]
- “gebatikte lappen, door hen zelven ontworpen, in was geteekend, en op verschillende wijze in koude verf baden gekleurd en gefixeerd”
Den Haag 1901: Tentoonstelling van Indische weef- en batikkunst gehouden door de Vereeniging “Oost en West” te ’s Gravenhage in de Gothische Zaal, 20 juli – september [volgens o.a. Herman A.J. Baanders, Studiën in batik-techniek: onderzoekingen in het laboratorium van het Koloniaal museum (Amsterdam: J.H. de Bussy, 1901), p. 14 via Delpher]
- “batikproeven”
Haarlem 1901: Schilderstukje van Bekouw in de vitrine van D.J. v.d. Wilk, Groote Houtstraat [recensie in Haarlem’s dagblad (30 augustus 1901) via Krantenviewer Noord-Hollands Archief]
- “een kijkje op het Barrevoetenhofje”
Amsterdam, Sint Lucas, 1902: Twaalfde jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken uitsluitend van leden der vereeniging [volgens Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage (26 mei 1902), p. 3 via Delpher]
- onbekend
Turijn 1902: Esposizione internazionale d’arte decorativa moderna, 10 mei – 12 november
- batik
Literatuur
Hieronder volgen de tentoonstellingscatalogi die ik heb gebruikt om bovenstaand het tentoonstellingsoverzicht te maken. Daarna volgt de overige literatuur. Archiefstukken worden afzonderlijk genoemd in de noten.
Catalogi
- Cat. Amsterdam 1899. Tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters, te Amsterdam, in den jare 1899 (Amsterdam: Stads-Drukkerij), p. 2. [RKD Library]
- Cat. Amsterdam, Sint-Lucas, 1899. 9de jaarlijksche tentoonstelling : schilderijen, aquarellen, teekeningen enz. (Amsterdam: Stedelijk Museum). [Stedelijk Museum]
- Cat. Amsterdam, Sint-Lucas, 1900. 10e jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken, uitsluitend van leden der vereeniging (Amsterdam: Stedelijk Museum). [Stedelijk Museum]
- Cat. Amsterdam, Sint-Lucas, 1901. Elfde jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken uitsluitend van leden der vereeniging (Amsterdam: Stedelijk Museum). [Stedelijk Museum]
- Cat. Amsterdam, Sint-Lucas, 1902. Twaalfde jaarlijksche tentoonstelling van kunstwerken uitsluitend van leden der vereeniging (Amsterdam: Stedelijk Museum). [Stedelijk Museum]
- Cat. Barcelona 1898. Cuarta exposición de Bellas Artes e Industrias Artísticas (en castellà) (Barcelona: Henrich), p. 106. [Documents de la UAB]
- Cat. Rotterdam 1898. Catalogus der Tentoonstelling van schilderijen en andere kunstwerken, in het gebouw der Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen te Rotterdam, in 1898 (Rotterdam: Stefanus Mostert & Zonen), p. 5. [RKD Library]
Overig
- Amsterdam, Tropenmuseum, Batik drawn in wax: 200 years of batik art from Indonesia in the Tropenmuseum collection, red. Itie van Hout (Amsterdam: Royal Tropical Institute, 2001).
- Bake, Bertha, ‘Kunstnijverheid: Het begin van de beoefening der batikkunst in Nederland’, Maandblad voor beeldende kunsten 3, nr. 7 (1926), p. 205-211. [Delpher]
- Enschedé, A.J., De geschiedenis van het Museum van Kunstnijverheid en de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten te Haarlem, der Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel 1877-1927 (Vereeniging tot Beheer van het Museum en de School [1928]). [Delpher]
- Groot, Marjan, Vrouwen in de vormgeving in Nederland, 1880-1940 (Rotterdam: Uitgeverij 010, 2007).
- Joosten, J.M., ‘De batik en de vernieuwing van de nijverheidskunst in Nederland 1892-1905’, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek (NKJ) / Netherlands Yearbook for History of Art 23 (1972), p. 407-529. [Jstor]
- Scheen, Pieter A., Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950, herziene ed. (Den Haag: Scheen, 1981), p. 32.
- Trauzeddel, Sigrid, ‘Bekouw, Monique’, in Allgemeines Künstlerlexikon – Internationale Künstlerdatenbank – Online, red. Andreas Beyer, Bénédicte Savoy en Wolf Tegethoff (Berlijn en New York: K.G. Saur, 2021). [De Gruyter]
Noten
[1] Voor het huwelijk van Jacob Bekouw en Monique Josset, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.6, inv.nr. 456, 21-04-1870, Huwelijksakten van de gemeente Amsterdam, 1870, aktenr. Reg. 3 fol. 59v [Noord-Hollands Archief].
[2] Stadsarchief Rotterdam, archief 494-03, inv.nr. 339, 1860, Bevolkingsregister, 1860-1880, aktenr. 23 [Stadsarchief Rotterdam].
[3] Voor de geboorte van Everdina Jacoba, zie Stadsarchief Rotterdam, archief 999-01, inv.nr. 1872C, 1872, aktenr. 1872.2027, folio c114 [Stadsarchief Rotterdam].
[4] Voor de verhuizing naar Bierhaven in Rotterdam, zie Stadsarchief Rotterdam, archief 494-03, inv.nr. 132, 1850, Bevolkingsregister, Wijk 1, adresnr. 280-398, 1850-1859, aktenr. 172 [Stadsarchief Rotterdam]. Voor de geboorte en overlijden van Jacob, zie Stadsarchief Rotterdam, archief 999-01, inv.nr. 1873C, 1873, Nadere toegang op het geboorteregister van de gemeente Rotterdam, aktenr. 1873.2212, folio c158v [Stadsarchief Rotterdam] en id., archief 999-09, inv.nr.1873E, 1873, aktenr. 1873.3326, folio e077 [Stadsarchief Rotterdam].
[5] Voor de geboorte van Elisabeth Jacoba: Stadsarchief Rotterdam, archief 999-01, inv.nr. 1875A, 1875, aktenr. 1875.706, folio a119v [Stadsarchief Rotterdam]. Voor Jacob Henri: id., inv.nr. 1880B, 1880, aktenr. 1880.1755, folio b095v [Stadsarchief Rotterdam]. Tussen de jongste dochter en zoon komt bovendien nog een levenloos jongetje ter wereld: id., inv.nr. 1877D, aktenr. 1877.3847, folio d065 [Stadsarchief Rotterdam].
[6] Voor de verhuizing naar Amsterdam, Herengracht 233, zie Stadsarchief Rotterdam, archief 494-03, inv.nr. 476, 1880, Bevolkingsregister, Register 1 A, gezinshoofden A-Bos, aktenr. 108 [Stadsarchief Rotterdam] en Stadsarchief Amsterdam, Bevolkingsregister 1874-1893, archiefnr. 5000, inv.nr. 1742 [Stadsarchief Amsterdam].
[7] Enschedé [1928], p. 91. In onder andere Bulletin van het Koloniaal museum te Haarlem in 1902 wordt Bekouw bovendien “oud-leerlinge” van de Haarlemse kunstnijverheidsschool genoemd. Overigens gaat haar broer Jacob Henri in 1893 lessen volgen aan dezelfde school. Enschedé [1928], p. 92.
[8] Voor het overlijden van vader, zie Noord-Hollands Archief, archief 358.46, inv.nr. 31899, 09-03-1899, aktenr. 209 [Noord-Hollands Archief].
[9] Voor Monique Bekouw-Josset als kantoorbediende: Noord-Hollands Archief te Haarlem, Militieregisters, Haarlem, archief 23, inv.nr. 203, 1900, Militieregister, 1900, aktenr. 221 [Noord-Hollands Archief].
[10] Bake 1926, p. 210-211. Zie ook Bulletin van het Koloniaal museum te Haarlem 26 (april 1902), p. 19-20 [internet archive].
[11] Bulletin van het Koloniaal museum te Haarlem 26 (april 1902), p. 38-39 [internet archive].
[12] Zie bijvoorbeeld Herman A.J. Baanders, Studiën in batik-techniek; Over Indische batik-kunst, vooral die op Java; Over de toepassing der batik-kunst in Nederland; Over nieuwe proeven van batik-techniek in Nederland: onderzoekingen in het laboratorium van het Koloniaal museum (Amsterdam: J.H. de Bussy, 1901), waarin ook Meta Weerman wordt genoemd (bijvoorbeeld p. 6) [Delpher] en Meta Weerman, ‘Over nieuwe proeven van batiktechniek in Nederland’, De Indische Mercuur (30 juli 1901).
[13] ‘Verslag 1901: Laboratorium’, Bulletin van het Koloniaal museum te Haarlem 26 (april 1902), p. 41 [internet archive].
[14] De tentoonstelling met het werk van Bekouw wordt genoemd in id. (noot 13), p. 23 [internet archive]. Zie ook Groot 2007, p. 279.
[15] Stadarchief Amsterdam, Bijzondere registers, archiefnr. 5000, inv.nr. 2545 [Stadsarchief Amsterdam].
[16] Regionaal Archief Alkmaar, Egmond aan Zee, archief 77.1.2.029, inv.nr. 262, Bevolkingsregister deel 1, folio 16 [Regionaal Archief Alkmaar].
[17] Moeder staat ingeschreven als “Bekouw Jacob wed. (geb. M. Josset)”: Streekarchief Gooi en Vechtstreek te Hilversum, archief SAGV066 – Bevolkingsregister Laren, inv.nr. 78, aktenr.120, folio H. Keverweg [Streekarchief Gooi en Vechtstreek].
[18] De Gooi- en Eemlander (24 april 1915), p. 1 [Delpher].
[19] De Gooi- en Eemlander (21 april 1925), p. 1 [Delpher] en De Gooi- en Eemlander (6 mei 1925), p. 1 [Delpher].
[20] Voor de verhuizing in 1927, zie eerder genoemde akte in Streekarchief Gooi en Vechtstreek te Hilversum, archief SAGV066 – Bevolkingsregister Laren, inv.nr. 78, aktenr.120, folio H. Keverweg [Streekarchief Gooi en Vechtstreek]. Voor de overlijdensakte van Everdina, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.61, inv.nr. 31929, 10-12-1929, aktenr. 76 [Noord-Hollands Archief].
[21] Voor de overlijdensakte van Monique Bekouw-Josset, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.82, inv.nr. 31938, 08-01-1938, Overlijdensakten van de gemeente Naarden, 1938, aktenr. 5 [Noord-Hollands Archief].
[22] Voor de overlijdensakte van Monique Bekouw, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.82, inv.nr. 31940, 14-09-1940, Overlijdensakten van de gemeente Naarden, 1940, aktenr. 63 [Noord-Hollands Archief]. Voor de huwelijksakte van Jacob Henri Bekouw en Emma Anna Friedrike Kieckbusch, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.6, inv.nr. 1514, 30-01-1905, Huwelijksakten van de gemeente Amsterdam, 1905, aktenr. Reg. 1 fol. 6v [Noord-Hollands Archief].
[23] Voor de overlijdensakte van Elisabeth Jacoba, zie Het Utrechts Archief, archief 1221-1, inv.nr. 1506, 29-06-1955, aktenr. 357 [Het Utrechts Archief].