In het laboratorium

Alle batiks die Weerman tot 1903 in het laboratorium van het Koloniaal Museum in Haarlem maakt, doen bijna vergeten dat deze kunstenares vooral ook tekenares is. Hoewel ze vanaf 1900 voortvarend met batik aan de slag gaat, blijft ze daarnaast steeds tekenen. Het contact met scheikundigen en botanici – bijvoorbeeld Alide de Jonge, Johannes Sack en Maurits Greshoff – vormt daarbij een rode draad, ook na haar vertrek uit Haarlem. Omdat Weerman dan weinig meer exposeert, lijkt ze van het artistieke toneel te verdwijnen. Toch blijft ze weldegelijk tekenen. Haar tekeningen blijven echter onopgemerkt, omdat Weerman haar tekentalent, zoals haar talent voor batik, in dienst stelt van de wetenschap. Haar tekeningen complementeren immers werk dat voornamelijk in het laboratorium plaatsvindt.

Greshoff

Kort nadat ze haar eerste akte tekenen haalt, gaat Weerman samenwerken met plantscheikundige en Maurits Greshoff. In 1894 tekent ze namelijk voor diens overzichtswerk Schetsen van nuttige Indische planten waarvoor Greshoff in Bogor op Java een nauwkeurig studie maakt van inheemse plantensoorten, zoals van de agathis loranthifolia of kauriboom (cat. 2).[1] Daarbij staat in een noot onderaan de pagina dat “De afbeelding, bij deze ‘Schets‘ behoorende, is vervaardigd door Mej. Meta Weerman te Haarlem”. De bijbehorende tekening maakt Weerman dus, maar niet in Bogor. Veeleer heeft ze de tak, blad en vrucht naar een voorbeeld in het Koloniaal Museum in Haarlem vervaardigd.

ex-libris voor M. Greshoff,
Meta Weerman, ex-libris voor M. Greshoff, vóor 1909, afgebeeld in Vorsterman van Oyen 1910, Fig. 39 (cat. 1). Bron: Delpher

Als hij van Java terugkeert, gaat Greshoff ook in het Koloniaal Museum te Haarlem werken, waar Weerman haar opleiding vervolgt. Dat het contact met de wetenschapper nauw is, mag ook blijken uit een ongedateerd ex-libris van Greshoff dat Weerman ontwerpt (cat. 1).[2] Daar portretteert ze de wetenschapper aan het werk, gebogen over zijn bureau. Aan zijn zijde, vooraan in beeld, ligt een opengeslagen boek. Op een schild links staan scheikundige instrumenten, terwijl een gestileerde plant het schild rechts siert. Samen illustreren de wapens dus ’s mans expertise als scheikundige enerzijds en botanicus anderzijds. Achter zijn hoofd hangt tot slot een schoolplaat van het eiland Java waar Greshoff een groot deel van zijn onderzoek uitvoert en dat altijd onderwerp van zijn onderzoek zal blijven.

Laboratorium

In Haarlem staat Greshoff aan de basis van een nieuw laboratorium waar verder onderzoek naar planten uit de kolonie Nederlands-Indië kan plaatsvinden. Het gebouw wordt in 1898 opgeleverd en dan wordt het ook door Weerman getekend voor een artikel in het geïllustreerde weekblad Eigen Haard. Als er in 1900 dan plannen komen om in het laboratorium experimenten te gaan doen met batik, betrekt Greshoff daarbij ook Weerman (lees hiervoor mijn vorige post ‘Proeven in batik’). Haarlem wordt vervolgens een expertisecentrum van batik in Nederland dat kunstenaars van over de grenzen trekt om door Weerman in batiktechnieken onderwezen te worden.

Over haar batiks schreef ik in mijn vorige post, maar onderwijl blijft Weerman ook veelvuldig tekenen. Behalve de voornoemde illustratie voor Eigen Haard (cat. 3) blijkt haar tekentalent bijvoorbeeld uit een gedenkboek dat het Koloniaal Museum in 1902 besluit uit te geven vanwege het tweehonderdste sterfjaar van botanicus Georg Everhard Rumphius.[3] Deze 17de-eeuwse Duitse botanicus doet meest van zijn werk op Ambon waar hij onder andere Het Amboinsche kruidboek (1690) samenstelt. Daarmee legt hij de basis voor het wetenschappelijk onderzoek naar de flora en fauna van de Molukken en omgeving. Rumphius is daarmee een voorganger op wiens werk veel botanici, onder andere Greshoff, met hun plantenonderzoek voortborduren.

Natuurvorser

Het Rumphius-gedenkboek met bijdragen van verschillende wetenschappers verschijnt op 15 juni 1902. Greshoff schrijft dan een voorwoord, gewijd “aan de nagedachtenis van den eersten natuurvorscher van Nederlandsch-Indië”.[4] Weerman, die inmiddels al enige jaren bezig is met batikexperimenten, verzorgt de decoratieve sluitstukjes voor de verschillende wetenschappelijke bijdragen. Andere sluitstukjes zijn van Weermans partner in batik Herman Baanders en J.R. Prent van de Berg, waarschijnlijk Johannes Rudolph Prent die in 1895 aan een studie aan de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten te Haarlem begint.[5]

Meta Weerman, Sluitstuk met schedels, sprinkhanen en vleermuis, gesigneerd met initialen M.W. (rechtsonder), pentekening, afgedrukt in het Rumphius-gedenkboek (cat. 4). Bron: internet archive

De naam van Weerman staat in het gedenkboek echter nergens vermeld. Slechts uit een terloopse opmerking in het Verslag der Rumphius-herdenking blijkt dat Weerman enkele van de sluitstukjes tekent.[6] Gelukkig voorziet de tekenares haar illustraties van haar initialen, zodat we kunnen achterhalen welke van haar zijn en welke niet. Het blijken er vervolgens drie in totaal (cat. 4).

Opgaande zon

Onder andere maakt Weerman een afsluiter geïnspireerd door het gedenkteken van Rumphius te Ambon. Daarin verwerkt ze bovendien het vignet van het Koloniaal Museum: de opgaande zon met zonnestralen, in drie verschillende lengtes in hetzelfde ritme.

Die typerende zonnestralen zijn ook te zien op een door Weerman gebatikte doek met vignet die het onderwerp is van een van haar meest succesvolle gepubliceerde batikstudies: ‘Beschrijving eener “proeflap” als voorbeeld van batik-verven in zes kleuren’ in 1901.[7] In het sluitstuk neemt de gedenksteen de plaats van de opgaande zon in, waardoor de steen zelf lijkt te stralen. Er is kennelijk waardering voor het krachtige beeld dat Weerman creëert, want het wordt vervolgens hergebruikt voor het titelblad van het genoemde verslag.

Sack

In het jaar van publicatie van het Rumphius-gedenkboek treft Weerman de scheikundige Johannes Sack in Haarlem. Mogelijk hebben ze al eens kennisgemaakt, want Sack werkt eerder in het laboratorium van het Koloniaal Museum.[8] Hij is in september 1900 echter naar Göttingen vertrokken om daar te promoveren op een studie naar een Indische boomsoort dyera lowii hook, ook bekend als de jelutong.[9]

Na zijn promotie in 1902 gaat Sack weer aan de slag als assistent-scheikundige in het laboratorium te Haarlem waar Weerman dan haar batikexperimenten uitvoert.[10] Als Sack vervolgens in 1903 zijn onderzoek naar twee Indische vetsoorten publiceert, maakt Weerman daarvoor een paar documenterende en verhelderende tekeningen, zoals ze eerder ook voor Greshoffs overzichtswerk van Indische planten heeft gedaan.[11]

Ditmaal gaat het om twee eenvoudige en zorgvuldige weergaven van kadamzaad, de ene in zijn geheel, de andere in dwarsdoorsnede (cat. 5). De voorstellingen laten duidelijk zien hoe Weerman haar talent in dienst stelt van de wetenschap. Haar creatieve talent is daarbij ondergeschikt aan een zo getrouw mogelijke weergave. Daarin verschilt de botanische tekening bij de wetenschappelijke publicatie van Sack als dag en nacht van de batiks waar Weerman alle ruimte neemt voor een artistieke interpretatie van planten die ze afbeeldt, zoals de zonaria pavonia.

Suriname

In 1903 krijgt Sack op aanvraag eervol ontslag bij het Koloniaal Museum. Hij wordt namelijk door de Minister van Koloniën aangesteld als landbouwscheikundige in de Nederlandse kolonie Suriname.[12] Weermans jongere broer Rudolf Adriaan, polytechnisch student, neemt vervolgens als tijdelijk vrijwilliger Sacks functie van assistent in het museumlaboratorium te Haarlem over.[13] De jonge student gaat dan met Greshoff aan de slag. Sack daarentegen vertrekt naar Suriname.

Familiebericht in Het vaderland (6 mei 1904), p. 4. Bron: Delpher

Op 5 mei 1904 trouwen Weerman en Sack, bij volmacht, want Sack woont al in de Nederlandse kolonie, terwijl Weerman nog in Haarlem verblijft. Op 18 mei reist Weerman dan Sack achterna naar Paramaribo volgens De Indische mercuur (24 mei 1904). Vervolgens gaat het echtpaar wonen aan de Wagenwegstraat B.125 in de historische binnenstad van Paramaribo en op 3 juli 1905 wordt daar hun dochter Wilhelmina Hendrika geboren.[14]

De Jonge



Meta Weerman, Cacaotak, zijaanzicht en dwarsdoorsnede, driekleurendruk van F.E. Macdonald, Nijmegen, in: Alide E. Hall-de Jonge, ‘Canker of Cacao’, Recueil des travaux botaniques néerlandais 6 (1909), pl. II (cat. 6). Bron: internet archive

Met haar vertrek naar Paramaribo lijkt er aan haar artistieke carrière een einde te komen, maar ondertussen blijft Weerman wel tekenen in dienst van de wetenschap. In 1909 maakt ze bijvoorbeeld illustraties van een cacaotak voor een publicatie van Nederlandse plantkundige Alide de Jonge over een aantasting van schimmels, genaamd roodrot, in de cacaoboom (cat. 6).[15] De vrouwen hebben elkaar ongetwijfeld in Suriname leren kennen. De Jonge, die publiceert onder haar getrouwde naam Hall-de Jonge, is namelijk werkzaam voor de Inspectie van de Landbouw in West-Indië, net als Weermans echtgenoot Sack. Op het landbouwproefstation werken ze samen, hij als landbouwscheikundige, zij als plantkundige.[16] Ieder met hun eigen expertise doen ze immers verwant onderzoek naar dezelfde planten. Ook Sack publiceert in 1908 over de cacaoboom.

Ondertussen houdt Weerman zich ook intensief bezig met Surinaamse nijverheid. Als er in 1912 in Paramaribo een tentoonstelling georganiseerd wordt van Surinaamse huisvlijt en industrie neemt Weerman zitting in de jury van handwerken volgens het nieuws- en advertentieblad Suriname (30 augustus 1912). Baron van Asbeck die van 1911 tot 1916 gouverneur van Suriname is, opent de tentoonstelling.

De Vrouw 1813-1913

In 1913 vindt vervolgens in Den Haag de tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’ plaats. Ook daarvoor spant Weerman zich in, zij het op afstand. De tentoonstelling heeft namelijk ook een afdeling gewijd aan de Nederlandse koloniën die vergezeld gaat van een eigen catalogus.[17] Voor de realisatie van deze afdeling is de Nederlandse commissie grotendeels afhankelijk van subcommissies in Suriname en Indonesië (toen Nederlands-Indië).

Barones Anne Kluit, echtgenote van de eerder genoemde gouverneur, baron van Asbeck, wordt bijvoorbeeld geroemd als de belangrijkste verantwoordelijke voor de totstandkoming van de sectie over vrouwen in Suriname. Daarnaast worden anderen, onder wie mevrouw Sack – dat is Meta Weerman – genoemd als “ijverige medewerksters”:

Mevr. Sack, en de dames Curiel, als zoovele bewijzen, welke uitnemende, zeer verschillende krachtenleiding aan de zaak geven.

Op 15 september 1913 wordt bovendien in Suriname de vereniging “Huisarbeid” opgericht door Anne Kluit waarna Weerman penningmeester wordt. De vereniging stelt zich tot doel om de Surinaamse vrouw, zowel uit de hoofdstad als de omliggende districten, te helpen.[18] Daarin ziet Weerman dus ook een taak voor zichzelf weggelegd.

Batik

Verschillende Tjantings, Koloniaal Museum, afgebeeld in Adr. Boer, ‘Over batikwerk in Nederland’, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 13 (1903), afb. 1. Bron: dbnl

Hoewel er geen tentoonstellingen te vinden zijn waarvoor Weerman aantoonbaar batiks aanlevert, zijn er wel indicaties dat de techniek haar niet loslaat, ook al treedt ze er niet meer mee in de openbaarheid. Iets dergelijks blijkt bijvoorbeeld uit een bijdrage aan het schoolmuseum in Paramaribo. De Vereeniging tot bevordering van het onderwijs in Suriname brengt in dit schoolmuseum namelijk niet alleen leermethodes bijeen, maar ook materiaal om het onderwijs aanschouwelijk te maken. Zo is er onder andere een afdeling gewijd aan “Oost-Indië” oftewel Nederlands-Indië (het huidige Indonesië). Daarvoor doneert Weerman zogenaamde ’tjantings’ die gebruikt worden om te batikken. De donatie laat ten minste zien dat Weerman de spullen in huis heeft om te kunnen batikken.[19]

Terugkeer naar Nederland

In 1925 woont Weerman weer in Groningen. Ook dan zijn er aanwijzingen dat het batikken is blijven achtervolgen. In januari wordt ze eerst penningmeester van de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen volgens Groninger dagblad (28 januari 1925). Als ze in december vervolgens tot bestuurslid wordt gekozen, geeft de firma Talens een instructie batikken en sjabloneren.[20] Het kan bijna geen toeval zijn dat de instructie haar benoeming tot bestuurslid vergezelt. Wellicht vindt de bijeenkomst plaats op haar verzoek of heeft iemand haar gevraagd om iets dergelijks te organiseren. Mogelijk speelt ze zelfs een actieve rol tijdens instructie.

Als Weerman uiteindelijk op 9 december 1951 overlijdt, woont ze in Bloemendaal, vlakbij Haarlem, weer in de buurt van de plaats waar haar carrière als batikkunstenares en wetenschappelijk tekenares zijn aanvang neemt.[21]

In dienst van de wetenschap

Weerman die overigens niet genoemd wordt in kunstenaarslexica zoals Scheen of AKL, is actief als batikkunstenares. Daaraan was mijn vorige post ‘Proeven in batik’ gewijd. Haar carrière in batik gaat vliegend van start, maar komt rond 1903 abrupt ten einde. Ook al zijn er enkele indicaties dat Weerman zich ook na 1903 met batik blijft bezighouden, ze exposeert dit werk waarschijnlijk niet meer.

Langer dan batik, en zeker meer publiekelijk, is Weerman actief als illustratrice en tekenares. Ze illustreert veelal wetenschappelijke studies en blijft dat doen, ook na haar verhuizing naar Suriname in 1904. Daar raakt ze immers betrokken bij de experimenten in het landbouwproefstation te Paramaribo. Botanicus Alide de Jonge maakt bijvoorbeeld graag gebruik van Weermans tekentalent zoals haar echtgenoot Johannes Sack en docent en vriend Maurits Greshoff eerder hebben gedaan. Mogelijk onthult verder onderzoek meer bijdragen van Weerman aan wetenschappelijke studies. Hoe dan ook, de tekeningen laten zien hoe Weerman zichzelf ook als tekenares in dienst blijft stellen van de wetenschap, zoals ze eerder met haar batikproeven heeft gedaan.


Tekeningen

Drie van de hieronder afgebeeld tekeningen zijn illustraties die Weerman maakt voor wetenschappelijke plantenstudies, respectievelijk van Maurits Greshoff in 1894 (cat. 2), Johannes Sack in 1903 (cat. 5) en Alide de Jonge in 1909 (cat. 6). De anderen daarentegen laten Weermans creatieve kant zien, maar ook deze ontwerpen staan ten dienste van de wetenschap. Immers, de illustratie in het tijdschrift ‘Eigen Haard’ (cat. 3) toont een wetenschappelijke werkplaats, de bundel met sluitstukjes (cat. 4) herdenkt een wetenschapper en het ex-libris ontwerpt Weerman voor een wetenschapper (cat. 1). Kortom, Weermans werk dient de wetenschap.

1894-1909

1. Ex-libris van Maurits Greshoff, vóór 1909, houtsnede, afgebeeld in Vorsterman van Oyen 1910, Fig. 39.

Bron: Delpher

1894

2. Agathis loranthifolia, illustratie van Maurits Greshoff, Schetsen van nuttige Indische planten (Amsterdam: J.H. de Bussy, 1894), p. 232.

Bron: Google Books

1898

3. Tentoonstellingszaal en laboratorium van het Koloniaal Museum, gesigneerd en gedateerd ‘1898 Meta Weerman’ (linksonder), illustratie van H. Wefers Bettink, ‘Het scheikundig laboratorium …’, Eigen Haard 21, nr. 24 (11 juni 1898), p. 373. Opnieuw afgedrukt in Tijdschrift der Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid (1898), p. 266 [Delpher].

Bron: Eigen Haard

1902

4. Verschillende sluitstukjes, 1902, lijntekeningen, gereproduceerd in Rumphius Gedenkboek 1902, p. 62, 88 en 108.

Bron: internet archive

p. 108

1903

5. Kadam-zaad, illustratie van Johannes Sack, ‘Onderzoek van twee Nederlandsch-Indische vetsoorten’, De Indische mercuur (28 april 1903), p. 2.

Bron: Delpher

1909

6. Cacaotak, zijaanzicht en dwarsdoorsnede, driekleurendruk van F.E. Macdonald, Nijmegen, illustratie van A.E. Hall-de Jonge, ‘Canker of Cacao’, Recueil des travaux botaniques néerlandais 6 (1909), pl. II.

Bron: internet archive


Literatuur

  • Amsterdam, Catalogus van de afdeeling koloniën Oost- en West-Indië van de tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’, gehouden te Amsterdam, Mei-October 1913 (Groningen: Romelingh & Co, 1913). [Delpher].
  • Burgers, Cornelis A., ‘De “Nederlandse tentoonstelling van decoratieve kunst” in het Museum van Kunstnijverheid te Kopenhagen, 1904’, Antiek 7, nr. 1 (1972), p. 9-32.
  • Enschedé, A.J., De geschiedenis van het Museum van Kunstnijverheid en de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten te Haarlem, der Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel 1877-1927 (Vereeniging tot Beheer van het Museum en de School [1928]). [Delpher]
  • Vorsterman van Oyen, A.A., Les dessinateurs néerlandais d’ex-libris (Arnhem: Archives Généalogiques & Héraldiques, 1910). [Delpher]

Noten

[1] Maurits Greshoff, Schetsen van nuttige Indische planten (Amsterdam: J.H. de Bussy, 1894), p. 232 [Google Books].

[2] Vorsterman van Oyen 1910, p. 18 en 39, nr. 3.

[3] Rumphius-Gedenkboek 1702-1902, uitgegeven door het Koloniaal Museum te Haarlem, 15 juni 1902 (Amsterdam: J.H. de Bussy, 1902) [internet archive].

[4] Verslag der Rumphius-herdenking (Amsterdam: J.H. de Bussey, 1903), p. 8 [Delpher].

J. Prent, Batik op zijde, afgebeeld in M. P. Verneuil, ‘Le batik’, Art et Décoration (1905), ill. na p. 44 [internet archive]

[5] Zie Enschedé 1928, p. 93. J.R. Prent draagt ook bij aan de inzending van het Koloniaal Museum voor de tentoonstelling in Kopenhagen in 1904. Zie Burgers 1972, p. 26. Zijn werk is afgebeeld in een artikel van M. P. Verneuil, ‘Le batik’, Art et Décoration 18 (juli-december 1905), p. 155-163, ill. na p. 44 [internet archive]. Toch is er weinig bekend over Prent. Hij is waarschijnlijk te identificeren als Johannes Rudolph Prent, geboren op 14 mei 1881 en getrouwd op 14 juli 1910, van beroep architect volgens de huwelijksakte. Zijn moeder heet Margaretha van den Berg. Het suffix ‘van den Berg’ dat soms aan Prents achternaam wordt toegevoegd, komt dus waarschijnlijk van moeders kant. Zie Stadsarchief Rotterdam, archief 999-06 Burgerlijke Stand Rotterdam, huwelijksakten 1910K, Akten 1536-1926, even, aktenr. 1644 [Stadsarchief Rotterdam].

[6] Verslag der Rumphius-herdenking (Amsterdam: J.H. de Bussey, 1903), titelblad [Delpher].

[7] Meta Weerman, ‘Beschrijving eener “proeflap” als voorbeeld van batik-verven in zes kleuren’, overdruk uit Indische Mercuur (30 juli 1901) [Delpher].

[8] Greshoff vermeldt hem bijvoorbeeld in november 1899 in een artikel over gondangwas in Tijdschrift der Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid dl 3 (1899), p. 474 [Delpher]. Greshoff noemt dan “20 elementair-analyses [die] zijn noodig geweest, deels door mijzelven, deels door de heeren J. Sack en P.H. Buisma in dit laboratorium [van het Koloniaal Museum] verricht.”

[9] ‘Verslag over het jaar 1900’, Bulletin van het Koloniaal Museum te Haarlem 24 (april 1901), p. 20 [internet archive]. Voor het proefschrift, zie F.W. van Eeden, Houtsoorten van Nederlandsch Oost-Indië, tevens beschrijving der meest bekende boomen van den Nederlandsch-Indischen archipel en hunne waarde voor de huishouding (Haarlem: Erven Loosjes, 1905), p. 176 [Delpher].

[10] Tijdschrift der Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid dl 6 (1 mei 1902), p. 272 [Delpher].

[11] Zie J. Sack, “Onderzoek van twee Nederlandsch-Indische vetsoorten (Mededeeling uit het Laboratorium van het Koloniaal Museum te Haarlem’, De Indische mercuur (28 april 1903), p. 1 [Delpher].

[12] Cultura: uitgave van de Vereeniging van Oudleerlingen der Rijkslandbouwschool 15 (1903), p. 563 [Delpher].

[13] Pharmaceutisch weekblad 40, nr. 23 (1903), p. 452 [Delpher]. In 1904 analyseren Greshoff en Rudolf Adriaan samen bijvoorbeeld de manggavrucht. ZIe Landbouw: Tijdschrift der Vereeniging van Landbouwconsulenten in Nederlandsch-Indië 11 (1935), p. 374 [Delpher].

[14] Voor het huwelijk, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.46, inv.nr. 21904, 05-05-1904, aktenr. 152 [Noord-Hollands Archief]. Er bevindt zich een foto van Meta Weerman in het Stadsarchief Rotterdam, archief 39: Familie Mees, inv.nr. 1537: Foto’s van anderen dan leden van het geslacht Mees [Stadsarchief Rotterdam]. Voor de geboorte van Wilhelmina Hendrika Sack, zie: Nationaal Archief Suriname, archiefnr. 2.10.61, inv.nr. 122, aktnr. 587.

[15] Alide E. Hall-De Jonge, ‘Kanker of Roodrot van den cacaoboom veroorzaakt door Spicaria colorans n. sp’, Bulletin van het Departement van den Landbouw Suriname 20 (november 1909), pl. I: fig. 1 en 2 [Delpher], ook in het Engels: ‘Canker of Cacao’, Recueil des travaux bot Neérl 6 (1909) [internet archive].

[16] Verslag over het jaar 1908: Inspectie van den Landbouw in West-Indië (augustus 1908), p. 1 [internet archive].

[17] Amsterdam 1913, p. 50.

[18] ‘Vereeniging “Huisarbeid”‘, De Surinamer (22 maart 1917), p. 2 [Delpher].

[19] Catalogus van het schoolmuseum te Paramaribo, opgericht door de vereeniging tot bevordering van het onderwijs in Suriname (Paramaribo: Van Ommeren, 1916), p. 37 [Delpher].

[20] Maandblad van de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen 13, no 12 (december 1925), p. 378 [Delpher]. Het adres is H.W. Mesdagstraat 58a. [Maandblad van de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen 15, nr. 4 (april 1927), p. 133 [Delpher].

[21] Voor de overlijdensakte van Sack, zie Het Utrechts Archief, archief 1221, inv.nr. 1990, 05-12-1950, aktenr. 514 [Het Utrechts Archief]. Voor de overlijdensakte van Weerman in Bloemendaal, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 617, inv.nr. 3780, 11-12-1951, aktenr. 258 [Noord-Hollands Archief].

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to Top