Boekbanden

De Nijmeegsche Vrouwen Club, gevestigd in een pand aan de Sloetstraat 1 in Nijmegen, wil ruimte bieden aan vrouwen voor vergadering, discussie en ontwikkeling. Bovendien belooft het bestuur bij de oprichting in 1925 zorg te dragen voor tentoonstellingen en voordrachten. De eerste van een gestage reeks exposities van kunst en nijverheid is gewijd aan het “werk van kunstenares mej. Nering Bögel” volgens bericht in Provinciaal Geldersche en Nijmeegsche courant, of PGNC (22 juni 1925). Laurence Johanna Nering Bögel (1868-1947) ontwerpt boekbanden, vooral voor particulieren, maar komt desondanks niet voor in kunstenaarslexica. Alleen kunsthistorica Marjan Groot noemt haar in haar overzichtswerk Vrouwen in de vormgeving (2007) waarin zij stelt dat Nering Bögel niet professioneel werkt. Het doet de vraag rijzen wat er precies onder professioneel verstaan moet worden.

Nijmeegse Vrouwen Club

De volledige speech bij de officiële opening van de Nijmeegsche Vrouwen Club (NVC) wordt afgedrukt in de krant PGNC (22 juni 1925). Daarin onthult de kersverse voorzitter en initiatiefnemer Gerarda André de la Porte dat een vrouwenclub in Stockholm haar tot voorbeeld gediend heeft, maar dat de directe aanleiding vooral de recente opheffing van het Nijmeegse leesmuseum is. Dit leesmuseum, dat niet zozeer een museum als wel een bibliotheek met leeszaal was, richtte zich uitsluitend op vrouwen. De opheffing in 1924 brengt vervolgens een groep vrouwen in beweging, onder wie André de la Porte.[1]

In februari bericht een verslaggever van PGNC (3 februari 1925) dat het enkele Nijmeegse vrouwen gelukt is om de boekencollectie van de opgeheven leeszaal te kopen, met de bedoeling deze aan de NVC te schenken. Anders gezegd, de verzameling krijgt een nieuw thuis in de vrouwenclub. Zo voorkomen de inrichters dat de erfenis van het leesmuseum versnipperd raakt. Dankzij deze inspanningen hebben vrouwen in NIjmegen – mits zij lid zijn van de vrouwensociëteit NVC – dus opnieuw een ruime bibliotheek tot hun beschikking.

In maart 1925 lukt het de oprichters van de NVC bovendien om en pand aan de Sloetstraat te verwerven waar de bibliotheek kan worden ondergebracht, met een leer- en studeerkamer erbij. Dat bericht tenminste PGNC op 27 maart 1925. Naast bibliotheek en leeszaal krijgt de NVC bovendien nog andere functies. Het clubgebouw aan de Sloetstraat bevat namelijk tevens een conversatiekamer, een speelkamer, een theekamer, zo valt op te maken uit PGNC (22 juni 1925).

Daarbij is er bovendien nog een ruimte om te overnachten. Die logeerruimte is vooral bedoeld om vrouwen te huisvesten van andere vrouwenclubs in den lande en daarbuiten. André de la Porte weet namelijk ook een verband tot stand te brengen met de Lyceumclub in Londen. Daardoor kunnen de leden van de NVC logeren bij aangesloten clubs in andere steden, terwijl leden van andere vrouwenclubs aan de Sloetstraat kunnen verblijven.

Tentoonstellingen

Ten slotte organiseert de NVC voor haar leden lezingen en tentoonstellingen waarvan de eerste, zoals gezegd, is gewijd aan “boekbanden door mej. L. Nering Bögel”. Voorts schrijft een journalist in De gelderlander (27 maart 1925) over deze boekbindster:

Mej. Nering Bögel, die haar opleiding genoot in Engeland, bezat vóór den oorlog een atelier in Brussel, waar zij vele pracht banden voor particuliere bibliotheken maakte. Zij heeft zich thans in den Haag gevestigd. Zeker zullen vele dames hier ter stede, die zelf boekbinden, verlangend zijn haar werk eens te zien.

Dat juist Nering Bögel voor de eerste tentoonstelling is gestrikt, lijkt geen willekeur, want deze vrouw is in 1907 nog bestuurslid geweest van de recent opgeheven leeszaal aan de Van Welderenstraat. Mogelijk kent zij Gerarda André de la Porte al sinds die tijd. In ieder geval zal zij enkele van de oprichters van de NVC goed gekend hebben, want de banden tussen het leesmuseum en de NVC zijn hecht. Het boekenbezit van het leesmuseum ligt immers aan de basis van de NVC.

Nijmegen

Dan rest de vraag: wie is “mej. L. Nering Bögel”?

Laurence Johanna Nering Bögel is de dochter van ijzerfabrikant Adriaan Laurent Peter Dignus Nering Bögel en huisvrouw Anna Maria van Hoijtema. Als Laurence wordt geboren, heeft het echtpaar reeds twee kinderen: Hermina Cornelia Elisabeth, geboren op 3 september 1863, en Susanna Cornelia op 8 februari 1865.[2] Na een verhuizing naar Heumen wordt dan op 9 februari 1868 een derde dochter geboren: Laurence Johanna.[3] Na wederom een verhuizing wordt vervolgens in Mill op 4 oktober 1871 een vierde en laatste dochter geboren die de namen Wilhelmina Jacoba krijgt.[4]

Op 15 september 1881 verhuist het voltallige gezin naar Nijmegen.[5] Na enkele jaren in de Gelderse stad gewoond te hebben, overlijdt op 7 juli 1888 vader en het hoofd van het gezin.[6] Het verdriet “van mij en mijne kinderen” is groot, laat de weduwe daarna weten in een overlijdensadvertentie in PGNC (17 juli 1888).

Na enkele testamentaire afwikkelingen vertrekt Van Hoijtema dan op 14 november naar Nieuwer Amstel, samen met haar jongste dochter, terwijl de oudste van de vier kinderen, Hermina, naar Groningen vertrekt.[7] Susanna, dan 23 jaar, verhuist naar Culemborg waar haar moeder Anna Maria van Hoijtema, oorspronkelijk vandaan komt en ongetwijfeld nog familie heeft. Laurence ten slotte gaat naar Deventer waar ook leden van de familie Nering Bögel wonen, onder andere een zus van haar overleden vader.

Academie van Beeldende Kunsten

Het verblijf van Laurence in Deventer is bovendien van tijdelijke aard. Kort erna verhuist ze naar een woning aan De Ruijterstraat 12 in Den Haag waar ze vanaf 1890 lessen aan de Academie van Beeldende Kunsten volgt. In opeenvolgende jaren neemt ze deel verschillende zomer en wintercursussen tekenen voor een akte tot het geven van middelbaar onderwijs.[8] In de jaren 1892-1893 en 1893-1894 volgt ze waarschijnlijk ook nog twee maal een schildercursus, al wordt ze dan slechts aangeduid met “Nering-Bögel” en abusievelijk als “Nering-Bögel, Mej. J.”[9]

Op 31 mei 1895 verhuist Anna Maria van Hoijtema vervolgens met haar twee jongste dochters Laurence en Wilhelmina vanuit Den Haag terug naar Nijmegen.[10] Na korte tijd in Bottendaal verhuist het gezin vervolgens naar de Koninginnelaan. Als inmiddels geëxamineerd onderwijzeres handtekenen vat Laurence daar het plan op om teken- en schilderlessen te gaan verzorgen.

Advertentie in Provinciale Geldersche en Nijmeegsche courant (28 mei 1895), p. 3. Bron: RAN.

Ondertussen haalt Nering Bögel ook nog diploma A “voor de zuivere toepassing van het correspondentieschrift en vertrouwdheid met het systeem Stolze-Wéry” volgens bericht in PGNC (19 juli 1896). In november 1896 haalt ze bovendien diploma B tot het geven van onderwijs in stenografie volgens het systeem Stolze-Wéry volgens PGNC (15 november 1896).

Advertentie in PGNC (15 november 1896), p. 6. Bron: RAN

Ook in dit snelschrift gaat ze vervolgens lesgeven volgens een advertentie in dezelfde krant.

Vrouwenarbeid

Ondertussen ontwikkelt Nering Bögel zich ook verder op artistiek vlak, vooral als ontwerpster. Marjan Groot constateerde immers al dat ze in 1898 deelneemt aan de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid.[11] Ze staat dan als “L.J. Nering Bögel, Nijmegen” in de catalogus. Voor de afdeling Toegepaste Kunst maakt ze “composities” voor een muurbord, tegels, behang en een tafelblad die daar voor 5, 5, 15 en 20 euro te koop zijn.

Op 2 november 1898 verhuist Nering Bögel om onbekende redenen weer terug naar Den Haag.[12] Mogelijk houdt de verhuizing verband met de inmiddels afgelopen Haagse tentoonstelling of werkzaamheden die daaruit voortvloeien of mogelijk volgt ze er nog een aantal lessen. Het Haagse verblijf duurt een half jaar, want op 21 juni 1899 keert ze al weer terug naar het moederlijk huis in Nijmegen.

Leesmuseum

Behalve artistiek ontplooit Nering Bögel zich ondertussen ook op maatschappelijk vlak. In 1907 wordt ze namelijk bestuurslid van de vereniging ‘Het Leesmuseum’ volgens PGNC (29 januari 1907). Deze vrouwenvereniging die in 1899 is opgericht, stelt zich ten doel de intellectuele ontwikkeling van de leden te bevorderen door hen de gelegenheid te verschaffen dag- en weekbladen, tijdschriften, boeken en brochures te lezen en aldaar te bespreken.

De bibliotheek valt in goede aarde, want in 1906 staat in het jaarverslag van de gemeente te lezen:

De groote stijging, vooral in 1906 (130-168), schrijft het bestuur toe aan de betere lokalen, die in dat jaar werden betrokken; de vereeniging bracht hare leeszaal, boekerij enz. van Molenstraat 138, bovenwoning, over naar Van Welderenstraat 122, benedenverdieping.

Verslag van den Toestand der Gemeente Nijmegen over het jaar 1906 (Nijmegen: F. E. Macdonald, z.j.), p. 118 [RAN].

Het jaar na de verhuizing van de leeszaal naar de locatie aan de Van Welderenstraat treedt Nering Bögel toe tot het bestuur. Wellicht raakt ze via het leesmuseum ook bekend met Gerarda Johanna André de la Porte die zich immers betrokken toont met de collectie als het leesmuseum in 1924 wordt opgeheven.

Brussel

Het blijft onduidelijk wanneer Nering Bögel zich op boekbanden gaat toeleggen. Zoals te lezen is in De gelderlander (27 maart 1925) volgt ze voor het maken daarvan een opleiding in Engeland. Wanneer ze precies in Engeland verblijft en bij wie ze lessen volgt, is echter niet bekend. Waarschijnlijk volgt dit verblijf op haar inzet voor het leesmuseum en zal haar verblijf op de Britse eilanden dus na 1906 zijn geweest.

Vervolgens vestigt Nering Bögel zich in Brussel waar ze met Marie Voûte atelier houdt. Samen maken de twee vrouwen daar naam met het vervaardigen van sierbanden, vooral voor bibliotheken van particuliere opdrachtgevers.

Gastenboek

Een band van Nering Bögel en Voûte bevindt zich in de collectie van de KB – Nationale Bibliotheek. Het gaat om een band van een gastenboek, gedecoreerd met een toepasselijke berijmde tekst in goudstempeling: “Mijn huis zij als uw eigendom. Zijt er van harte wellekom.”

Nering Bögel en Marie Voûte, band van een gastenboek, licht schapenleer over kartonnen platten, ingesneden, 244 x 266 mm. KB – Nationale Bibliotheek, KW 1784 A 17 [BAND]. Bron: KB

Mogelijk correspondeert de genoemde sierband in de collectie van de KB met enig van de vier banden op de tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’ waaraan Voûte en Nering Bögel gezamenlijk deelnemen. Hun bijdragen worden in de catalogus echter slechts “boek” genoemd, zonder verdere specificatie behalve de prijzen die respectievelijk 18, 20, 40 en 8 gulden bedragen.[13]

Het werk van Nering Bögel en Voûte is daarnaast te zien op een tentoonstelling van decoratieve en toegepaste kunst ‘Werken van de Belgische vrouw’, gehouden in het Kunstnijverheidsmuseum in Haarlem in 1914.[14] Hieraan neemt Nering Bögel, die Nederlandse is en geen Belgische, deel omdat zij op dat moment in Brussel gevestigd is en omdat zij met de Belgische Voûte samenwerkt.

Onder de in Haarlem tentoongestelde werken is slechts één gastenboek. Het gaat hier waarschijnlijk om een ander dan die in de KB, want dat is er een met blindstempeling en geen goud.

Hoogst voldaan

Het tentoongestelde werk valt in de smaak bij de pers. Als journaliste Elis M. Rogge de afdeling Toegepaste Kunst van de Amsterdamse tentoonstelling bezoekt, schrijft deze daarover in Nieuwe Rotterdamsche courant (17 mei 1913):

Nog één blik op het kantwerk, de mooie Iersche kantstukken van mej. Stort, op kraag en manchetten van mej. Sornani met den krachtig werkenden roosjesrand, op het sierbindwerk der dames Abresch, Nering Bögel en Marie Voute, en hoogst voldaan nemen wij afscheid van deze afdeeling

Naast het tentoongestelde werk maken Nering Bögel en Voûte ongetwijfeld meer banden in hun atelier in Brussel. De Eerste Wereldoorlog zorgt er echter voor dat zij hun gezamenlijke activiteiten in Brussel moeten afbreken, zo blijkt uit de korte levensschets van Nering Bögel in De gelderlander (27 maart 1925).

Vier zussen

Overlijdensadvertentie van Anna Maria van Hoijtema in PGNC (9 maart 1917), p. 3. Bron: RAN

Op 17 maart 1917 overlijdt bovendien Nering Bögels moeder.[15] Drie zussen – Hermine, Laurence en Wilhelmina – laten daarop in PGNC (9 maart 1917) een overlijdensadvertentie plaatsen. Hun zus Susanna staat er niet met haar naam onder het familiebericht. Zij is enkele jaren eerder namelijk al overleden, pas 48 jaar oud.

Hermine staat in de advertentie vermeld onder de naam Losecaat Vermeer. Zij is namelijk in 1897 getrouwd met bloemkweker Leonard Hendrik Willem Losecaat Vermeer en woont inmiddels aan de Graafseweg in Nijmegen.[16] Laurence en haar zus Wilhelmina, beide ongehuwd, blijven samen wonen in het moederlijk huis op Pater Brugmanstraat 16. Zo veel blijkt ook uit een advertentie voor een dienstbode in PGNC (5 maart 1919).

Woning aan de Pater Brugmanstraat 16 (ingang links) in Nijmegen. Bron: Google Maps

In 1923 overlijdt Wilhelmina op 52-jarige leeftijd. Hermine en Laurence laten vervolgens een overlijdensadvertentie plaatsen in PGNC (14 november 1923) waarin zij het overlijden van hun ‘lieve Zuster” wereldkundig maken.

Ooglijders

Wanneer Wilhelmina overlijdt, laat zij per legaat 500 gulden na aan de stichting voor ooglijders volgens PGNC (1 oktober 1925). Achter deze wilsbeschikking gaat een langdurige inzet voor oogpatiënten schuil. Wilhelmina raakt namelijk nauw betrokken bij de inrichting voor ooglijders van dr Nicolaï aan de Berg en Dalseweg in Nijmegen. In het verslag van deze inrichting over het jaar 1908 – afgedrukt in PGNC (10 juni 1909) – wordt zij namelijk expliciet bedankt “voor de groote diensten, die zij de instelling voortdurend bewijst”.

Kunstcomité

In 1909 neemt (waarschijnlijk dus Wilhelmina) Nering Bögel bovendien zitting in een organiserend comité van een kunstavond waarvan de opbrengsten ten goede komen aan de inrichting, volgens PGNC (16 oktober 1909). Ook mevrouw Van Houweninge-Hamerslag, de moeder van kunstenares Adriana van Houweninge, over wie ik eerder een blogpost ‘Atelier in een theekoepel’ schreef, neemt daarin zitting. In het zevende jaarverslag van de inrichting, opgenomen in De gelderlander van 22 mei 1910, staat vervolgens te lezen hoeveel de avond heeft opgebracht. Dat is maar liefst 1709,46 gulden. In dat jaarverslag wordt Wilhelmina bovendien nogmaals bedankt voor haar inzet.

Wilhelmina wordt vervolgens actief als correspondente van de Nationale Vereniging van Blindenzorg waarvoor zij geld inzamelt. Naar aanleiding daarvan ontstaat in september 1912 onenigheid tussen Wilhelmina Nering Bögel en Hendrik Zegers de Beijl als lid van de raad van toezicht van het Tehuis voor Alleenstaande Blinden in Nijmegen. In een gezonden stuk in PGNC (11 september 1912) stelt Zegers de Beijl namelijk het gebrek in Nijmegen aan donateurs, colporteurs en correspondenten voor de vereniging Nationale Blindenzorg aan de kaak.

Onenigheid

Verbolgen reageert vervolgens Nering Bögel in PGNC (12 september 1912) omdat zij immers actief is als correspondente en als zodanig geld voor de vereniging heeft ingezameld:

Het kan mogelijk zijn, dat de schrijver dit alles slechts zeer weinig vindt en Z. Ed. in mijn plaats een veel grooter financieel resultaat had bereikt.

De gemoederen lopen hoog op. Er ontspint zich een welles-nietesspelletje dat zich over PGNC van 13 en 14 september 1912 uitstrekt zonder dat een van beiden water bij de wijn doet. Het gevolg is dat Nering Bögel afstand doet van haar functie als correspondente omdat, zo schrijft zij in PGNC (13 september 1912):

de heer Z. de B. met zijn schrijven mij allen lust benomen [heeft], mij verder met deze zaak in te laten

Of Wilhelmina Nering Bögel wel actief blijft voor de inrichting van dr Nicolaï is niet duidelijk. Hoe dan ook blijft ze emotioneel bij de inrichting betrokken, want ze neemt de stichting dus wel op in haar testament.

Den Haag

Met het overlijden van haar jongere zus lijkt niets Laurence nog in Nijmegen te houden. Op 10 november 1924 verhuist ze namelijk naar Den Haag, al exposeert ze haar werk dus nog wel op de eerste tentoonstelling in het pand van de nieuw opgerichte NVC aan de Sloetstraat in Nijmegen in 1925.[17]

In Den Haag blijft Nering Bögel de rest van haar leven wonen, ook al is dat niet steeds op dezelfde plek. Van 1924 tot 1947 bewoont ze panden aan verschillende adressen, eerst aan de Van Stolkweg 13 (tot 29 juni 1925). Daarna betrekt ze een pand aan de Delistraat 9 waar ze ruim 5 jaar woont (tot 13 december 1930).[18]

Advertentie in Haagsche courant (5 januari 1926), p. Bron: Delpher

In 1927 overlijdt dan Hermine volgens PGNC (23 juli 1934). Onder haar overlijdensadvertentie staat alleen de naam van Laurence, de laatst overgebleven van de vier zussen, met als woonplaats dus inmiddels Den Haag. Ook plaatst Nering Bögel op 28 augustus een dankbetuiging in PGNC “aan allen, die mij hun deelneming hebben betuigd bij het overlijden mijner Zuster”.

Ingang van het flatgebouw ‘Oldenhove’ Laan van Meerdervoort 52, ca 1972. Haags gemeentearchief te Den Haag, archief 24438, identificatienr. 0.41279. Bron: Haags Gemeentearchief

In 1930 verhuist Laurence vervolgens naar een woning in het recent opgeleverde complex Oldenhove aan Laan van Meerdervoort 52. Dit gebouw is een ontwerp van Amsterdamse architect F.A. Warners in opdracht van de Amsterdamsche Maatschappij ter Exploitatie van Etagewoningen. Nering Bögel woont er 8 jaar, tot 27 februari 1938. Dan verhuist ze naar de Koningskade 5. Daar overlijdt ze, als laatste van haar zussen, op 25 december 1947.[19] Ze wordt 77 jaar oud.

Serieus werk

Kunsthistorica Marjan Groot is een van de weinige kunsthistorici en kunstenaarsbiografen die Nering Bögels boekbanden noemt. Van Groot krijgt de boekbindster dus waardering. Daaraan voegt de kunsthistorica toe dat Nering Bögel “niet professioneel” werkt.[20] Die opmerking lijkt echter in tegenspraak met de opmerking in De gelderlander in 1925 dat Nering Bögel voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog een eigen atelier heeft in Brussel.

Allereerst volgt Nering Bögel gedegen onderwijs, eerst aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag (1890-1894). Vervolgens neemt ze les in Engeland, waarschijnlijk tussen 1908 en 1912. Daarna vestigt ze zich in Brussel waar ze, samen met boekbindster Marie Voûte, “vele prachtbanden voor particuliere bibliotheken” maakt volgens bericht in De gelderlander in 1925. Deze banden exposeren zij bovendien. Kortom, Nering Bögel maakt serieus werk van haar boekbanden, al komt er met de Eerste Wereldoorlog een einde aan haar werkplaatspraktijk in Brussel.


Noten

[1] Voor de vroegste berichtgeving over de plannen tot oprichting, zie PGNC (13 december 1924), p. 1 [RAN], maar ook het archief in Regionaal Archief Nijmegen, archief 1095: Nijmeegse Lyceumclub 1925 – 2009 [RAN].

[2] Voor de geboorteakte van Hermina Cornelia Elisabeth, zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207, inv.nr. 4535.04, aktenr. 80: 4 september 1863 [Gelders Archief] en voor Susanna Cornelia, zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207, inv.nr. 1016.01, Geboorteregister, aktenr. 8: 10 februari 1865 [Gelders Archief].

[3] Voor de geboorteakte van Laurence Johanna, zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207, inv.nr. 4095.08, aktenr. 4: 11 februari 1868 [Gelders Archief].

[4] Voor de geboorteakte van Wilhelmina Jacoba, zie Brabants Historisch Informatie Centrum te Brabant, archief 50, inv.nr. 5276, Geboorteregister Mill en Sint Hubert 1871, aktenr. 63 [BHIC].

[5] Regionaal Archief Nijmegen, archief 679, inv.nr. 33075, 1880, Wijk G, deel 1, Hatert, huisnummers 1 – 62, folio 53 [RAN].

[6] Voor de overlijdensakte van Adriaan Laurent Peter Dignus Nering Bögel, zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207, inv.nr. 1296.01, 10-07-1888, Nijmegen, Overlijdensregister, aktenr. 430 [Gelders Archief].

[7] Voor de testamentaire verwikkelingen, zie PGNC (9 augustus 1891), p. 4 [RAN].

[8] Haags Gemeentearchief, archief 0058-01: Academie van Beeldende Kunsten, inv.nr. 461: Zomercursus 1890 [Haags Gemeentearchief]; id., inv.nr. 462: Voor de wintercursus, 1890 – 1891 [Haags Gemeentearchief]; id., inv.nr. 463: Voor de wintercursus, 1890 – 1891 [Haags Gemeentearchief]; id., inv.nr. 464: Voor de zomercursus 1891 [Haags Gemeentearchief]; id., inv.nr 465: Voor de wintercursus, 1891 – 1892 [Haags Gemeentearchief]; id., inv.nr. 466: Voor de wintercursus, 1891 – 1892 [Haags Gemeentearchief]; id., inv.nr. 468: Voor de wintercursus, 1892 – 1893 [Haags Gemeentearchief].

Waarschijnlijk woont Laurence in Den Haag met haar moeder. Volgens het Haagse adresboek woont in 1893 op het adres De Ruijterstraat 12 immers de weduwe Nering Bögel, waarmee waarschijnlijk Van Hoijtema wordt bedoeld. Zie Haags Gemeentearchief, archief 7008-01 Adresboekjes ‘s-Gravenhage: Adresboekje ‘s-Gravenhage (1893), p. 295 [Haags Gemeentearchief].

[9] Id., inv.nr. 469: Voor de wintercursus, 1892 -1893 [Haags Gemeentearchief] en id., inv.nr. 471: Voor de wintercursus 1893 – 1894 [Haags Gemeentearchief].

[10] Regionaal Archief Nijmegen, archief 679, inv.nr. 33099, 1890, Wijk A, deel 14, folio 139 [RAN].

[11] Marjan Groot, Vrouwen in de vormgeving in Nederland, 1880-1940 (Rotterdam: 010, 2007), p. 62 en 514 [Google Books]. Zie bovendien cat. Den Haag, Nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid te ’s Gravenhage juli – september 1898 (1898), p. 333 [Google Books].

[12] Regionaal Archief Nijmegen, archief 679, inv.nr. 33099, 1890, Wijk A, deel 14, folio 139 [RAN]. Volgens de Haagse adresboeken woont ze dan aan de Van Galenstraat 41. Zie Haags Gemeentearchief, archief 7008-01: Adresboekjes ‘s-Gravenhage: Adresboekje ‘s-Gravenhage (1899); p. 413 [Haags Gemeentearchief].

[13] Cat. Amsterdam, Catalogus van de tentoonstelling De vrouw 1813-1913, Meerhuizen-Amsteldijk, mei-october 1913 Amsterdam (1913), p. 451-452, nrs. 5-7 en 27 [Delpher]. Zie ook Groot 2007 (n. 11), p. 324-325 en 514.

[14] Cat. Haarlem, Museum van Kunstnijverheid, Tentoonstelling van decoratieve en toegepaste kunst, werken van “de Belgische vrouw”, 14 Maart-14 April (1914).

[15] Voor de overlijdensakte van Anna Maria van Hoijtema, zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207, inv.nr. 8604, aktenr. 243: 8 maart 1917 [Gelders Archief]. Voor de overlijdensadvertentie van Susanna Cornelia Nering Bögel, zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207A, inv.nr. 8602.01, aktenr. 635: 27 september 1913 [Gelders Archief].

[16] Voor de huwelijksakte, zie Gelders Archief, archief 0207, inv.nr. 1122.01, aktenr. 198: 18 augustus 1897 [Gelders Archief].

[17] Haags Gemeentearchief, archief 0354-01, inv.nr. 1266, 1913, Haags Bevolkingsregister (gezinskaarten) [Haags Gemeentearchief]. Voor de Delistraat, zie ook achtereenvolgens Haags Gemeentearchief, archief 7008-01 Adresboekjes ‘s-Gravenhage: Adresboekje ‘s-Gravenhage (1926), p. 1043 [HG], (1927), p. 1069 [HG], (1928), p. 528 [HG], (1929), p. 1019 [HG] en (1930), p. 580 [HG]. Vervolgens voor Laan van Meerdervoort, zie Adresboekje ‘s-Gravenhage (1931), p. 587 [HG] en (1934), p. 508 [HG] en p.1089 [HG], (1935), p. 1123 [HG], (1936), p. 543 [HG] en p. 1146 [HG], (1937), p. 535 [HG] en p. 1151 [HG] en (1938), p. 1072 [HG]. Voor de Koningskade, zie ten slotte Adresboekje ‘s-Gravenhage (1939), p. 499 [HG] en (1940), p. 497 (abusievelijk met huisnr. 3) [HG].

[18] Haags Gemeentearchief, archief 0354-01, inv.nr. 1266, 1913, Haags Bevolkingsregister (gezinskaarten) [HG].

[19] Voor de overlijdensakte van Laurence Johanna Nering Bögel, zie Haags Gemeentearchief, archief 0335-01, inv.nr. 1658, Overlijdensakten Den Haag, aktenr. A4735: 19 december 1945 [HG].

[20] Groot 2007 (n. 11), p. 325.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to Top