Onvermoeid aan het werk
Anna van Prooijen (1858-1933) moet jong als dienstbode aan het werk om haar kunstopleiding te bekostigen. Na lessen aan de academie van Sint-Josse-ten-Noode bij Brussel en daarna aan de Rijksnormaalschool in Amsterdam gaat zij als onderwijzeres handtekenen aan de slag. Het werkende leven is echter niet altijd makkelijk vanwege haar vaak falende gezondheid. Toch is ze enorm actief. Behalve als onderwijzeres is ze ook nog tekenares en kunstschilderes en bij haar uitvaart doet de bevriende hoogleraar Johan Adriaan Vollgraff uit de doeken hoe ze dat voor elkaar krijgt. Volgens hem toog Van Prooijen na langere ziekteperiodes onvermoeid aan het werk en werkte dan zelfs harder dan haar gestel veroorloofde.
Jongste
Anna Adriana van Prooijen is de jongste dochter van stedelijk ambtenaar Barend van Prooijen en huisvrouw Adriana van Heel, maar Anna Adriana is niet hun eerste dochter met die naam. Een meisje met de naam Anna Adriana wordt namelijk geboren op 21 december 1845.[1] Het echtpaar heeft dan al twee zonen, één met de naam Hubertis Bernard Adrianis, geboren in 1841 of 1842 in Maassluis en een ander met de naam Johan Mathijs.[2] Die laatste wordt geboren in 1843.
Na Anna Adriana in 1845 komt op 16 april 1848 een meisje ter wereld dat Wilhelmina Cornelia gedoopt wordt. Op 19 maart 1850 volgt dan een levenloos meisje.[3] Daarna wordt het gezin uitgebreid met nog twee jongens: Op 22 december 1851 wordt eerst Adriaan Bernhard geboren en vervolgens Bernard Hendrik op 5 mei 1854.[4]
Van Prooijen en Van Heel hebben dus vier jongens en twee meisjes, als op 13 april 1857 Anna Adriana sterft.[5] Ze is dan pas 11 jaar oud. Op 15 mei 1858 – vader is inmiddels 43 jaar, moeder 40 – wordt ten slotte nog een meisje geboren dat wederom de namen Anna Adriana krijgt.[6]
Met twee gestorven kinderen is de ellende echter niet ten einde. In 1866 sterft ook Wilhelmina Cornelia, pas 17 jaar oud en in 1867 sterft de iets oudere Johan Mathijs, op 24-jarige leeftijd.[7] Hij is inmiddels klerk, net als zijn vader. Op het moment van overlijden heeft hij onbepaald verlof van zijn werkzaamheden als dienstplichtige soldaat bij het achtste regiment Infanterie. Als Anna Adriana 11 jaar oud wordt, heeft zij dus drie broers die nog in leven zijn: Hubertis Bernard Adrianis, Adriaan Bernhard en Bernard Hendrik.
Dienstbode
Als ze 19 jaar oud is, vestigt Van Prooijen zich als dienstbode in Tiel.[8] Waarschijnlijk gaat ze bovenal aan het werk om een opleiding te kunnen bekostigen. Als ze op 8 september 1884 als dienstbode in Amsterdam aan de slag gaat, komt ze namelijk uit Brussel. Daar is ze leerlinge aan de kunstacademie van St-Josse-ten-Noode geweest volgens Het vaderland (16 juli 1884).[9]
Ze is inmiddels dus een gevorderde kunststudent. In Amsterdam wordt ze daarom direct toegelaten tot het derde jaar van de Rijksnormaalschool voor tekenonderwijzers. Ook dat gaat voortvarend, want het jaar daarop slaagt ze al voor haar eindexamen.[10]

Bovendien verkrijgt ze in november 1885 een akte van bekwaamheid tot het geven van middelbaar onderwijs in handtekenen en perspectief. Daarvoor doet ze examen tegelijkertijd met onder andere schilder en tekenares Gesine Geertruida Schenck en tekenares Henriëtte Wilhelmina Beijerinck, aan wie ik binnenkort ook een blogpost hoop te wijden.[11]
Onderwijzeres
In 1885 gaat Van Prooijen als tijdelijk onderwijzeres aan de slag op de gemeentelijke kweekschool voor onderwijzeressen in Groningen.[12] Tegelijkertijd geeft ze ook lessen in perspectief, ornamentleer en kunstgeschiedenis aan particulieren. Daarvoor laat ze advertenties plaatsen in de Nieuwe Groninger courant.

In 1887 krijgt ze vervolgens een vast aanstelling als tekenlerares aan de Groningse kweekschool en ook aan de middelbare meisjesschool, waar ze een leraar met de naam H. van Uildriks als tekendocent opvolgt volgens Het vaderland (10 januari 1887).[13] Haar voorganger is waarschijnlijk te identificeren als Hillegonda van Uildriks die in 1887 trouwt met muziekdocent Rudolf Johannes Loman en dus waarschijnlijk om die reden uit dienst treedt.[14]
Van Prooijen wordt vervolgens met een overtuigende meerderheid als vervangster aangenomen waarbij ze haar competitie wegblaast. Ze krijgt namelijk 22 van de 26 stemmen volgens Nieuwe Groninger courant (12 januari 1887). Daarna stuurt ze een dankbrief naar het college van B. en W. die wordt afgedrukt in dezelfde krant (26 januari 1887).
Artistieke gezindheid
Aan de kweekschool gaat Van Prooijen vervolgens 8 uur per week lesgeven, aan de meisjesschool 14, blijkt uit later bericht in Nieuwe Groninger courant (24 juli 1889). Behalve als docent is Van Prooijen echter ook actief als lid van diverse examencommissies. In 1899 wordt ze bijvoorbeeld lid van een Groningse commissie die de examens afneemt ter verkrijging van de akte tot bekwaamheid als hoofdonderwijzer.[15] In 1900 is ze bovendien als deskundige betrokken bij de examens voor onderwijzers en onderwijzeressen in het handtekenen in Groningen, samen met de leraren Steenbeek (Groningen) en Van Voorthuyzen (Veendam), volgens Nieuwsblad van het Noorden (24 maart 1900).
Van Prooijen valt op met haar kritische houding. In 1902 vraagt kunstenaar en hoogleraar Abraham Frans Gips haar daarom om zitting te nemen in de commissie die in Den Haag examens afneemt aan hen die een akte tot bekwaamheid in het handtekenen in het lager onderwijs willen behalen.[15] Ze is dan, samen met onderwijzeres Ingelina Hermina Adolphina Linden, afkomstig uit Rotterdam, de eerste vrouw om lid te worden van deze commissie waarvan Gips de voorzitter is.[16] Van Prooijen en Gips raken vervolgens goed bevriend en na Van Prooijens overlijden zal Gips tijdens de uitvaart over haar zeggen dat hij meteen werd getroffen door “haar artistieke gezindheid, haar scherp verstand en haar gezond oordeel en paedagogisch inzicht.”[17]
Tannenbaum
Naast haar werk als onderwijzeres en examinatrice is Van Prooijen actief als kunstschilderes en tekenares en verkoopt ze haar werk via Haagse kunsthandelaar M.L. Delboy. In 1893 exposeert ze namelijk een stilleven van rododendrons in de kunsthandel van Delboy volgens Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage (17 oktober 1893). Ook is Van Prooijen lid van de Groningse kunstenaarsvereniging Pictura. In 1903 neemt ze namelijk deel aan de ledenvergadering volgens Nieuwe Groninger courant (30 oktober 1903).
In 1898 maakt ze een ontwerp voor een smyrnatapijt naar aanleiding van een wedstrijd die is uitgeschreven door de Koninklijke Deventer Tapijtfabriek in oktober 1897. Het winnende ontwerp wordt uitgevoerd en tentoongesteld op de aankomende tentoonstelling van vrouwenarbeid. Van Prooijens ontwerp wint niet. Het winnend ontwerp is van mej. M.E. de Graaf uit Rotterdam volgens de jury die bestaat uit J.W.A. Naber, A. Knol en J. van der Kaaij. Van Prooijen ontwerp, getiteld ‘O Tannenbaum!’, krijgt wel een eervolle vermelding, samen met het ontwerp van mej. K. Giltay uit Rotterdam. Hun beider tekeningen worden vervolgens getoond op de nationale tentoonstelling, naast dat van de winnares.[18]
Maanmannetje

Enkele jaren daarna maakt Van Prooijen illustraties voor een jeugdboek met de titel Het maanmannetje. De auteur is Jan Anthonie Bruins Jr, dorpspastoor en socialist, die bovendien voor de geheelonthoudersbeweging actief is. In het boekje kaart de schrijver de problematiek rond alcohol aan. Alcoholmisbruik is namelijk een groot maatschappelijk probleem, zoals blijkt uit diverse andere jeugdboeken rond hetzelfde thema. Kunstenares Anna Maria Stork-Kruijff illustreert in 1905 bijvoorbeeld een jeugdroman die eveneens door de geheelonthoudersbeweging als propagandamiddel wordt ingezet.
Het Maanmannetje beschrijft observaties van een figuur die van de maan afdaalt naar de aarde en daar de kwalijke gevolgen van alcohol gadeslaat. Wanneer hij vervolgens andere planeten bezoekt en de bewoners daar vertelt wat hij heeft gezien, zijn die sceptisch, want:
Het was onmogelijk te gelooven, dat de verstandige aardbewoners zulk satanisch vocht zouden blijven drinken.
Het maanmannetje verschijnt eerst als verhaal in het orgaan van de anti-alcoholbeweging Sluit Schiedam, volgens Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage (18 maart 1902). Vervolgens wordt het sprookje ook los uitgegeven in de vorm van een kleine brochure, door de vaste uitgever van de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken, Firma J. Kuiken te Sint Annaparochie.[19] Geheel in lijn met de moraal zijn ten slotte nog enkele reclames toegevoegd voor niet-alcoholhoudende dranken zoals sappen en chocolademelk.

Na het verschijnen van Het maanmannetje volgen verschillende positieve reacties in de dagbladen waarbij ook de illustraties expliciet aan de orde komen. Zo schrijft een recensent van De nieuwe courant (26 maart 1902)
Mej. A.A. van Prooijen teekende een reeks geestige plaatjes bij deze excursie.
En een ander schrijft in Het volksdagblad (18 maart 1902) dat het boekje “is versierd met een aantal goed geslaagde teekeningen van mej. A.A. van Prooyen.” In 1908 verschijnt dan ook een tweede druk en in 1909 gaat zelfs een derde druk ter perse.[20] Bovendien worden er in 1911-1913 nog respectievelijk 2124, 3116 en 3331 exemplaren van het boekje verkocht.[21]

Wegens ongesteldheid
Illustreren, ontwerpen en schilderen zijn echter bijzaken voor Van Prooijen, want haar meeste energie steekt ze in het onderwijs. Ze geeft niet alleen les en examineert, maar mengt zich tevens in het maatschappelijk debat over onderwijsvernieuwing. Daarover volgt meer in een volgende blogpost.
Hoewel haar enorme werkdrift anders doet vermoeden, valt de arbeid Van Prooijen niet altijd gemakkelijk. Vaak is ze namelijk wegens ziekte langere periodes afwezig. In september 1893 is ze bijvoorbeeld niet in staat tot lesgeven “wegens ongesteldheid”. Daarom heeft ze aan het Groningse college van B. en W. “verlof tot afwezigheid uit genoemde scholen” aangevraagd volgens Nieuwe Groninger courant (22 september 1893). E.J. Clant Bindervoet die reeds als tijdelijk docent aan de meisjesschool verbonden is, neemt vervolgens Van Prooijens lessen in handtekenen over.
In 1905 zal Van Prooijen opnieuw zitting nemen in de Haagse examencommissie, zoals ze vanaf 1902 jaarlijks doet, maar die benoeming wordt teruggedraaid.[22] In Het nieuws van den dag (26 mei 1905) valt vervolgens te lezen dat Van Prooijen – opnieuw “wegens ongesteldheid” – om intrekking van haar benoeming heeft verzocht. In april kon ze bovendien al enige tijd geen onderwijs meer geven wegens ziekte volgens Nieuwe Groninger courant (21 april 1905), en dat zal, volgens het krantenbericht, naar “het zich laat aanzien” nog enige weken voortduren. Daarom wordt een tijdelijk vervanger aangezocht en gevonden in de persoon van Hendrik Margarethus Meilink, leraar op een HBS.[23]
Onvermoeid
Per 1 september 1910 vraagt Van Prooijen vervolgens ontslag aan als lerares handtekenen, opnieuw “om gezondheidsredenen”.[24] Het verzoek wordt ingewilligd en daarmee komt aan haar loopbaan als onderwijzeres een einde. Na haar pensionering krijgt Van Prooijen echter de kans om zich volledig aan de schilderkunst wijden. Ze maakt vervolgens lange studiereizen en keert in 1926 terug naar Den Haag waar ze onmiddellijk in artistieke kringen wordt opgenomen.
Zo is Van Prooijen tot haar levenseinde onvermoeid aan het werk waarbij haar levensloop een duidelijke tweedeling kent. Het eerste deel is met name gewijd aan onderwijs en het tweede vooral aan de schilderkunst.
In mijn volgende blogpost besteed ik aandacht aan de inzet van Anna Adriana van Prooijen voor het tekenonderwijs. Zij mengt zich namelijk vol overgave in het maatschappelijke debat over de invulling ervan en daarin staat schoonheidservaring voor haar centraal. In een derde blogpost over de kunstenares ten slotte, ga ik in op de periode na 1926 wanneer Van Prooijen haar leven wijdt aan de schilderessenvereniging Ons Doel Is Schoonheid.
Noten
[1] AlleGroningers, BS Geboorte Bron: boek, Periode: 1845, Groningen, 23 december 1845, Geboorteregister 1845, aktenr. 1054 [AlleGroningers].
[2] Voor de huwelijksakte van Hubertis die in Maassluis wordt geboren, zie Zeeuws Archief, BS Huwelijk Vlissingen huwelijksakten burgerlijke stand, Vlissingen, archieftoegang 25, inventarisnummer VLI-H-1869, 21 juli 1869, aktenr. 46 [Zeeuws Archief]. Voor de geboorteakte van Johan Mathijs, zie AlleGroningers, BS Geboorte Bron: boek, Periode: 1843, Groningen, 29 juli 1843, Geboorteregister 1843, aktenr. 607 [AlleGroningers].
[3] Voor de geboorteakte van Wilhelmina Cornelia, zie AlleGroningers, BS Geboorte Bron: boek, Periode: 1848, Groningen, 18 april 1848, Geboorteregister 1848, aktenr. 304 [AlleGroningers]. Voor de levenloze geboorte, zie AlleGroningers, BS Overlijden Bron: boek, Periode: 1850, Groningen, 21 maart 1850, Overlijdensregister 1850, aktenr. 203 [AlleGroningers].
[4] Voor Adriaan Bernhard, zie AlleGroningers, BS Geboorte Bron: boek, Periode: 1851, Groningen, 24 december 1851, Geboorteregister 1851, aktenr.1198 [AlleGroningers] en voor Bernard Hendrik, zie AlleGroningers, BS Geboorte Bron: boek, Periode: 1854, Groningen, 8 mei 1854, Geboorteregister 1854, aktenr. 426 [AlleGroningers].
[5] Voor de overlijdensakte van Anna Adriana, zie AlleGroningers, BS Overlijden Bron: boek, Periode: 1857, Groningen, 14 april 1857, Overlijdensregister 1857, aktenr. 238 [AlleGroningers]
[6] AlleGroningers, BS Geboorte Bron: boek, Periode: 1858, Groningen, 18 mei 1858, Geboorteregister 1858, aktenr. 431 [AlleGroningers].
[7] Voor de overlijdensakte van Wilhelmina Cornelia, zie AlleGroningers, BS Overlijden Bron: boek, Periode: 1866, Groningen, 5 januari 1866, Overlijdensregister 1866, aktenr. 11 [AlleGroningers]. Voor die van Johannes Mathijs, zie AlleGroningers, BS Overlijden Bron: boek, Periode: 1867, Groningen, 26 november 1867, Overlijdensregister 1867, aktenr. 857 [AlleGroningers].
[8] Regionaal Archief Rivierenland te IJzendoorn, Bevolkingsregister gemeente IJzendoorn 1870-1880, Tiel, archief 0681, inv.nr. 454, folio 70 [RAR].
[9] Stadsarchief Amsterdam, archief 5000, inv.nr. 1764, 15 mei 1858, Bevolkingsregister 1874-1893 [Stadsarchief Amsterdam].
[10] Zie bericht in De huisvrouw 15, nr. 3 (1885), z.p. [Delpher].
[11] Zie Nederlandsche staatscourant (7 januari 1886), p. 1 [Delpher].
[12] Bericht in Het nieuwe schoolblad 3, nr. 43 (1885) [Delpher].
[13] Voor de opvolging zie Verslag van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen in het Koningrijk der Nederlanden over …, 1889, p. 136. Geraadpleegd op Delpher op 17-07-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:1466001:mpeg21:0005].
[14] Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.55, inv.nr. 21887, 26-08-1887, Huwelijksakten van de gemeente Hilversum, 1887, aktenr. 66 [Noord-Hollands Archief].
[15] Het nieuwe schoolblad 17, nr. 21 (1899), p. 3 [Delpher].
[15] Id. 20, nr. 25 (1902), z.p. [Delpher].
[16] Voor Ingelina Hermina Adolphina Linden uit Rotterdam, zie Stadsarchief Rotterdam, archief 494-03, inv.nr. 584, 1880, Bevolkingsregister, registernr. D-16, gezinshoofden Lig-Mau, aktenr. 18 [Stadsarchief Rotterdam]. Zij wordt later directrice van de industrieschool voor meisjes in Groningen. Ze staat vanaf 1926 als gepensioneerd directrice ingeschreven in de bevolkingsregisters van Den Haag. Zie Haags Gemeentearchief, archief 0354-01, inv.nr. 1093, 1913, Haags Bevolkingsregister (gezinskaarten) [Haags Gemeentearchief].
[17] ‘Verassching Mej. A.A. van Prooyen’ in Het vaderland (7 april 1933), p. 2 [Delpher].
[18] Maandblad gewijd aan de belangen van het teekenonderwijs en de kunstnijverheid in Nederland 14, nr. 9 (1898), p. 71 [Delpher]. Voor het prijswinnende ontwerp, zie Cat. Den Haag 1898. Catalogus van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. ’s Gravenhage, juli – september 1898 ([z.p.], [z.j.]), p. 18, nr. 66 [Google Books].
[19] Zie Sluit Schiedam 10, nr. 5 (1902) [Delpher].
[20] Advertentie in het orgaan voor drankbestrijding De blauwe vaan 5, nr. 40 (1908) [Delpher]. Aankondiging van de derde druk in De blauwe vaan 6, nr. 10 (1909) [Delpher].
[21] K.F. Proost, Weg en werk: een eeuw drankbestrijding, ontwikkelingsgang van de Nederlandse Vereniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken, geschetst ter gelegenheid van haar 100-jarig bestaan (Centraal Bureau N.V., Laverman, 1941), p. 90 [Delpher].
[22] Maandblad gewijd aan de belangen van het teekenonderwijs en de kunstnijverheid in Nederland 22, nr. 7 (1905), p. 55 [Delpher].
[23] Bij zijn overlijden op 34-jarige leeftijd is Hendrik Margarethus Meilink, leraar H.B.S. zie AlleGroningers te Groningen, BS Overlijden Bron: boek, Periode: 1915, Groningen, 27 februari 1915, Overlijdensregister 1915, aktenr. 258 [AlleGroningers].
[24] Verslag van zitting van de gemeenteraad van Groningen afgedrukt in Nieuwe Groninger courant (21 april 1910), p. 5 [Delpher]. Zie ook Nieuwe Groninger courant (20 mei 1910), p. 5 [Delpher]. Voor haar opvolging, zie dezelfde krant (27 januari 1911), p. 5 [Delpher].