Kunstvrienden

In 1918, of kort daarna, komt Sara van Heukelom (1885-1963) in contact met kunstpedagoog, kunstcriticus en verzamelaar Henk Bremmer. Deze kunsthandelaar en connaisseur speelt op dat moment een toonaangevende rol in de Nederlandse kunstwereld. Via hem komt Van Heukelom terecht in een hechte club van gelijkgestemde kunstenaars waarvan sommigen tevens kunstvrienden worden. Onder hen is ook Jo Koster wiens prachtige en kleurrijke werk momenteel in Museum Gouda te bezichtigen is.

Eenvoudige zaken

Na kunstlessen in Antwerpen keert Sara van Heukelom in 1913 terug naar Utrecht. Daar neemt ze de zorg voor haar ouders op zich, nadat haar zus Octavie het ouderlijk huis heeft verlaten. Vooral haar zieke moeder vraagt aandacht en – zo vertelt Van Heukelom later in een interview – is het een periode waarin zorg en schilderen elkaar afwisselen.[1] In de zomer 1916 overlijdt haar moeder volgens bericht in Amersfoortsche courant (29 juli 1916) en Sara blijft daarna met haar gepensioneerd vader in Amersfoort wonen.[2]

Sara van Heukelom, Olie- en azijnstel, gesigneerd ‘Sara van Heukelom’ (linksonder), 1919, tekening, potlood op papier, 30,1 × 17,5 cm. Collectie: Otterlo, Kröller Müller, KM 102.512. Bron: Kröller Müller

Kort daarop komt Van Heukelom in contact met Henk Bremmer bij wie ze al eens een cursus volgde toen ze nog op de H.B.S. zat.[3] Deze kunstpedagoog en kunstkenner is op dat moment een belangrijke speler in de Nederlandse kunstwereld. Verzamelaars en handelaars laten zich namelijk door Bremmer adviseren over hun kunstaankopen. Daardoor is het voor kunstenaars uiteraard van groot belang om hun werk bij Bremmer onder de aandacht te brengen.

Onder Bremmers begeleiding gaat Van Heukelom tekenen, schrijft een journalist in Nieuw Utrechtsch dagblad (22 januari 1955) naar aanleiding van een interview met de dan zeventigjarige kunstenares:

En toen ging zij tekenen: een sigarenkistje, een luciferdoosje, een fles, en meer van die eenvoudige zaken. Lessen die haar werk sterk hebben beïnvloed.

Uit deze tijd stamt ook een tekening van een olie- en azijnstel, nu in Museum Kröller-Müller. Het is een prachtige illustratie van de intensieve studie waarop Van Heukelom zich na 1918 toelegt. Tevens is het een voorbeeld van de ‘eenvoudige zaken’ die het nieuwe centrum vormen van haar aandacht.

Adriani-Hovy

Voor de hernieuwde lessen bij de kunstpedagoog betrekt Van Heukelom het atelier van schilderes Elisabeth Adriani-Hovy in de buurt van het Centraal Station in Utrecht.[4] Adriani-Hovy woont in een van de grote huizen aan de Nieuwegracht waar ze een groot atelier heeft op de eerste verdieping.[5]

Wellicht bemiddelt Bremmer tussen de beide kunstenaressen. Ook Adriana-Hovy onderhoudt namelijk nauw contact met Bremmer. Anderzijds is Van Heukelom mogelijk al bekend met de twaalf jaar oudere Utrechtse kunstenares via het kunstgenootschap Voor de kunst. In 1911 exposeert Van Heukelom immers al bij deze Utrechtse vereniging waarvan Adriani-Hovy dan het secretariaat voert.[6] In 1925 exposeren de twee kunstenaressen bovendien meermaals samen, bijvoorbeeld bij Kunsthandel Gerbrands in Utrecht volgens Nieuwe Rotterdamsche courant (10 februari 1925).

Elisabeth Adriani-Hovy, Vaart bij Utrecht in de winter, gesigneerd linksonder en gedateerd 1929, olieverf op doek, 50,8 x 77,7 cm. Ede, Simonis & Buunk, 9806. Bron: Simonis & Buunk

Dat de schilderessen elkaar vervolgens wederzijds geïnspireerd zullen hebben, ligt voor de hand. Ze houden zich immers met vergelijkbare onderwerpen bezig. Ook Adriani-Hovy schildert veel stadsgezichten en interieurs, net als Van Heukelom. Waar de laatste echter vooral voorstellingen van Amersfoort schildert, richt Adriani-Hovy zich bovenal op haar woonplaats Utrecht.

Walrecht

De studie bij Bremmer helpt Van Heukelom vervolgens op verschillende manieren verder, allereerst qua expositiemogelijkheden. Als de kunstenares in 1922 bij Walrecht in Den Haag mag exposeren, is dat ongetwijfeld op voorspraak van Bremmer die nauwe banden heeft met deze kunsthandelaar. Meer dan dat, Bremmer assisteert Willem Walrecht bij het opzetten van zijn kunsthandel, adviseert hem en levert bruiklenen. Veel van Bremmers protegés hebben er dus tentoonstellingen, al dan niet in groepsverband. Eerder, in februari/maart 1919, richt Adriani-Hovy er bijvoorbeeld een solotentoonstelling in, waarschijnlijk eveneens op Bremmers voorspraak.[7] Ook kunsthandelaar Herman d’Audretsch in wiens Haagse kunstzaal Van Heukeloms werk in 1925 en 1929 te zien is, staat in nauw contact met Henk Bremmer.

Naast kunsthandelaars geeft Bremmer Van Heukelom bovendien toegang tot een groot netwerk van kunstenaars. Groepjes van Bremmerianen bevinden zich in Den Haag en Laren, maar er is ook een hechte club in Amersfoort die zich groepeert rond kunstenaar Jakob Nieweg.[8] Met sommige van hen sluit Van Heukelom vervolgens vriendschappen, om te beginnen met Nieweg zelf.

Nieweg

Daar Nieweg en Van Heukelom beiden in Amersfoort wonen en werken, bewegen ze zich in dezelfde kringen. In 1927 treedt Van Heukelom bijvoorbeeld toe tot de Vereeniging van Nederlandsche Beeldende Kunstenaars De Brug, kort daarvoor opgericht door onder andere Nieweg.[9] Op hetzelfde moment als Van Heukelom treden ook schilderessen Bertha van Hasselt en Cor Pabst toe, volgens dagblad De tijd (10 maart 1927). Ook deze vrouwen behoren, net als Van Heukelom, tot de kring rond Bremmer, zoals de meeste kunstenaars die De Brug oprichten of zich erbij aansluiten.

In 1929 zijn Van Heukelom en Nieweg bovendien beiden lid van de commissie Tentoonstelling van de Amersfoortsche Kunstkring.[10] Wanneer Van Heukelom in 1933 tot slot met schilder Douwe Komter exposeert, opent Jakob Nieweg als voorzitter van de kunstkring de tentoonstelling volgens Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander (23 oktober 1933).

Sara van Heukelom, Stilleven met appels en pompoenen, onleesbaar gedateerd (rechtsonder), olie op doek, 24 x 34 cm. Collectie onbekend. Bron: Invaluable

Daar ze beiden lid zijn van dezelfde vereniging nemen Nieweg en Van Heukelom vaak samen deel aan groepstentoonstellingen. Uiteraard exposeren beiden met de andere leden van de kunstenaarsvereniging De Brug. Ook is hun werk bijvoorbeeld samen te zien op een tentoonstelling van Amersfoortse kunstenaars in de Stichting Armen De Poth in 1931. Ook in 1932 wordt er een tentoonstelling geopend in het Utrechtse Voor de kunst met werk van Van Heukelom en Nieweg. Soms bemerken eigentijdse critici de wederzijdse invloed. Zo schrijft bijvoorbeeld een recensent met de initialen M.V. in Algemeen handelsblad (27 september 1929) dat de ingetogen soberheid van Van Heukeloms kleine schilderijen weerklank vindt in een stilleven van Nieweg.

Koster

Jo Koster, Portret van Sara van Heukelom, gesigneerd en gedateerd ‘Jo Koster (v. Hattem) 24 april 1921’ (rechtsboven), olie op doek. Particuliere collectie. Foto: auteur

Ook schilderes Jo Koster, woonachtig in Hattem, raakt goed bevriend met Van Heukelom en Nieweg. De drie trekken vaak samen de Betuwe in om daar te schilderen. Vanwege haar geregelde aanwezigheid van de Haagse Koster in Amersfoort wordt ze zelfs tot Amersfoortse kunstenaarskringen gerekend en in de expositie van Amersfoortse kunstenaars opgenomen.[11]

Van de 17-jaar oudere Koster krijgt Van Heukelom vervolgens schildersadviezen, zo vertelt Van Heukelom in een interview.[12] Daarnaast vinden de vrouwen elkaar waarschijnlijk op persoonlijk vlak Ook voor Koster loopt een eerder studieverblijf als beginnend kunstenaar aan de Académie Julian te Parijs uit op een deceptie, zoals Van Heukelom in 1904 teleurgesteld uit Antwerpen terugkeert.[13] Bovendien draagt ook Koster een tijd lang de zorg voor haar zieke moeder op haar schouders, zoals Heukelom eveneens heeft gedaan. De zorgtaken weerhouden beiden ondertussen niet van hun artistieke ambities. Het draagt waarschijnlijk allemaal bij aan de hechte vriendschap die zich tussen de vrouwen ontwikkelt. Een portret dat Koster in 1921 van Van Heukelom schildert, mag daarvan getuigen.

Kunstreizen

Sommigen van de “natuurstudies uit de Betuwe” die Van Heukelom maakt naar aanleiding van de tochten met Koster en Nieweg zijn bijvoorbeeld te zien op een tentoonstelling in 1927. Ze worden namelijk genoemd in een recensie in Het vaderland (22 oktober 1927). De twee vrouwen maken bovendien samen kunstreizen, bijvoorbeeld naar Oberbayern. In 1923 worden hun voorstellingen van het berglandschap in een duo-expositie tentoongesteld.[14] Behalve het landschap van Oberbayern exposeert Van Heukelom overigens ook enkele tekeningen die ze in het Zeeuwse strandplaatsje Zoutelande maakt. Deze vallen bijzonder in de smaak van de recensent die ondertekent met de initialen H.v.C. in De Gooi- en Eemlander (2 augustus 1923).

Ook bezoeken Koster en Van Heukelom samen de schilderachtige Amalfikust. In november 1923 verschijnt er vervolgens een reisverslag van Koster in Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant (24 november 1923):

En nu zijn we dus in Positano en moeten nog wennen aan de norsche rotsen en ’t daaraan geklampte plaatsje; de lucht is heerlijk, warm en licht, er wordt in zee nog dagelijks gebaad; de cactussen dragen de mooiste vruchten, de lucht is van een helder blauw, en zelf worden we als een veer zoo licht! Nu nog wat bezinken, en dan aan ’t werk!

Beide kunstenaressen gaan daarop het Italiaanse bergdorp vereeuwigen. Positano figureert vaker in het werk van Koster, maar één van haar schilderijen in het bijzonder lijkt een getuigenis van de gezamenlijke reis. Van Heukelom schildert het stadje namelijk vanaf ongeveer hetzelfde standpunt.

Op de voorgrond staan dezelfde gebouwen die bovendien vanuit dezelfde kant bezien zijn. Hier wordt zichtbaar hoe de twee kunstenaressen naast elkaar een standpunt ingenomen hebben, alvorens te gaan tekenen, waarbij Koster iets lager is gaan zitten dan Van Heukelom. In haar schilderij brengt Koster vervolgens vooral de berg in beeld, vanuit een kikvorsperspectief waardoor de berg hoog boven het stadje uittorent. Van Heukelom daarentegen – hoger gezeten, op een balkon wellicht – beziet het stadje van bovenaf waardoor alle individuele huisjes goed in beeld komen.

Scheurtjes

De schilderijen, waarin Koster en Van Heukelom elk op hun eigen manier dezelfde gebouwen vastleggen, illustreren de verschillen tussen de twee kunstenaressen. Allereerst tonen de twee doeken het afwijkende kleurgebruik. Van Heukelom bouwt het schilderij op in aardse tonen, terwijl Koster voor een veelkleurig palet kiest. Ten slotte valt het verschil in detaillering op. Van Heukelom heeft oog voor elk scheurtje in het pleisterwerk, terwijl Koster kiest voor het grote gebaar. Kortom, hier zijn twee schilderessen aan het werk met elk een eigen stijl.

Zoals ook geldt voor de schilderijen die Koster in het buitenland maakt, valt ook Van Heukeloms zicht op Positano bijzonder in de smaak van eigentijdse critici. Zo meent een recensent die ondertekent met Debs – waarschijnlijk Theo van Doesburg – in De avondpost (20 januari 1925) dat het schilderij van een aantrekkelijke kleur en een prettige losheid is, terwijl het tegelijkertijd blijkt geeft van ernstige studie. Ook en andere anonieme recensent, die schrijft voor Nieuwe Rotterdamsche courant (2 februari 1925) bewondert de aandachtig getekende details.

Meer reizen

Meer kunstreizen volgen. In 1925 neemt Van Heukelom namelijk afscheid als secretaris van de gemeentelijke monumentencommissie van vanwege “vertrek naar elders” volgens De Eembode (2 januari 1925). In april 1926 is ze weer in Nederland, want dan wordt ze verkozen tot bestuurslid van Amersfoortse Kunstkring volgens Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander (16 april 1926). Wellicht is een verslechterende gezondheid van haar vader een belangrijke reden voor de terugkeer. Hij overlijdt namelijk op 21 april 1926.[15]

In 1927 neemt Van Heukelom vervolgens afscheid van de Amersfoortse kunstkring volgens Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander (14 juni 1927). Volgens de bevolkingsregisters vertrekt Van Heukelom dan in april 1927 naar het buitenland.[16] Ook deze buitenlandse reis onderneemt ze waarschijnlijk met Jo Koster, want in 1928 houden de twee schilderende vriendinnen wederom een gezamenlijke tentoonstelling, dan in de zaal van Pictura aan de Grote Markt te Groningen. Daar exposeert Jo Koster onder andere “portretten” van San Gimignano en Van Heukelom Italiaanse landschappen volgens een recensent van Nieuwe Rotterdamsche courant (2 mei 1928).

Jo Koster, Daken in San Gimignano, 1926, olieverf op doek, Particuliere collectie. Bron: Roodenburg e.a. 2002, p. 48

Samen

Een andere recensent, die kennelijk van de band tussen Koster en Van Heukelom op de hoogte is, noemt de nauwe samenwerking in Rotterdamsch nieuwsblad (7 mei 1928). In een recensie naar aanleiding van een tentoonstelling in Huize Van Hasselt in Rotterdam schrijft deze namelijk:

Sara van Heukelom heeft samen gewerkt met Jo Koster en dat is hier en daar wel aan haar schilderijen te zien, maar ze heeft een andere geaardheid.

De samenwerking blijkt ook uit ander werk van de twee kunstenaressen. Zo wagen ze zich vaker aan dezelfde thema’s. Twee schilderijen – de een van Koster, de ander van Van Heukelom – tonen bijvoorbeeld stillevens van zonnebloemen. De datering van Kosters Zonnebloemen is onzeker; mogelijk schildert ze het rond 1940. Dat van Heukelom is gedateerd 1930 en wordt in 1931 genoemd door kunstcriticus Albert Plasschaert, die dan een tentoonstellingsrecensie schrijft in De groene Amsterdammer.[17] Daar legt hij de nadruk op de “kracht in de kleur” van deze zonnebloemen tegen een blauwe achtergrond.

Het uitgangspunt van beide schilderijen is aardig gelijk: drie of vier grote uitgebloeide bloemen zijn bij de steel afgeknipt en losjes op een tafel gerangschikt. Hoewel het eindresultaat grote verschillen vertoont, is het goed voor te stellen dat de schilderijen het gevolg zijn van gezamenlijke tekensessies waarin zonnebloemen de hoofdrol spelen.

Van Gogh

Kosters Zonnebloemen zijn momenteel te bewonderen op de tentoonstelling ‘Jo Koster, kunstenaar’ in Museum Gouda en daar lichten de tentoonstellingsmakers de invloed van schilder Vincent van Gogh uit: “Uitgebloeide zonnebloemen vormen begin 20e eeuw een populair thema onder kunstenaars die de jong overleden Van Gogh bewonderen”. Onder hen bevindt zich dus Koster, maar ook Van Heukelom laat zich soms door deze kunstenaar inspireren.

Ook eigentijdse critici bemerken de impact van Van Gogh die in sommige werken van Van Heukelom doorschemert. Al in 1911 schrijft een criticus met de initiaal E. in Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad (21 december 1911) namelijk over de sombere toon in Van Heukeloms schilderijen van oude straatjes en binnentuinen:

een zekere trieste opvatting, gelijk die waarmede een Vincent van Gogh dergelijke onderwerpen, men denke maar eens aan diens pastorie- en warmoezenierstuinen, in zooveel sterker mate placht te aanschouwen, is er niet vreemd aan.

“Even denk ik dan aan Vincent van Gogh’s bloeiende appelboompjes tegen een blauwe lucht”, schrijft R.W.P. de Vries in Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad (20 oktober 1927), al voegt deze eraan toe dat het een vluchtige herinnering is, “want mej. van Heukelom’s kunst heeft wel een persoonlijke kant.” Ook kunstcriticus Cornelis Veth bemerkt in De telegraaf (24 november 1927): “Zeer boeiend is de uitbeelding van plekjes wild veldgewas zoals Vincent van Gogh het wel is waar briljanter heeft geschilderd.” Tot slot meent een criticus van De avondpost (6 maart 1929) naar aanleiding van een tentoonstelling in kunstzaal d’Audretsch in Den Haag: “Bij twee schilderijtjes 7 en 5 heb ik even aan v. Gogh gedacht.”

Uit dergelijke opmerkingen blijkt bovenal hoezeer Van Gogh in korte tijd een referentiekader is gaan vormen voor deze critici. Toch blijkt uit de vergelijkingen ook de overlap in thematiek: Van Heukelom waagt zich hier en daar aan onderwerpen die Van Gogh op de kaart zet, zoals Koster dat ook doet.

Menagerie van Selva

Wanneer Koster in 1932 ten slotte met de schilderes Truus van Hettinga Tromp in Selva op het Spaanse eiland Mallorca verblijft, bezoekt Van Heukelom hen daar. Kunstenares Anna Egter van Wissekerke gaat met haar mee. De laatste twee kennen elkaar al langer, want in 1928 hebben zij nog een gezamenlijke tentoonstelling in Huize van Hasselt in Rotterdam. Daarover schrijft dan een anonieme criticus in Nieuwe Rotterdamsche courant (12 mei 1928) dat het werk van de twee mogelijk slechts door toeval bijeen is gebracht, maar dat het wel eigenschappen gemeen heeft, namelijk “zorgvuldige waarneming en uitvoerige weergave”.

Koster documenteert het verblijf van de vier kunstenaressen op Mallorca vervolgens in een tekening. Voordat ze deze als briefkaart naar Jakob Nieweg en zijn vrouw in Amersfoort stuurt, voorziet ze de tekening van het onderschrift: “De menagerie van Selva op stap”.[18] Op een weggetje met aan de ene kant een windmolen en aan de andere een boomgaard van knoestige olijfbomen wandelen de vier zij aan zij in de richting van een kleine dorp in de verte, waarschijnlijk om samen te gaan schilderen. Op de keerzijde van de kaart schrijft Koster aan Nieweg: “We werken hard, hard, hard”.

Jo Koster, Jo Koster, Truus van Hettinga Tromp, Sara van Heukelom en Anna Egter van Wissekerke in Selva (Mallorca), getekende briefkaart geadresseerd aan Jakob en Neine Nieweg, december 1932, 9 x 11,5 cm. Particuliere collectie. Bron: Roodenburg e.a. 2002, p. 53.

Binnen een jaar na het bezoek aan Koster in Selva exposeert Van Heukelom haar werk tijdens een tentoonstelling van de Amerfoortsche Kunstkring. In lyrische bewoordingen omschrijft een recensent van Amersfoortsch dagblad / De Eemlander (23 oktober 1933) dan het werk dat Van Heukelom op Mallorca heeft gemaakt. Het is “prachtig, bloeiend en boeiend.” De journalist licht er een geschilderd Straatje uit en zegt daarover:

Elk onderdeel is een brok bruisend leven, dat zich prachtig aanpast aan het geheel, waardoor dit werk niet peuterig aandoet, maar forsch, groots en machtig.

Het citaat illustreert hoe het werk van Van Heukelom in Kosters aanwezigheid, en dat van haar schilderende vrienden, tot wasdom komt.

Wisselwerking

Kortom, behalve op persoonlijk vlak zijn er punten van overlap aan te wijzen tussen het artistieke werk van Jo Koster en Sara van Heukelom. De liefde voor de thematiek van Van Gogh, de tekensessies in het atelier van Nieweg en op de Betuwe en – niet op de laatste plaats – de gezamenlijke kunstreizen maken dat de wisselwerking tussen het werk van Koster en Van Heukelom niet te onderschatten is.

Ondertussen maakt Van Heukelom langzaam naam voor zichzelf. Niet alle critici zijn meteen verkocht. Sommigen blijven kritisch op de precisie waarmee Van Heukelom schildert. Daar komt na 1925 echter verandering in, waarover volgende week meer.

De tentoonstelling ‘Jo Koster, kunstenaar’ in Museum Gouda is nog te bezoeken t/m 4 januari 2026. Op deze schitterende expositie zijn onder andere Kosters Zonnebloemen te zien, evenals het portret dat zij in 1921 van Sara van Heukelom schildert. Bovendien hangen er de beide gezichten op Positano, zowel die van Koster als die van Van Heukelom. Deze kleurrijke expositie, waar het schilderplezier van Jo Koster van het doek spat, is bijzonder de moeite waard.


Literatuur

  • Anoniem, ‘Sara van Heukelom, al haar vrije ogenblikken achter de schildersezel. Bloemen-, landschap-, stillevenschilderes deze maand 70 jaar’, Nieuw Utrechtsch dagblad (22 januari 1955), p. 7. [Delpher]
  • Balk, Hildelies, De kunstpaus H.P. Bremmer 1871-1956 (Bussum: Thoth, 2006).
  • van Dijke, Frouke, ‘Van braaf tot stout: De vereniging Voor de Kunst (1895-1938)’, Jaarboek Oud Utrecht 2012 (2012), p. 113-132. [Oud Utrecht]
  • Heij, Jan Jaap, Vernieuwing & bezinning: Nederlandse beeldende kunst en kunstnijverheid ca. 1885-1935 uit de collectie van het Drents Museum (Zwolle: Waanders, 2004).
  • Roodenburg, Klaas, Renske van der Linde-Beins, Onno Maurer, Jo Koster 1868 – 1944. Een zwervend bestaan (Zwolle: Waanders, 2002).
  • Rijnders, Mieke, Realisme in Nederland: Critici kiezen positie 1925-1945, Kunstkritiek in Nederland 1885-2015, 7 (Rotterdam: nai010, 2016).
  • Schilp, Cor A., ‘Vijftig jaar beeldende kunst in Utrecht’, Jaarboek Oud Utrecht 1979 (1979), p. 129-198. [Oud Utrecht]
  • Soepboer, Jorien, ‘Jo Koster, Kampen 1868-Heelsum 1944. Het licht achterna.’ In Cat. tent. Drachten, Museum BR8888 en Deurne, De Wieger, Vrouwenpalet. Haar kunst, haar verhaal 1900-1950 (Zwolle: Waanders, 2022), p. 38-39.
  • Wilmer, Tolien, ‘Elisabeth Adriani-Hovy, een leven voor de kunst’, Oud Utrecht 90, nr. 6 (december 2017), p. 186-191. [Oud Utrecht]

Noten

[1] Anoniem 1955.

[2] Voor de overlijdensakte van Sara Croockewit, zie Het Utrechts Archief, archief 463, inv.nr. 76-03, 29-07-1916, Amersfoort 1916, aktenr. 277 [Het Utrechts Archief].

[3] De Gooi- en Eemlander (28 januari 1935) [Delpher]. Op 20 januari 1999 werd een schilderij van Sara van Heukelom geveild bij Christie’s in Amsterdam. Het Stilleven met cactusbladeren en vijgen, gesigneerd en gedateerd ‘S. van Heukelom 1933’ (rechtsonder). Het schilderij was afkomstig uit de collectie H.P. Bremmer te Den Haag. Herkomst: Amsterdam, Christie’s, Live Auction 2403: Pictures, Watercolours and Drawings, 20 januari 1999, lot 616.

[4] Anoniem 1955.

[5] Wilmer 2017, p. 187.

[6] Zie ook van Dijke 2012, p. 118 en Schilp 1979, p. 139-140. Volgens een verslaggever in Nieuw Utrechtsch dagblad (11 november 1957) die het leven van Adriani-Hovy beschrijft na haar overlijden, behoort Adriani-Hovy zelfs tot de oprichters van deze vereniging. Van Dijke daarentegen noemt Adriani-Hovy lid sinds 1895. In het adresboek van 1905 wordt Adriani-Hovy tweede secretaresse genoemd, net als in de volgende adresboeken. Zie Het adresboek der stad Utrecht, deel: 1905-1906 (1905), p. 652 [Delpher]. In het adresboek van 1908 heeft Adriani-Hovy het secretariaat van Fles overgenomen. Het adresboek der stad Utrecht, deel: 1908-1909 (1908), p. 622 [Delpher].

[7] Wilmer 2017, p. 189 en Balk 2006, p. 377-380. Voor Bremmer en d’Audretsch, zie Rijnders 2016, p 19.

[8] Balk 2006, p. 342-343 en Heij 2004, p. 176-177.

[9] Rijnders 2016, p. 17-18.

[10] Adresboeken Amersfoort (1 januari 1929), p. 70 [Historische kranten – Archief Eemland].

[11] Roodenburg e.a. 2002, p. 48 en 53.

[12] Anoniem 1955.

[13] Soepboer 2022, p. 38.

[14] De Gooi en Eemlander (5 juli 1923). Volgens Balk duurde de reis enkele maanden. Balk 2006, p. 339.

[15] Het Utrechts Archief, archief 463, inv.nr. 79-01, 22-04-1926, Amersfoort 1926, aktenr. 123 [Het Utrechts Archief].

[16] Voor het vertrek naar het buitenland op 19 april 1927, zie ook Archief Eemland te Amersfoort, Bevolkings­register [Archief Eemland]. In september is ze dan weer terug in Nederland, want van 17 september tot 31 oktober 1927 staat ze “ambtshalve” korte tijd ingeschreven in Lienden. Zie Regionaal Archief Rivierenland te Tiel, archief 0802, inv.nr. 954, 1920-1939, Bevolkingsregister gemeente Lienden 1920-1939 (dorp Lienden) [RAR].

[17] Albert Plasschaert, ‘Schilderkunst. Bij van Hasselt te Rotterdam’, De groene Amsterdammer, nr. 2804 (28 februari 1931), p. 6 [Delpher].

[18] Roodenburg e.a. 2002, p. 53-55.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to Top