Kleindochter van een orgelbouwer

Kunstschilderes Louise Marie Françoise van der Beek (1829-1904) is een kleindochter van de Bredase horlogemaker en orgelbouwer Cornelis van Oekelen. Zijn zonen Johannes, Petrus en Cornelis treden in de voetsporen van hun vader, maar zijn dochters niet. Een van deze trouwt vervolgens met een militair en zij krijgen verschillende kinderen, waaronder een dochter die de naam Louise krijgt. Zij maakt vervolgens in 1871 haar debuut als exposerend kunstschilderes met een schilderij van dode vogels. Het is tevens een staalkaart van haar kwaliteiten, want deze kleindochter van een orgelbouwer gaat zich profileren als dierschilderes met een voorkeur voor vogels.

Kunstwerker

Louise van der Beek is een dochter van eerste luitenant adjudant der infanterie Pieter Reinier van der Beek en huisvrouw Catharina Josephina van Oekelen. Die laatste is een dochter van “kunstwerker” Cornelis van Oekelen. Naast het verrichten van reparatiewerk aan diverse orgels, onder andere van de Bredase Grote Kerk, maakt deze orgel- en uurwerkmaker ook instrumenten. Verschillende van zijn zoons, broers van Catharina, treden bovendien in zijn voetsporen.

In een kerkinterieur hangt een orgel emt een groot grijs-groen geschilderd kast met gouden details. Aan de bovenzijde van de pijpen maakte de kastenmaker gordijndraperieën met kwasten, utigevoerd in hout.
Cornelis van Oeckelen, orgel, 1822. Waalwijk, Kerk aan de Haven. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) via Wikimedia

Dat deze orgelmaker in de huwelijksakte van zijn dochter Catharina Josephina kunstwerker wordt aangeduid, hoeft niet te verbazen. Immers, zijn orgels worden in de kranten aangeprezen als kunstwerken en de maker en zijn zonen als kunstenaars. Als Cornelis van Oekelen met zijn zonen in Utrecht het nieuwe Salpingorganon heeft geïnstalleerd[1], schrijft de verslaggever van de Utrechtsche courant (2 mei 1825) bijvoorbeeld:

Dit Kunststuk, vervaardigd door Nederlandsche Kunstenaren, zijnde de Heeren C. VAN OEKELEN en ZONEN te Breda, verstrekt tot eer van onze Natie, en ieder Nederlander zal met genoegen, zoodanig een talent vol stuk in zijn Land gemaakt, aanschouwen.

De orgel- en uurwerkmaker staat dus bekend als kunstenaar en zijn zonen treden in Van Oekelens voetsporen. Dat geldt echter niet voor zijn dochter Catharina Josephina. Zij wordt namelijk huisvrouw, als zij op 10 juli 1816 in Breda met Pieter Reinier Van der Beek in het huwelijk treedt.[2]

Verliezen

De kinderen van Catharina Josephina van Oekelen en haar echtgenoot worden geboren in Ieper, eerst Theodore Gerard op 24 juli 1818, vervolgens Constance Elisabeth Marie Frederique Justine op 1 december 1821, dan Jacomina Carolina Josephina in 1823 of 1824 en Lambert Pieter op 3 maart 1828 en ten slotte Louise Marie Françoise op 29 december 1829.[3] Deze laatste gaat zich later als kunstenaar profileren, niet als orgelmaker zoals haar grootvader, maar als kunstschilder.

In 1839 woont het gezin korte tijd in Nijmegen. Vader is intussen gepromoveerd tot “officier bij de landmacht”.[4] De oudste zoon Theodore Gerard is dan onderwijzer. In de Gelderse stad blijven ze echter niet lang, want rond 1840 woont het gezin in Maastricht.[5] Pieter Reinier van der Beek is dan gepensioneerd luitenant-kolonel. Het pensioen geeft hem echter geen rust. Rond diezelfde tijd krijgt het gezin namelijk te maken met enkele zware verliezen. Op 2 mei 1842 overlijdt in Maastricht eerst Theodore Gerard, pas 23 jaar oud.[6] Twee jaar later, op 7 november 1844, overlijdt bovendien Jacomina. Zij is nog jonger, pas 20 jaar oud.

Op 2 oktober 1857 verhuist het gezin vervolgens naar Rotterdam waar het zich aan de Stadhuissteeg 480 vestigt.[7] Louise en haar zus Constance zijn inmiddels allebei modemaakster blijkens de bevolkingsregisters.

Schilderlessen

Op 26 juni 1864 overlijdt vader echter en kort daarna, op 21 september 1864, verhuist Van Oekelen met haar kinderen naar Den Haag.[8] Louise is dan 34 jaar oud. Rond die tijd hangt ze bovendien haar korte carrière als modemaakster aan de wilgen. In Den Haag gaat ze immers in de leer bij schilder, aquarellist en graficus Jan Willem van Borselen. Dat blijkt namelijk uit een brief die haar eerste inzending aan de gemeentelijke tentoonstelling in Amsterdam in 1871 vergezelt. Dan schrijft ze aan het organiserend comité:

Eleve van den Heer van Borselen zijnde, en op diens aanbeveling mij aan de Expositie van mijn werk ten Uwent wagende, recommandeer ik mijne belangen beleefdelijk bij Ued aan

Daarna vervolgt de brievenschrijfster:

tevens heb ik aan de Commissie van de Zutphense tentoonstelling geschreven, om na den afloop mijn schilderij te zenden aan het lokaal der voormalige Koninklijke Akademie van beeldende kunsten, Oude manhuispoort, B no 106. Dat stelt voor Doode Vogels. Een Kiekendief met spreeuw en lijster op een steen rustende, prijs ook f 80.

– Louise van der Beek, brief gericht aan de commissie voor de Tentoonstelling van Kunstwerken van Levende Meesters, ongedateerd [augustus 1871]. Stadsarchief Amsterdam, archief 64, inv.nr. 63, brief nr. 78 [Stadarchief Amsterdam]

Het stuk met dode vogels dat op moment van schrijven in Zutphen te zien is, reist dus door naar de expositie in Amsterdam. Van der Beeks brief vergezelt bovendien een tweede schilderij dat ze voordraagt voor Amsterdamse tentoonstelling. Beide worden vervolgens geaccepteerd, want in de tentoonstellingscatalogus staan twee werken vermeld, ook nog een stilleven met de aanvullende beschrijving “kom met goudvissen”.[9]

Op papier staan de tekst "De twee kisten zijn gemerkt L v d B." De tekst is onderdeel van de brief van Louise van der Beek aan de organisatie van een tentoonstelling. De kisten bevatten schilderijen van Louise van der Beek.
Louise van der Beek, brief gericht aan de commissie voor de Tentoonstelling van Kunstwerken van Levende Meesters, ongedateerd [augustus 1871]. Stadsarchief Amsterdam, archief 64, inv.nr. 63, brief nr. 78. Bron: Stadarchief Amsterdam

Volgens de brievenschrijfster heeft ze twee kisten, gemerkt L. v d B. laten afleveren bij de organisatie van de tentoonstelling.

Atelier

Een schilderij toont een viertal duiven in close-up die bezig zijn met het bouwen van een nest onder een struik.
Louise van der Beek, Duiven, gesigneerd (linksonder), olie op doek, 48 x 57 cm. Collectie onbekend. Bron: Artprice

Haar huidige adres, zo schrijft Van der Beek tot slot, is “ten huize van Mevrouw de Wed. van der Beek Groene wegje no 24 s’ Hagen”. Met andere woorden, ze woont met haar moeder, die inmiddels weduwe is, aan het Groenewegje in Den Haag, een kade aan de noordoostgrens van de stationsbuurt. Ook in de tentoonstellingscatalogus van de Haagse salon in 1872 wordt Groenewegje als Van der Beeks adres genoemd.[10]

In 1875 bevindt haar atelier zich inmiddels niet meer aan Groenewegje, maar op het adres Spui 223, zo blijkt uit een krantenbericht in Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage (24 augustus 1875). Dit adres wordt ook genoemd in de tentoonstellingscatalogus van de Haagse salon 1875.[11] Ook in 1882 staat ze nog ingeschreven op het adres Spui 223 in Den Haag.[12]

Kunstliefde

Rond 1885 verlaat Van der Beek echter haar atelier aan het Spui en verhuist ze naar Utrecht. In tentoonstellingscatalogi van 1885 en 1886 staat de Domstad namelijk als haar verblijfplaats.[13] In Utrecht wordt de schilderes bovendien lid van het kunstgenootschap Kunstliefde. Met de andere leden van deze vereniging gaat ze in 1885 ook exposeren.

Toch komt er in 1886 plots een einde aan haar tentoonstellingsdeelname. Hoewel we naar de redenen waarom Louise van der Beek ophoudt met exposeren, slechts kunnen raden, is er wel een aanwijsbaar ingrijpende gebeurtenis. Op 10 april 1886 overlijdt namelijk Van der Beeks moeder bij wie Van der Beek altijd is blijven wonen.

Een overlijdensbericht in de krant meldt het overlijden van Catharine Josephina van Oeckelen, weduwe van de heer Van der Beek, ondertekend door L.P. van der Beek, Constance van der Beek en Louise van der Beek, gedateerd 9 april 1886.
Overlijdensbericht in Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad (11 april 1886), p. 2. Bron: Delpher

Volgens haar overlijdensakte woont Catharina Josephina van Oekelen op moment van sterven aan de Nachtegaalstraat 45 in Utrecht.[14] Louise blijft vervolgens op dit adres wonen, blijkt uit de bevolkingsregisters. Korte tijd daarna staat Louise namelijk met haar broer Lambert Pieter, generaal majoor, en haar zus Constance op dit adres ingeschreven.[15] Lambert Pieter is korte tijd getrouwd geweest met Maria Anna Paulina Hemelrijk, maar Hemelrijk overlijdt echter na vijf jaar huwelijk in 1877. Het lijkt erop dat Lambert Pieter dan weer bij zijn moeder en twee zussen gaat wonen.

Innig geliefd

Broer en zussen blijven aan de Nachtegaalstraat in Utrecht wonen tot 1892 waarna ze naar Den Haag verhuizen. Daar overlijdt vervolgens Lambert Pieter op 22 januari 1897, oud 68 jaar.[16] In 1903 overlijdt ook Louises ouder zus Constance, 81 jaar. Louise plaatst dan als laatst levende van de broers en zussen de rouwadvertenties voor haar “innig geliefde zus” met wie ze haar leven gedeeld heeft.

Een overlijdensbericht in de krant meldt het overlijden van Constance Van der Beek, ondertekend door haar zus Louise van der Beek, gedateerd 8 februari 1903.
Overlijdensbericht in De avondpost (10 februari 1903), p. 3. Bron: Delpher

Op 5 mei 1903 laat Van der Beek vervolgens haar testament opmaken.[17] Kort daarna overlijdt ze, op 30 juli, 76 jaar oud, maar er zijn geen naasten die haar rouwadvertentie kunnen plaatsen.[18] Na het overlijden is het daarom haar nicht, weduwe J. de Vliegh-Peerboom, die kennisgeeft van het sterfgeval in De avondpost (2 augustus 1904). De betreffende weduwe is Laurentia Wilhelmina Johanna Peerboom, weduwe van Johan François Louis de Vliegh. Het gaat hier om een aangetrouwde nicht, want haar overleden man Johan de Vliegh en Louise van der Beek delen dezelfde grootouders – het echtpaar met wie ik deze post aanving: uurwerkmaker Cornelis van Oekelen en huisvrouw Elisabeth Coenen.

Handjevol

Hiermee is het laatste niet gezegd. Naast de bovenstaande biografische schets valt er namelijk nog meer te vertellen over Louise van der Beek. Zo maakt ze vanaf 1871 naam voor zichzelf en in 1875 mag ze zelfs de gerenommeerde Javaanse schilder Raden Sarief Bastaman Saleh ontvangen in haar atelier aan het Spui. Over Louise van der Beek volgt volgende week dus meer.


Literatuur

  • Cat. Amsterdam 1871. Tentoonstelling van schilder- en andere werken van levende kunstenaars te Amsterdam, in den jare 1871 (Amsterdam: Stads-Drukkerij). [RKD Library en Google Books]
  • Cat. Den Haag 1872. Lijst van kunstwerken van levende meesters, ’s Gravenhage1872 (Den Haag: W. Carpentier). [RKD Library].
  • Cat. Den Haag 1875. Lijst van kunstwerken van levende meesters, ’s Gravenhage1875 (Den Haag: W. Carpentier). [RKD Library].
  • Cat. Groningen 1886. Lijst van schilderijen van schilderijen van levende Nederlandsche meesters, waarvan de tentoonstelling zal plaats hebben van wege het kunstlievend genootschap Pictura, te Groningen (Groningen: J.B. Wolters, 1886). [RKD Library].
  • Cat. Rotterdam 1885. Catalogus der tentoonstelling van schilderijen en andere kunstwerken, in het gebouw der Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen te Rotterdam, in 1885 (Rotterdam). [RKD Library en Google Books]
  • Libin, Laurence (red.), The Grove Dictionary of Musical Instruments, 2e ed. (Oxford University Press, 2014).
  • Scheen, Pieter A., Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950, herziene ed. (Den Haag: Scheen, 1981).

Noten

[1] Voor dit orgel, zie Libin 2014.

[2] Zie Brabants Historisch Informatie Centrum, archief 50, inv.nr. 1224, 10 juli 1816, Huwelijksregister Breda 1816, aktenr. 47 [BHIC].

[3] De geboortedatum van Theodore Gerard blijkt uit de militieregisters. Zie Regionaal Archief Nijmegen, archief 2, inv.nr. 9201, Archief Secretarie Gemeente Nijmegen. De geboortedata van Lambert Pieter, Constance en Louise blijken uit het bevolkingsregister: Het Utrechts Archief, archief 1007-2, inv.nr. 7757 [Het Utrechts Archief]. Over Jacomina valt slechts uit haar overlijdensakte te deduceren dat ze in 1823 of 1824 geboren moet zijn.

[4] Regionaal Archief Nijmegen, archief 679, inv.nr. 32834, 1840, Wijk C, folio 129 [RAN] en id., archief 679, inv.nr. 32819, 1827, Wijk C, deel 2, huisnummers 119 – 208, f. 139 [RAN].

[5] Historisch Centrum Limburg, archief 20.096A, inv.nr. 19, p. 69 [HCL].

[6] Voor het overlijden van Theodore Gerard, zie Historisch Centrum Limburg, archief 12.059, inv.nr. 259, 2 mei 1842, aktenr. 216 [HCL]. Voor Jacomina Carolina Josephina, zie id., archief 12.059, inv.nr. 259, 8 november 1844, aktenr. 512 [HCL].

[7] Zie Stadsarchief Rotterdam, archief 494-03, inv.nr. 58, 1850, Bevolkingsregister, Wijk 9 Nr. 1508-1746, 1850-1862, aktenr. 44 [Stadsarchief Rotterdam]; id., archief 494-03, inv.nr. 189, 1860, Bevolkingsregister, Wijk 9, adresnr. 421-523, 1860-1880, aktenr. 189 [Stadsarchief Rotterdam]; id., archief 494-03, inv.nr. 104, 1850, Bevolkingsregister, Wijk 14 Nr. 1879-2099, 1850-1862, aktenr. 122 [Stadsarchief Rotterdam]. P.R. van der Beek, gepensioneerd militair staat ook in de alfabetische naamlijst van het adresboek Rotterdam van 1862, p. 45. Zie Stadsarchief Rotterdam, archief 3023-18 [Stadsarchief Rotterdam].

[8] Stadsarchief Rotterdam, archief 999-09, inv.nr. 1864C, 1864, Nadere toegang op het overlijdensregister van de gemeente Rotterdam, aktenr. 1864.2083, f. c118 [Stadsarchief Rotterdam].

[9] Zie cat. Amsterdam 1871, p. 6. In 1874 wordt vervolgens een schilderij Glas met goudvissen aangekocht voor de jaarlijkse kunstverloting van het tijdschrift Kunstkronijk volgens Algemeen handelsblad (2 februari 1874), p. 2 [Delpher].

[10] Cat. Den Haag 1872, p. 9.

[11] Cat. Den Haag 1875, p. 8.

[12] Zie Haags Gemeentearchief, archief 7008-01: Adresboekjes ‘s-Gravenhage (Den Haag 1882), p. 107 [Haags Gemeentearchief].

[13] Cat. Rotterdam 1885, p. 4 en cat. Groningen 1886, p. 4.

[14] Het Utrechts Archief, archief 481, inv.nr. 463-01, 10-04-1886, Utrecht 1886, aktenr. 620 [Het Utrechts Archief].

[15] Het Utrechts Archief, archief 1007-2, inv.nr. 7757 [Het Utrechts Archief]. Louise’s broer Lambert Pieter is op 18 januari 1872 met Maria Anna Paulina Hemelrijk getrouwd, maar Hemelrijk overlijdt op 22 november 1877. Voor de huwelijksakte, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.46, inv.nr. 21872, 18-01-1872, Huwelijksakten van de gemeente Haarlem, 1872, aktenr. 10 [Noord-Hollands Archief]. Voor de overlijdensakte van Maria Anna Paulina Hemelrijk, zie Brabants Historisch Informatie Centrum, archief 50, inv.nr. 4260, 14 december 1877, Overlijdensregister ‘s-Hertogenbosch 1877, aktenr. 676 [BHIC].

[16] Haags Gemeentearchief, archief 0335-01, inv.nr. 1399, 22-01-1897, Overlijdensakten Den Haag, aktenr. 231 [Haags Gemeentearchief].

[17] Id., archief 0373-01, inv.nr. 2518, 05-05-1903, Pieter Cato Louis Eikendal [Haags Gemeentearchief].

[18] Id., archief 0335-01, inv.nr. 1430, 30-07-1904, Overlijdensakten Den Haag, aktenr. 2355 [Haags Gemeentearchief].

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to Top