In de vergetelheid

Struinend door catalogi en recensies van tentoonstellingen in het verleden komen geregeld namen van vrouwelijke kunstenaars voorbij die weinig bekendheid (meer) genieten of zelfs volledig in de vergetelheid zijn geraakt. De redenen daarvoor lopen uiteen, maar ik zoek ze altijd even op in de ongelofelijk rijke online collecties van de RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Zo kwam ik laatst de naam van Christina Roloff-Rueb tegen in een krantenartikel over een groepstentoonstelling in 1896. De naam Roloff-Rueb geeft inderdaad een treffer in RKD Artists, maar die vermelding bevat geen verwijzingen naar de andere databases van het RKD. De zoektocht verschaft bijvoorbeeld geen voorbeelden van Roloff-Ruebs werk, slechts een uitnodiging voor een dubbeltentoonstelling waar veel van haar werk te zien was.

Wie is Christina Roloff-Rueb? En waarom raakt ze in de vergetelheid en wat is er over haar te vinden?

Enigszins pijnlijk

In 1935 vindt een tentoonstelling plaats in Huize Statenlaan, aan de Statenlaan 71. Dit is een kunsthandel die in de periode 1935-1936 tentoonstellingen van hedendaagse kunstenaars en kunstenaressen organiseert. Zo ook van 3 t/m 31 augustus 1935:

Uitnodiging voor een tentoonstelling met werk van Christine Rueb en Tilla Terwindt in Den Haag
Uitnodiging voor een tentoonstelling in Den Haag, 1935, geadresseerd aan de hoofdredactie Groene Amsterdammer. RKD – Terwindt, Tilla, nr 02533.002. Bron: RKD Explore

Op de expositie hangen de schilderijen van Roloff-Rueb naast werk van Tilla (Mathilde Marie Louise) Terwindt (1890-1981). De dubbeltentoonstelling Rueb-Terwindt zal plaatsvinden ter ere van de 90ste verjaardag van Christina Roloff-Rueb. Vanwege haar overlijden in juni, vóór haar verjaardag op 3 juli, wordt het echter een posthuum eerbetoon.

De tentoonstelling trekt enige aandacht van recensenten. G.H. ‘s-Gravenzande – pseudoniem van kunstredacteur, dichter en essayist Goverdus Henricus Pannekoek – laat in Het vaderland doorschemeren dat hij niet onder de indruk is van Ruebs werk:

Wat heeft het voor zin om critiek uit te oefenen op het werk van een bijna op 90-jarigen leeftijd overleden schilderes? Het is zelfs eenigszins pijnlijk om dit te doen.

– Pannekoek in Het Vaderland (9 augustus 1935) via Delpher

De criticus heeft grote waardering voor Tilla Terwindt. Deze is een stuk jonger dan Roloff-Rueb, maar ten tijde van de dubbelexpositie is ze 45 jaar en heeft inmiddels het een en ander aan tentoonstellingen op haar naam staan. Kort ervoor is er bijvoorbeeld een expositie van haar schilderijen en pottenbakkerskunst in het Waaggebouw in Nijmegen. In 1931 heeft ze bovendien in de Kunstzaal Pictura in Den Haag geëxposeerd.

Vooral benadrukt Pannekoek “het mooie sentiment, waarmee mej. Terwindt gewerkt heeft”. Voor Roloff-Rueb heeft de kunstredacteur daarentegen weinig goede woorden over. Met de uitspraak dat hij beter zijn mond kan houden over de overleden kunstenares, zegt hij eigenlijk al meer dan nodig. Met de toevoeging dat dit zelfs “pijnlijk” zal zijn, brengt Pannekoek haar werk een spreekwoordelijke dolksteek toe. Hoe terecht is de kritiek?

Persoonlijke leven

Maar eerst wat voorgeschiedenis: Christina Rueb wordt geboren in Rotterdam, op 3 juli 1845. Het RKD bezit enkele fotoalbums van de familie Rueb met daarin ook foto’s van Christina, haar ouders, broers en zussen.

Portret van Christina Rueb, foto genomen ca. 1875-1880
Portret van Christina Rueb, foto, ca. 1875-1880, in fotoalbum Rueb XIX, 1875-1920, voorheen bezit van mr. Robert Abraham Rueb. Den Haag, Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (Collectie Iconografisch Bureau), schenking van Edzard Gelderman. Bron: RKD Explore. Met dank aan het RKD

In 1890 verhuist Christina van Rotterdam naar Hees (bij Nijmegen) waar ze intrekt bij de, uit Gent afkomstige, Wilhelm Roloff, gepensioneerd kolonel der infanterie. Op 28 augustus 1890 zijn ze in Rotterdam getrouwd. Wilhelm is eerder gehuwd geweest met Christina’s oudere zus Elizabeth (huwelijk op 10 juni 1874) en uit die echtverbinding heeft de gepensioneerd kolonel 2 dochters, Johanna Maria (geb. 1875) en Antoinette Frederika (geb. 1877). Hun moeder Elizabeth overlijdt echter in 1881.

Dan trekt Christina trekt bij Wilhelm in en ze neemt de zorg voor haar 2 nichten op zich.

Tien jaar later sterft Wilhelm Roloff. Christina Rueb overlijdt pas in 1935 in Den Haag op 89-jarige leeftijd, “zonder beroep”.

Overlijdensadvertentie van Christina Roloff-Rueb in Het vaderland van 1935
Overlijdensadvertentie voor Christina Roloff-Rueb, geplaatst door haar nicht en stiefdochter Johanna Maria Roloff, in Het vaderland (20 augustus 1935). Bron: Delpher

Daar Christina Rueb nooit zelf kinderen krijgt, zijn haar twee stiefkinderen/nichten haar voornaamste erfgenamen. Daarnaast laat ze geld aan de vereniging Armenzorg en een kinderziekenhuis, beide in Rotterdam, volgens een testament dat ze kort na haar huwelijk bij een Nijmeegse notaris heeft laten opmaken.

Artistieke leven

Schilderlessen krijgt Christina Rueb van kunstenaars Paul Bodifée en Ferdinand Hart Nibbrig, die beiden in 1888 aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam doceren. Hoewel ze nooit een beroep maakt van haar teken- en schildervaardigheden, blijft het werk dat Rueb vervaardigde, tijdens haar leven niet onopgemerkt. Onder andere neemt ze – na haar verhuizing naar Hees – deel aan een tentoonstelling in Arnhem in 1897 en in Nijmegen in 1898 (zie ook het tentoonstellingsoverzicht hieronder).

Op een Rotterdamse tentoonstelling in 1876 hangt een werk met de titel De kerkgang (nr. 447). Dit schilderij, ter waarde van 200 gulden, is niet te koop, zo staat expliciet vermeld in de catalogus. Dit doek van E. Roloff, geboren Rueb, is mogelijk van de hand van Christina’s zus Elizabeth. Ook zij schilderde dus, ook al ken ik van haar evenmin overgeleverd werk.

Christina Roloff-Rueb exposeert in 1896 op een tentoonstelling in Middelburg. Daar hangt werk van verschillende levende kunstenaars, onder wie ook veel vrouwelijke schilders. Elizabeth is dan inmiddels overleden en Christina heeft de naam Roloff aangenomen sinds het huwelijk met haar zwager, tevens weduwnaar van Elizabeth. Christina Roloff-Rueb is persoonlijk aanwezig bij de opening, samen met enkele andere deelnemende kunstschilders en -schilderessen, met name mevr. De Man en mevr. De Haan “uit onze omgeving”. De Haan moet daarom wel schilderes, tekenares en aquarellist Maria Josina de Haan (1863-1945) zijn. Zij wordt in Amsterdam geboren in een gezin van 8, maar woont ten tijde van de tentoonstelling in Middelburg. De ander is waarschijnlijk schilderes, tevens numismatica en conservator, Maria Goverdine Antonia de Man, of Marie de Man, die in 1855 in Middelburg is geboren.

Verder zijn er onder de exposanten nog de eveneens in Middelburg geboren Anna Abrahams (1849-1930) die zich vooral toelegt op bloemstillevens en hangt er werk van de indertijd goed bekende Marie Bilders-van Bosse (1837-1900) en Jo Koster (1868 of 1869-1944). Het gaat hier dan ook om een zogenaamde invitatie-tentoonstelling. Dat wil zeggen dat uitsluitend kunstenaars deelnemen die hiervoor uitgenodigd zijn. Lokale schilders exposeren er dus te midden van bekende namen. Roloff-Rueb hoort eigenlijk tot geen van beide categorieën. Ze komt immers niet uit de omgeving, maar is ook geen professioneel kunstschilderes, al heeft ze wel wat geëxposeerd.

Een vorig tijdperk

Onder de expliciet genodigde kunstenaars bevindt zich ook Christina Roloff-Rueb. Enige waardering krijgt ze dus zeker in 1896 ten tijde van de tentoonstelling in Middelburg en die in Arnhem een jaar later, waar ze met een Landschap te Overasselt is vertegenwoordigd. Bij een tentoonstelling in Nijmegen 1898 schrijft een recensent in PGNC (19 oktober 1898) dat “haar verschillende kleine stukjes bewijzen van talent” geven. Toch lijkt het tij voor haar na de eeuwwisseling te keren. In 1923 bijvoorbeeld neemt de inmiddels 78-jarige Roloff-Rueb opnieuw deel aan een expositie in Huize van Hasselt in Rotterdam. Deze is gewijd aan de “dilettant-schilders” van schildersclub Studio.

Voor het sociaal-democratische dagblad Voorwaarts schrijft een onbekende een recensie over de geëxposeerde werken. Daarin maakt de anonieme journalist de opmerking dat Roloff-Ruebs “wazige schilderijen … de door de Fransche school geïnspireerde manier van 25 jaar terug in herinnering brengt.” De voorzichtige formulering lijkt enigszins vooruit te wijzen naar een opmerking die Pannekoek 13 jaar later over Roloff-Rueb zal maken:

De teekeningen hebben iets typisch uit een vorig tijdperk en dat heeft dikwijls de bekoring van het oude.

Het vaderland (9 augustus 1935) via Delpher

Ook al is er weinig om deze oordelen te staven, iets kunnen we er wel iets uit opmaken. Roloff-Rueb houdt kennelijk vast aan een stijl die ze decennia eerder heeft aangeleerd. Het lijkt daarmee dat haar werk dat aan het einde van de 19de eeuw nog een zekere waardering heeft genoten, in de jaren ’20 en ’30 langzamerhand ouderwets wordt geacht.

Woekeren met talent

Desalniettemin zijn er in 1935 ook recensenten die positief zijn over Roloff-Ruebs werk. Volgens een criticus in De avondpost bijvoorbeeld toont Rueb in haar werk:

een opgewekte, milde bedachtzaamheid, een wijdend eerlijk streven, niet diepingaand of fel bewogen, maar wars van alle mooidoenerij

– A.d.B. in De avondpost (9 augustus 1935) via Delpher

De anonieme A.d.B. somt bovendien meer schilderijen op. Behalve het Duinlandschap met nettenboeters – welke Pannekoek als een van de weinige werken van Roloff-Rueb wel de moeite waard vindt – noemt de recensent van De avondpost nog een Boerderij, een Vaas met tulpen, een Stilleven met appels en een Hoekje van de tuin met

een weloverwogen kleur van grijzen en groen en weer diezelfde innige aandacht voor de kleine dingen.

Portret van Christina Roloff-Rueb in Haagsche courant van 1935
Portret van Christina Roloff-Rueb, foto in de Haagsche courant (20 augustus 1935). Bron: Delpher.

Deze journalist eindigt met de woorden dat natuurlijk niet alles even geslaagd is, maar “het blijft al ernstig werk, van ééne, die gewoekerd heeft met het talent, dat haar gegeven werd.” De kwaliteit van werk is dan wel wisselend, oordeelt ook deze referent, maar hij of zij laat toch een ander geluid horen dan de schrijver in Het vaderland.

Ten slotte plaatst ook de Haagsche courant een oordeel. Deze laatste anonieme recensie gaat gepaard met een foto van de recent overleden Roloff-Rueb.

Ook uit dit verslag blijkt dat het werk van de jongere Terwindt dat van Roloff-Rueb in de schaduw stelt. Toch merkt deze derde commentator op:

Tot het laatst van haar lange leven heeft zij de schilderkunst beoefend, hetgeen op zichzelf reeds eerbiedwaardig is. Bovendien gaan verschillende van de thans tentoongestelde werken boven het peil van verdienstelijk dilettantisme uit, met name de stillevens …

Haagsche courant (20 augustus 1935) via Delpher

Behalve verschillende stillevens en landschappen noemt ook deze met name het “aardige nettenboeten”. Dat was kennelijk een werk dat een breed gevoelde goedkeuring wegdraagt.

Genretaferelen

Volgens kunsthandelaar en schrijver Pieter Scheen legde Roloff-Rueb zich vooral toe op “landschappen, stadsgezichten, stillevens, dieren enz.” Op de tentoonstelling in 1935 zijn behalve portefeuilles met tal van tekeningen inderdaad geschilderde landschappen en stillevens te bezichtigen. Daarnaast noemen Pannekoek en andere recensenten bovendien het Nettenboeten waarin figuren bezig zijn met het maken en repareren van visnetten.

Ook genretaferelen behoren kennelijk tot Roloff-Ruebs repertoire.

Even dacht ik werk van Roloff-Rueb gevonden te hebben, toen ik tijdens mijn zoektocht een kavel aantrof van twee zeefdrukken die in 2013 bij Botterweg Auctions onder de hamer kwamen. De ene toont een pand aan de Amsterdamse Heerengracht, de andere de Lijnbaansgracht. Volgens de beschrijving is de signatuur in potlood te lezen als C. Rueb en de kunstenaar dus Christina Rueb, maar de identificatie is problematisch. Allereerst was Christina Roloff-Rueb in 1930 84 of 85 jaar oud. Ze woonde op dat moment in Den Haag, dus het is onwaarschijnlijk dat Amsterdamse grachten op dat moment een onderwerp voor haar waren. Ten tweede vind ik nergens dat Roloff-Rueb zich ook met zeefdrukken bezig gehouden heeft.

Omdat de signatuur aan leesbaarheid te wensen over laat, is de toeschrijving aan Christina Roloff-Rueb op zijn minst twijfelachtig. Om het nog ingewikkelder te maken: we weten niet hoe ze signeerde: Rueb of toch Roloff-Rueb?

Tegenstrijdige oordelen

Van de kunstenares die van jongs af aan tot op hoge leeftijd getekend en geschilderd en zelfs geëxposeerd heeft, heb ik niets terug kunnen vinden. Waar het werk van Tilla Terwindt af en toe op een veiling verschijnt, lijkt dat bij Roloff-Rueb niet het geval. Na haar overlijden raakt ze volledig in de vergetelheid. Over haar werk kwam ik alleen indirect meer te weten, via aankondigingen van tentoonstellingen, catalogi en recensies.

Toch levert het vluchtige onderzoek naar Christina Roloff-Rueb zeker iets op. Zo weten we inmiddels dat ook haar zus Elizabeth schildert en exposeert. Bovendien leren opeenvolgende recensies dat Christina Roloff-Ruebs werk enige waardering geniet, ook al bestempelen sommige critici haar schilderijen in de loop van de 20ste eeuw steeds vaker als enigszins ouderwets. Ten slotte schildert ze behalve landschappen, dieren en stillevens ook genretaferelen, zoals het schilderij Nettenboeten. Juist die genrescène kan in 1935 nog waardering wegdragen, zelfs van de meest kritische recensent.

Schilderende vrouwen waren recent onderwerp van mijn posts zoals die over Marie Wuytiers (1865-1944), Maria Beelaerts van Blokland (1848-1915) en Adriana van Ravenswaay (1816-1872).


Tentoonstellingen

Het tentoonstellingsoverzicht van Christina Roloff-Rueb is op basis van (gedigitaliseerde) tentoonstellingscatalogi te vinden op RKD Explore en Delpher. Daarvan is hieronder een lijst met referenties en bijbehorende links te vinden.

Middelburg 1896: Vereniging ‘Uit het volk-voor het volk’

  • titel en onderwerp onbekend

Arnhem 1897: Vereeniging van gemeentelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters, 14 juli – 1 september

  • Landschap te Overasselt (nr. 243)

Nijmegen 1898: Kunstbeschouwing van de leden van de Algemeene Kunstvereeniging

Rotterdam 1923: Schildersclub Studio in Huize van Hasselt

  • meerdere schilderijen, hoeveelheid en titels onbekend

Den Haag 1935: Huize Statenlaan, 3 – 24 augustus

  • Portefeuille met tekeningen
  • Stilleven (nr. 1), wellicht identiek aan Stilleven met appels, genoemd door Pannekoek
  • Bloemen (nr. 5), wellicht identiek aan Vaas met tulpen, genoemd door Pannekoek
  • Wintergezicht (nr. 6)
  • Boerderij (nr. 7)
  • Duinlandschap met nettenboeters (nr. 8)
  • Bloemen (nr. 12), wellicht identiek aan Vaas met tulpen, genoemd door Pannekoek
  • Het oude huis (nr. 19)
  • Herfstimpressie van het Haagse Bos (nummer onbekend)
  • Hoekje van de tuin (nummer onbekend)

Literatuur

Het tentoonstellingsoverzicht stelde ik samen op basis van de volgende literatuur (op chronologische volgorde):

  • Cat. Rotterdam, Catalogus der schilder- en kunstwerken op de tentoonstelling door de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen te Rotterdam in 1876, deel 1 (Rotterdam [1876]). [Google Books]
  • ‘Opening der zesde Schilderijen-Tentoonstelling’, Middelburgsche courant (14 april 1896) , p. 2. [Delpher]
  • Cat. Arnhem, Gemeentelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters te Arnhem (Arnhem: Thieme, 1897), p. 23. [RKD Library]
  • ‘Huize van Hasselt: De schildersclub “Studio”‘, Voorwaarts (12 oktober 1923), p. 3. [Delpher]
  • G.H. ‘s-Gravenzand (pseudoniem van Goverdus Henricus Pannekoek), ‘Tentoonstelling wijlen Mevr. Chr. Roloff-Rueb en Tilla Terwindt: Mej. Terwindt een schilderes met sentiment. Huize Statenlaan 71’, Het Vaderland (9 augustus 1935), p. 1. [Delpher]
  • A.d.B., ‘Schilderijen: Huize Statenlaan 71, De avondpost (9 augustus 1935), p. 2. [Delpher]
  • ‘Tentoonstelling wijlen mevr. Chr. Roloff-Rueb en Tilla Terwindt. Huize Statenlaan 71’, Haagsche courant (20 augustus 1935), p. 3. [Delpher]
  • Jean-Marie Duvosquel en Philippe Cruysmans, Dictionaire van Belgische en Hollandse dierenschilders geboren tussen 1750 en 1880 (Knokke-Zoute: Berko, 1998), p. 418.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to Top