Keulen en Aken
Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd. Een reuzenklus vergt tijd en geduld. Dat geldt echter niet voor kleine middeleeuwse insignes. In korte tijd goten middeleeuwse tingieters in een mum van tijd tientallen van deze kleine draagtekens waarmee ze aan een grote vraag tegemoet kwamen. Immers, in bedevaartplaatsen waren souvenirs van tin en lood gewilde koopwaar. Bovendien kostte het bijna niks om insignes van tin en lood te maken waardoor ze binnen het financiële bereik van de meeste pelgrims lagen. Eenmaal gekocht en meegenomen raakten pelgrimsinsignes verspreid over Europa, vooral insignes die populaire bedevaartculten zoals Keulen en Aken tot onderwerp hadden. Omdat pelgrims een bezoek aan deze twee steden soms combineerden, kwamen er ook insignes op de markt die de beide culten in zich verenigen.
Graaneiland
In 2023 troffen archeologen bij opgravingen in Gdańsk meerdere insignes aan waaronder een exemplaar met een gedetailleerde voorstelling in een vierkante omlijsting met torentjes erboven. Het kwam bijna intact tevoorschijn uit de 15e-eeuwse ophogingslagen van het Graaneiland (Wyspa Spichrzów) in het hart van het oude stadscentrum.[1] Uit de archeologische context is af te leiden dat het insigne waarschijnlijk uit de 14e eeuw stamt. In ieder geval is het gemaakt, gekocht én verloren vóór 1420.

De voorstelling is niet onmiddellijk te duiden. Bovenin is een kleed te zien, opgehouden door twee kleine figuren. In combinatie met de drie torens daarboven verwijst dit kleed naar een reliek in de Dom van Aken. Daar trok de tunica van Maria jaarlijks duizenden pelgrims, vooral tijdens de zevenjaarlijkse heiligdomsvaart wanneer het vanaf de galerij aan de buitenzijde van de kerk aan pelgrims werd getoond.[2] Bij die gelegenheden konden de Akense autoriteiten insignes met een afbeelding van de tunica voor verkoop aan pelgrims nauwelijks aangesleept krijgen, zo groot was dan de vraag.
Heiligen
Maar op de vondst in Gdańsk is meer te zien dan een tunica. Onder het kleed zijn op het insigne twee hoofden zichtbaar, een links en een ander rechts. In hun artikel ‘Pilgrim Badges from Granary Island, Gdańsk, Poland’ waarin de archeologen Joanna Dąbal en Dawid Borowka de vondsten op Graaneiland bespreken, komt ook dit insigne aan bod.[3] De archeologen identificeren de hoofden vervolgens als een mannen- en een vrouwenbuste. De eerste is volgens hen dan Karel de Grote. Daarop voortbordurend zou de vrouwelijke heilige Catharina van Alexandrië of Barbara van Nicomedië kunnen zijn.
Images similar to the busts are most often identified as representations of Charlemagne and, for example, St Catherine of Alexandria or St Barbara.
Toch kunnen er enkele kanttekeningen bij deze voorzichtige identificatie geplaatst worden. Hoewel Karel de Grote en Catharina of Barbara vaker figureren op Akense insignes, hebben zij zelden zo’n prominent plaats als op de vondst in Gdańsk. Meestal krijgt Maria hier namelijk de hoofdrol. Haar tunica was immers het belangrijkste reliek, belangrijker dat die van Karel de Grote en de vrouwelijke heiligen in Aken.

Als Karel de Grote en Catharina of Barbara op Akense insignes voorkomen, is dat meestal ten voeten uit terzijde van een tronende Maria, zoals op bovenstaand insignes in de collectie van de familie Van Beuningen. De twee heiligen spelen hier slechts een flankerende bijrol. De meeste aandacht gaat immers uit naar Maria. Bovendien dragen de heiligen steevast de attributen waardoor ze duidelijk te herkennen zijn. Karel de Grote draagt namelijk een miniatuurversie van zijn paltskapel, later onderdeel van de Domkerk. Catharina draagt altijd een zwaard en heeft een rad naast zich of in haar handen, terwijl Barbara altijd met de toren is voorgesteld. Deze attributen zijn op het insigne van Graaneiland nergens te bekennen waardoor de identificatie twijfelachtig wordt.
Karel de Grote
Voor hun identificatie van een van de hoofden op het insigne als dat van Karel de Grote, dachten Dąbal en Borowka waarschijnlijk aan insignes met het hoofd van Karel de Grote. De keizer was in 1189 namelijk heilig verklaard en daarna werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar het Karlschrein dat in 1215 werd voltooid. Voor het hoofd van Karel de Grote liet Karel IV van Bohemen, keizer van het Heilige Roomse Rijk, een zilver verguld reliekhoofd maken dat was bezet met edelstenen.[4] In, of kort na 1349 werd de schedel van Karel de Grote in deze prestigieuze reliekbuste geplaatst.


De nieuwe houder was vervolgens aanleiding tot de productie van insignes met een afbeelding van Karels hoofd. Ook in de oude binnenstad van Gdańsk is een dergelijk insigne teruggevonden.[5]
Drie hoofden
De identificatie van een reliekhoofd als het hoofd van Karel de Grote is dus te verklaren. De identificatie wordt twijfelachtig, omdat er op de vondst in Gdańsk meerdere reliekhoofden te zien zijn. In Aken was immers geen reliekhoofd van Catharina of Barbara en daarom was er ook geen aanleiding tot de productie van insignes met een voorstelling daarvan.
Bij nadere bestudering van het insigne uit Gdańsk blijken tussen de twee hoofden bovendien de restanten zichtbaar van een derde dat bij de nek is afgebroken. De voormalige aanwezigheid van een derde hoofd leidt vervolgens tot de vraag welke heilige meer zou kunnen zijn toegevoegd. Ook Dąbal en Borowka bemerken de aanwezigheid van een derde hoofd.[6] Zij suggereren vervolgens dat het hier dan waarschijnlijk om Maria ging:
The depiction of Charlemagne, St Catherine and St Mary refers to the king’s feretory in Aachen.
Mij zijn echter geen insignes bekend met slechts het hoofd van Maria. Een reliekhoofd van Maria was er in Aken evenmin.
Aanbidding
Gezien de uniformiteit van de hoofden en het aantal van drie dringt zich een andere identificatie op. Naast elkaar afgebeeld refereren de drie namelijk eerder aan de Drie Koningen. Hun stoffelijke resten werden niet in Aken bewaard, maar in het beroemde Dreikönigenschrein in de Keulse Dom.
Ook in Keulen konden pelgrims insignes aanschaffen. Meestal tonen deze een scène van de Aanbidding, zoals op een bijzonder mooi bewaard gebleven exemplaar, gevonden in Nijmegen. Daar naderen drie gekroonde mannen een eveneens gekroonde Maria met Jezus op haar schoot. De eerste koning biedt een bokaal aan waarnaar het kind alvast zijn handen uitstrekt. De middelste koning wijst de laatste ten slotte op een ster boven Maria’s hoofd.

Er zijn echter ook enkele insignes teruggevonden waarop de drie hoofden van de koningen centraal staan. Deze insignes met de koningshoofden zijn vooral bewaard gebleven als afgietsel op middeleeuwse klokken.[7] Daarnaast zijn twee fragmenten gevonden in Londen en één in Gdańsk.[8] Die vondsten laten opnieuw zien hoe groot ook het bereik van de Keulse cultus was. Met andere woorden, de vondsten tonen aan hoever pelgrims bereid waren te reizen voor het schrijn in de Keulse Dom.

De voorstellingen op deze insignes doen denken aan de wijze waarop de hoofden op de vondst in Gdańsk, zijn afgebeeld: frontaal, naast elkaar, uniform, zonder attributen.
Combinatie van culten
Een insigne dat Maria’s kraamkleed met de hoofden van de Drie Koningen combineert, verbindt dus bedevaartculten van twee verschillende steden: Aken en Keulen. En dergelijke combinatie is niet ongebruikelijk. De tunica van Aken was immers een populair reliek dat vaak tot onderwerp van insignes werd gemaakt en dan geregeld gecombineerd werd met culten in omgeving.
De zevenjaarlijkse Akense heiligdomsvaart waarbij de belangrijkste relieken van de stad vanaf een galerij aan de buitenzijde van de kerk aan pelgrims getoond werden, trok grote mensenmassa’s. Ik schreef al vaker over de reliekentoningen en de bijzondere betekenis en emotionale waarde ervan voor middeleeuwse pelgrims in de blogpost ‘Aanraken met de ogen’. Tijdens dergelijke grote evenementen draaiden de productie en verkoop van insignes op volle toeren. Kerkbesturen van omliggende bedevaartsoorden wilden graag een graantje van de winst meepakken en planden daarom bewust hun reliektoningen rondom de zevenjaarlijkse cyclus van Aken. Ten tijde van de Akense vaart konden pelgrims dus een tocht maken langs verschillende cultusoorden. Wanneer de pelgrim de afstanden binnen de juiste tijd aflegde, was deze op tijd om in de volgende plaats de geplande reliekentoning bij te wonen.
In alle bedevaartsoorden waren insignes te koop die pelgrims konden meenemen ter herinnering, ter devotie en ter bescherming. Voor de kerk betekende de verkoop ervan namelijk inkomsten. In elke bedevaartplaats kon de pelgrim dus een nieuw insigne kopen.
Daarnaast waren er Akense insignes die culten van verschillende bedevaartplaatsen samenbrachten. Er zijn immers insignes gevonden die de Akense tunica combineren met het reliekhoofd van de heilige Anna. Dat stond opgesteld in de kerk van Düren. Andere insignes combineren de tunica met de heilige Cornelius wiens relieken pelgrims in Kornelimünster konden bezoeken.[9] Deze combinerende insignes waren ongetwijfeld geliefde souvenirs bij pelgrims die de verschillende reliekentoningen hadden bijgewoond.
Aanbidding
Pelgrims koppelden een bedevaart naar Aken ook vaak aan een bezoek in Keulen. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat de Keulse relieken op vaste momenten aan een groot pelgrimspubliek werden getoond, zijn er wel aanwijzingen in de vorm van spiegelinsignes.[10] Dergelijke souvenirs met een ruimte voor een spiegeltje waarin de reflectie van de heiligdommen werd opgevangen, waren immers alleen gewenst als pelgrims de relieken slechts van grote afstand konden zien.

Ook zijn er insignes gevonden waarop de tunica wordt getoond boven een scène van de Aanbidding. Enkele daarvan zijn gevonden in Gdańsk, net als de vondst op Graaneiland.[11] Hier zijn de Drie Koningen te zien die hun geschenken aan Maria en het kind Jezus aanbieden, zoals op insignes uit Keulen. Ook deze insignes waren waarschijnlijk het meest populair bij pelgrims die zowel Aken als Keulen bezochten en die daar dus zowel het kraamkleed als het Dreikönigenschrein zagen. Insignes die de tunica van Maria combineerden met de hoofden van de Drie Koningen waren eerder niet bekend. Dat maakt de vondst in Gdańsk uniek.
Bijzondere betekenis
Keulen en Aken zijn niet op een dag gebouwd, maar met een insigne van Keulen en Aken kon een pelgrim wel laten zien dat deze beide steden bezocht had. De combinatie van de twee culten had bovendien een bijzondere lading. Het insigne dat zowel het kraamkleed van Maria als de koningshoofden toont, concentreert zich namelijk op relieken die samenhangen met de geboorte van Jezus. Immers, Maria droeg het kraamkleed volgens de overlevering op het moment dat Jezus werd geboren. De Drie Koningen bezochten vervolgens het pasgeboren kind in Bethlehem naar aanleiding van een visioen. Daarin was aan hen immers geopenbaard dat er een kind was geboren dat koning zou worden.
Het insigne brengt deze twee gerelateerde momenten in het leven van Jezus dus samen. Door de relieken op één insigne af te beelden en zo hun bijzondere relatie te benadrukken, gaf het insigne ook een extra lading aan de bedevaart die de pelgrim had afgelegd.
Meer mallen
Hoewel het insigne uit Gdańsk tot nog toe uniek is, wijst de vondst op het bestaan van meer insignes met dezelfde voorstelling. Er moeten er immers meer geweest zijn, want met één gietmal werden meerdere van dezelfde insignes vervaardigd. Veel ging echter verloren. Bovendien rijst met een dergelijke unieke vondst onherroepelijk de vraag of er wellicht meer mallen zijn geweest voor insignes met een vergelijkbare combinatie van de twee thema’s.

Daarmee doet de vondst uit Gdańsk ons ook anders kijken naar overgeleverde fragmenten, bijvoorbeeld naar een deel van een insigne dat in Rotterdam uit de bodem kwam.[12] Het laat twee gekroonde hoofden zien. De inscriptie KASPAR MELCIOR daaronder laat geen twijfel bestaan over de identificatie van de twee figuren. Ook hier gaat het om de hoofden van de drie koningen waarvan Balthasar ontbreekt.
De Rotterdamse vondst is eveneens uniek, maar het heeft wel een overeenkomst met het insigne van Gdańsk. Het heeft namelijk dezelfde rechthoekige omlijsting. Omdat het bovenste deel van het Rotterdamse exemplaar ontbreekt, blijft onduidelijk hoe de rest van het insigne er precies uitzag. Daarmee rijst de vraag: zou ook dit fragment ooit onderdeel zijn geweest van een insigne dat de koningencultus van Keulen met de Akense Mariacultus combineerde?
Een korte versie van dit artikel over de vondst in Gdańsk schreef ik voor de website Kunera.nl. Ook identificeerde ik vaker (fragmenten van) middeleeuwse insignes op deze website. Zie bijvoorbeeld mijn blogposts over Edme van Pontigny, over Onze Lieve Vrouwe van Scheut of van Aardenburg.
Noten
[1] Joanna Dąbal and Dawid Borowka, ‘Pilgrim Badges from Granary Island, Gdańsk, Poland – Proof of Devotion or Abandonment?’, Medieval Archaeology 68, nr. 2 (2024), p. 358-381, online gepubliceerd op 24 december 2024. [PDF]
[2] Stephan Beissel, Die Aachenfahrt. Verehrung der Aachener Heiligtümer seit den Tagen Karls des Großen bis in unsere Zeit. Ergänzungshefte zu den ‘Stimmen aus Maria Laach’, 82 (Freiburg im Breisgau 1902).
[3] Dąbal and Borowka 2024, p. 366-368 (zie noot 1).
[4] H.J.E. van Beuningen en Jos Koldeweij, Heilig en Profaan: 1000 laatmiddeleeuwse insignes uit de collectie H.J.E. van Beuningen, Rotterdam Papers VIII (Cothen 1993), p. 84-91, 175, 209-211 en Jos Koldeweij, ‘Karel de Grote-souvenirs uit Aken.’ In Annus Quadriga Mundi: Opstellen over middeleeuwse kunst opgedragen aan Prof. Dr. Anna C. Esmeijer (Utrecht/Zutphen 1989), p. 116-128.
[5] Ook in de oude binnenstad van Gdańsk werd een insigne met het hoofd van Karel de Grote gevonden. Zie hiervoor Henryk Paner, Gdańsk na pielgrzymkowych szlakach średniowiecznej Europy (Gdańsk: Muzeum Archeologiczne w Gdańsku, 2016), p. 116. Over Karel de Grote, zie verder Frank Pohle (red.), Karl der Große / Charlemagne: Orte der Macht. Essays (Aken: Sandstein Kommunikation, 2014).
[6] Dąbal and Borowka 2024, p. 367 (zie noot 1).
[7] Kunera nrs 04529-04531, 04543-04544 en 07946 (afgietsels op klokken in Lübeck, Brenz, Gramzow, Eisdorf, Dütschow en Domsühl).
[8] Kunera nrs 02861 en 02862 (gevonden in Londen) en Kunera nr. 20633 (gevonden in Gdańsk). Voor de vondst in Gdańsk, zie bovendien Paner 2016, p. 250 (zie noot 5).
[9] Voor de combinatie Aken en Düren op insignes, zie Kunera nrs 5908r/v, 13958r/v en 14245r/v. Voor de combinatie Aken en Kornelimünster, Kunera nr. 06208. Voor niet-middeleeuwse, maar wel bijzondere 17e-eeuwse bedevaartkruiken van Raerens aardewerk, waarop culten van Aken en Kornelimünster met Servatius van Maastricht gecombineerd zijn, zie Kunera nrs 04514r/r, 05980r/v 05982r/v, 10773r/v en 13560.
[10] Hartmut Kühne, Ostensio reliquiarum: Untersuchungen über Entstehung, Ausbreitung, Gestalt und Funktion der Heiltumsweisungen im römisch-deutschen Regnum (Walther de Gruyter, 2012), p. 253.
[11] Kunera nrs 20154-20155 (gevonden in Gdańsk) en 21975 (gevonden in Kampen). Voor de vondsten in Gdańsk, zie Henryk Paner, Średniowieczne świadectwa kultu maryjnego. Pamiątki pielgrzymie w zbiorach Muzeum Archeologicznego w Gdańsku (Gdańsk 2013), p. 184-185 en Paner 2015, p. 107 (zie noot 5).
[12] Voor de Rotterdamse vondst, zie Kunera nr. 00177. Zie tevens Beuningen en Koldeweij 1993, p. 157, afb. 177 (zie noot 4).
Dank je. Heel interessant!