Geliefden op klein formaat

Ondanks hun afkomst uit een vermogende familie is de bewegingsruimte van veel welgestelde 19de-eeuwse kunstenaressen beperkt. Dat was waarschijnlijk ook zo voor schilderes Françoise Sara Alida Rambonnet die zich specialiseert in portretten op miniatuurformaat. Ze portretteert vooral haar naasten en de kleine werken van Rambonnet hebben dan ook een grote emotionele waarde voor haar familie. Ze stellen immers naverwanten voor, waarvan sommige al zijn overleden. Ondanks de persoonlijke onderwerpen zoekt de kunstenares toch mogelijkheden om haar kleine schilderijen aan een groot publiek te tonen.

Kampen

Françoise Sara Alida Rambonnet (1815-1872) wordt geboren in Kampen, op 3 december 1815.[1] Ze is de jongste dochter van Nicolaas Samuel Rambonnet en Alida van Ingen. Dit echtpaar trouwt op 18 februari 1803.[2] Nicolaas is dan werkzaam als militair. Vanaf 23 februari 1796 is hij aangesteld als cadet in het derde regiment Bataafsche Dragonders. Als “zeer goed en kundig” beoordeeld, maakt hij snel carrière. Op 24 oktober 1798 wordt hij tweede officier.[3] Kort na zijn huwelijk maakt Nicolaas weer promotie, dan als eerste luitenant van zijn regiment.[4]

Françoise Sara Alida Rambonnet (toegeschreven), Portret van Aleida van Ingen (1782-1838), aquarel op ivoor, miniatuur. Particuliere collectie (1994). Bron: RKD Images

Op 17 januari 1804 krijgt het echtpaar hun eerst kind, genaamd Frederic Louis. Het is een familienaam, want de jongen krijgt dezelfde als Nicolaas’ vader die weer naar zijn grootvader is vernoemd.[5] Op 16 maart 1806 volgt dan nog een zoon blijkens de militaire stamlijsten.[6] Vervolgens krijgt het echtpaar Rambonnet-van Ingen met tussenpozen van een jaar 6 dochters: Henrietta Margaretha, Susanna Lucretia Martha, Johanna Maria, Christina Carolina Ferdinanda, Louise Alida en Françoise Sara Alida.

Ongeluk blijft evenmin uit: op 4 januari 1818 wordt een zoon geboren. Jan Rudolph Henri François overlijdt echter datzelfde jaar nog, slechts 7 maanden oud.[7] Daar blijft het bovendien niet bij: een zoon met dezelfde naam overlijdt in 1819, slechts 3 weken oud.[8] Ten slotte volgt een derde jongen met opnieuw de naam Jean Rudolph Henri François.[9] Hij wordt geboren op 26 juni 1820 te Zutphen waar Nicolaas Samuel Rambonnet dan ritmeester bij de afdeling curassiers is, maar ook deze zoon sterft jong, 4 maanden oud.

Huis Vogelenzang

Als ze 13 jaar is, verblijft Françoise met haar ouders en zussen in Breda.[10] Daar is haar vader, dan 50 jaar oud, kapitein bij de Koninklijke Militaire Akademie. In 1837 worden Françoise en haar 5 oudere zussen vervolgens ingeschreven als lidmaten in Zaltbommel.[11] In 1840 vertrekt het gezin dan ten slotte naar Oldebroek. Daar heeft Nicolaas Rambonnet immers voor zijn gezin de buitenplaats Huis Vogelenzang laten bouwen. Rond het prachtige landhuis laat Rambonnet bovendien een grote tuin met waterpartijen aanleggen.

Voorgevel van Huis Vogelensang, Oldebroek, gebouwd in 1840. Foto: Ton van der Wal, werkzaam voor RCE – Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, februari 1968. Bron: Rijksmonumenten

Moeder Aleida verhuist echter niet mee, want zij is kort daarvoor overleden.[12] Zij sterft namelijk in 1838, op 55-jarige leeftijd

Ongetwijfeld houdt Françoise zich voorafgaand aan de verhuizing naar Oldebroek al bezig met portretminiaturen, aangezien ze kort na de verhuizing begint met het exposeren ervan. Onbekend is echter waar, of van wie, Rambonnet het schilderen leert. Wel is bekend dat haar oudere broers en zussen in Zwolle de School van de Maatschappij Tot Nut van ’t Algemeen bezoeken. Verschillende van hen ontvangen daar namelijk getuigschriften en prijzen volgens Overijsselsche courant (27 juli 1819). Onder andere Christina ontvangt een aanmoedigingsprijs, eerste klasse. Mogelijk gaat ook Françoise naar deze school in Zwolle.

Klein formaat

In 1842 neemt Françoise dan voor de eerste maal deel aan een tentoonstelling, die van levende meesters in Amsterdam. Daarvoor stuurt ze 2 portretten in miniatuur. Ook in Den Haag in 1843, het jaar erop, exposeert ze 2 miniaturen, een mannen- en een vrouwenportret.

Familiebericht in Opregte Haarlemsche Courant (1 maart 1845), p. 3. Bron: Delpher

Dan overlijdt Louisa Aleida.[13] Het moet een tragedie voor de familie zijn geweest en ook voor Françoise. Zij en Louisa Aleida schelen namelijk slechts een jaar. Louisa Aleida is 30 jaar oud als ze sterft, Françoise is dan 29. Ook van haar overleden zus maakt Rambonnet een portret, mogelijk als haar zus nog leeft, maar het kan ook zo zijn dat het overlijden de motivatie is om de gelijkenis te schilderen.


Françoise Sara Alida Rambonnet, Portret van Louisa Aleida Rambonnet (1814-1845), aquarel op ivoor, miniatuur, Particuliere collectie (1994). Bron: RKD Images

Ondertussen blijft Rambonnet haar werk tentoonstellen, achtereenvolgens in Kampen (1846), Den Haag (1847), Utrecht (1848) en Groningen (1852). Haar portretten zijn daar echter niet te koop, net zo min als bijvoorbeeld het werk van een andere welgestelde kunstenares Jeanne Catharina Wijnanda Rondeau (1811-1892) over wie ik ook al eens schreef. Niet alleen zijn Rondeau en Rambonnet ongeveer van dezelfde leeftijd, beide schilderessen zijn bovendien afkomstig uit gegoede milieus, stellen hun werk geregeld tentoon en verkopen hun werk dan niet of nauwelijks. Kennelijk exposeren ze niet om er inkomsten mee te genereren.

Allerliefste bewijzen

Het geëxposeerde werk van Rambonnet blijft niet onopgemerkt. In 1846 bespreekt “een Amsterdammer” de tentoonstelling in Kampen en deze beschrijft ook de drie tentoongestelde werken van Rambonnet. De Amsterdamse criticus noemt eerst de twee portretten op ivoor “die veel verdienste bezitten,”

terwijl No. 33, waarin zij een landschap in olieverw voorstelt, een aanleg verraadt, die door verdere en onvermoeide studie groote vorderingen zal maken.

De tentoonstelling te Kampen door een Amsterdammer (Kampen 1846), p. 19-20 via Google Books.

Dan blijkt bovendien dat Françoise niet de enige van het gezin is met artistiek talent. Ook haar oudere zus Christina is immers op de tentoonstelling in Kampen met werk vertegenwoordigd:

Mejufvrouwen F.S.A. Rambonnet en C.C.F. Rambonnet te Kampen, leverden allerliefste bewijzen, dat de schilderkunst ook door haar met goed gevolg wordt beoefend.

Echter, het blijft onduidelijk wat Christina schildert. Wel lijkt de recensent met de gekozen bewoordingen te suggereren dat de zussen beide miniaturen schilderen. Dan nog blijft het gissen of het werk van Christina portretten betreft, zoals Françoise ze maakt, of iets anders, mede omdat de tentoonstellingsdeelname van Christina beperkt blijft tot deze ene expositie.

Laatste expositie

Françoise’s laatste expositie ten slotte is in Groningen in 1852. Dan verdient haar werk opnieuw vermelding in de plaatselijke krant:

Verder verdienen op deze Tentoonstelling (ofschoon niet tot de schilderkunst behoorende) bezigtigd te worden de volgende kunstwerken : … Mej. Fr. Rambonnet, te Hattem, no. 242, een vruchtstukje no. 243, Andreas Höfer, (teekening op ivoor).

– N.S. in Groninger courant (1 juni 1852), p. 3 via Delpher

Behalve portretten en landschapjes schildert Françoise kennelijk ook stillevens. Het genoemde werk met een voorstelling van Andreas Höfer verduidelijkt ook wat de “Tyrolsch Hoofdman”, die Rambonnet in 1848 naar de Utrechtse tentoonstelling opstuurt, voorstelt. Ook hier gaat het waarschijnlijk om een afbeelding van de Tirolse herbergier Andreas Höfer die de strijd met de Franse troepen van Napoleon Bonaparte aanbindt.

Familiebezit

Voor een voorstelling, zoals die van Höfer, gebruikt Rambonnet waarschijnlijk prenten als voorbeelden. Voor andere werken zoekt ze wellicht inspiratie in schilderijen zoals familieportretten. Zo portretteert ze bijvoorbeeld een verre voorvader, Frederic Louis Rambonnet (1684-1755), mogelijk naar een miniatuur in gouache en waterverf op ivoor in privébezit. Deze illustere betovergrootvader was lid van de geheime raad van de koning van Pruisen en stadhouder van Maastricht.

Françoise Sara Alida Rambonnet, Portret van Frederic Louis Rambonnet (1684-1755), aquarel op ivoor, miniatuur, 70 x 65 mm. Particuliere collectie (1994). Bron: RKD Images

Het portret van Frederik Louis Rambonnet is niet het enige in familiebezit. De familie Rambonnet-Van Ingen heeft er namelijk meerdere. In 1802 laat Nicolaas Samuel Rambonnet zichzelf bijvoorbeeld portretteren door de rondreizende miniatuurportretschilder Johannes Anspach.[14] Elf jaar later maakt dezelfde schilder bovendien een pendantportret van Nicolaas’ overleden vader Frederik Louis Rambonnet (1751-1811). Waarschijnlijk geeft Nicolaas aan Anspach de opdracht voor dit postuum portret in pastel.

Het zijn dergelijke kleine portretten die wellicht de inspiratiebron en de voorbeelden vormen voor Françoise om zich aan het portretgenre te gaan wijden. Uiteraard kan Rambonnet haar onderwerpen niet op dezelfde manier tegemoet komen als Anspach. Zij zoekt haar modellen daarom binnen haar eigen kring. Zo vult zij de familieverzameling, waaronder de portretten van Anspach, verder uit.

Haar zussen

Rambonnet blijft met haar overgebleven zussen tot haar dood in Huis Vogelenzang wonen. Daar overlijdt ze op 56-jarige leeftijd op 28 januari 1872 om half 6 ’s avonds, “ongehuwd, zonder beroep”.[15]

Familiebericht in Opregte Haarlemsche courant (5 februari 1872). Bron: Delpher

Haar vader is twee jaar eerder overleden, op 3 december 1870. Dat is nota bene op de dag dat Françoise 54 jaar wordt. De familie plaatst vervolgens een overlijdensbericht in Provinciale Drentsche en Asser courant op 8 december 1870. Nicolaas Samuel Rambonnet wordt daarna op een begraafplaats in Hattem begraven, bij zijn jong gestorven dochter Louisa Aleida. Daar wordt ook Françoise ter aarde besteld.

De vier oudste zussen blijven dan achter in Huis Vogelenzang: Henrietta, Susanna, Johanna en Christina. Van hen overlijdt Johanna als eerste, in 1878.[16] Henrietta overlijdt in Oldebroek op 29 mei 1886 volgens een familiebericht in onder andere Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant (2 juni 1886). Christina sterft daarna op 23 augustus 1890, volgens bericht in Opregte Haarlemsche Courant (28 augustus 1890).

Als laatste van de vrouwen sterft Susanna, op een hoge leeftijd van 89 jaar. De enig overgebleven dochter van het gezin Rambonnet-van Ingen is dan echter al uit Huis Vogelenzang vertrokken. Zij overlijdt namelijk in het huis van een neef te Doornspijk volgens een overlijdensbericht in Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant (19 juli 1898). Deze neef, burgemeester van Doornspijk van 1892 tot 1911, is tevens een naamgenoot van Susanna’s vader. Hij heet ook Nicolaas Samuel Rambonnet.

Geliefden

Françoise Sara Alida Rambonnet schildert dus bovenal haar eigen familie. Ook al neemt ze de gelegenheid te baat om haar werk op diverse plekken te exposeren, ze zal haar werk zelden of nooit verkocht hebben. Rambonnets kleine portretten zijn immers vooral van waarde voor de familie, omdat het gaat om portretten van naaste familieleden. In de periode dat Rambonnet haar kleine werken op ivoor tentoonstelt, overlijdt bovendien haar zus Louisa Aleida (1845). Die gebeurtenis verleent het portret van de gestorven zus een extra emotionele lading. Dergelijke miniaturen vervullen een herinneringsfunctie die voor nabestaanden hun artistieke waarde ver overtreft.

Via hun onderwerpkeuze laten de werken op ivoor echter ook zien binnen welke kaders de maakster werkzaam is. Wat Rambonnet schildert, bevindt zich immers in haar directe woonomgeving. Ook al exposeert Rambonnet door heel Nederland, de onderwerpen van haar kleine schilderijen bevinden zich dichtbij, binnen de muren van haar woning zelfs, in de vorm van mensen en hun portretten. Slechts af en toe wijdt Rambonnet zich aan andere genres, zoals een stilleven of een landschap, maar ook daarvoor blijft ze waarschijnlijk dicht bij huis. Vanaf 1840 is dat de monumentale buitenplaats Huis Vogelenzang die haar vader voor zichzelf en dochters heeft laten bouwen.

Françoise Sara Alida Rambonnet blijft in Huis Vogelenzang wonen en werken tot haar overlijden in 1872. Binnen de muren van haar woning maakt ze haar portretten van geliefden op klein formaat. Hoe klein ook, ze weet er in de periode 1842 tot 1852 een flink publiek mee te bereiken, via tentoonstellingen in Amsterdam, Den Haag, Kampen, Utrecht en Groningen.


Tentoonstellingen

Hier volgt een overzicht van de groepstentoonstellingen waaraan Françoise Sara Alida Rambonnet tussen 1842 en 1852 deelneemt. Voor dit overzicht heb ik uitvoerigd gebruik gemaakt van de gedigitaliseerde tentoonstellingscatalogi in RKD Library van het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis en op Google Books, evenals van de gedigitaliseerde kranten op de website Delpher van de KB – Nationale Bibliotheek.

Amsterdam 1842: Tentoonstelling van Voortbrengselen van Schilder-, Teeken-, Graveer-, Bouw- en Beeldhouwkunst

  • “een Portret, in Miniatuur” (nr. 285)
  • “een dito” (nr. 286)

Den Haag 1843: Tentoonstelling van schilder- en kunstwerken van levende meesters

  • “een mansportret; Miniatuur” (nr. 279)
  • “een damesportret, idem” (nr. 280)

Kampen 1846: Tentoonstelling van voortbrengselen van Overijsselsche nijverheid en kunst [volgens De tentoonstelling te Kampen door een Amsterdammer (Kampen 1846), p. 19-20 via Google Books]

  • “twee portretten op ivoor” (nrs. onbekend)
  • landschap in olieverw” (nr. 33)

Den Haag 1847: Tentoonstelling van schilder- en kunstwerken

  • “Een met goud en eene naald bewerkt schilderijtje op glas” (nr. 344)
  • “Een portret. Miniatuur” (nr. 345)
  • “Een portret. Miniatuur” (nr. 346)

Utrecht 1848: Tentoonstelling van schilder- en kunstwerken van levende meesters

  • “Een Vrouwen Portret op Ivoor gepointeerd” (nr. 204)
  • “[Een] dito dito [op Ivoor gepointeerd]” (nr. 205)
  • “[Een] Tyrolsch Hoofdman [op Ivoor gepointeerd]” (nr. 206)

Groningen 1852: Tentoonstelling van schilderijen van levende Nederlandsche meesters

  • “Een vruchtstukje op ivoor” (nr. 242)
  • “Andreas Höfer” (nr. 243) [“teekening op ivoor” volgens Groninger courant (1 juni 1852), p. 3 via Delpher]

Literatuur

Hier volgen de catalogi op basis waarvan ik het voorgaande tentoonstellingsoverzicht heb samengesteld. De (gedigitaliseerde) tentoonstellingscatalogi zijn te vinden op de website van het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis en op Google Books.

Catalogi

  • Cat. Amsterdam 1842. Lijst van Voortbrengselen van Schilder-, Teeken-, Graveer-, Bouw- en Beeldhouwkunst, te Amsterdam, welke zijn toegelaten tot de Tentoonstelling van den Jare 1842 (Amsterdam: Stads-Drukkerij), p. 12. [RKD Library]
  • Cat. Den Haag 1843. Lijst der schilder- en kunstwerken van levende meesters, welke zijn toegelaten tot de tentoonstelling te ’s Gravenhage van den jare 1843 (Den Haag: H.S.J. de Groot), p. 26. [RKD Library]
  • Cat. Den Haag 1847Tentoonstelling van schilder- en kunstwerken, welke zijn toegelaten tot de tentoonstelling te ’s Gravenhage van den jare 1847 (Den Haag: H.S.J. de Groot), p. 28. [RKD Library]
  • Cat. Groningen 1852. Lijst van schilderijen van levende Nederlandsche meesters, waarvan de tentoonstelling zal plaats hebben van wege het kunstlievend genootschap ter aanmoediging en bevordering van teeken- en schilderkunst, onder den naam: Pictura, te Groningen (Groningen: erven C.M. van Bolhuis Hoitsema), p. 25. [RKD Library]
  • Cat. Kampen 1846. Overzigt der tentoonstelling van voortbrengselen van Overijsselsche nijverheid en kunst te Kampen in 1846 (Zwolle: J.J. Tijl, 1846), p. 8. [RKD Library en Google Books]
  • Cat. Utrecht 1848Tentoonstelling van schilder- en kunstwerken van levende meesters, te Utrecht, in 1848 (Utrecht: L.E. Bosch en Zoon), p. 23. [RKD Library]

Overig

  • De tentoonstelling te Kampen door een Amsterdammer (Kampen: K. van Hulst, 1846), p. 19-20. [Google Books]
  • Pieter A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950, herziene ed. (Den Haag: Scheen, 1981), p. 417.

Noten

[1] Collectie Overijssel locatie Zwolle, archief 0123: BS Geboorte Burgerlijke Stand in Overijssel, Kampen, inv.nr. 7378, Registers van geboorten, Kampen, aktenr. 208: 6 december 1815, [open archieven].

[2] Gelders Archief te Arnhem, archief 0176: DTB Trouwen Zutphen, Arnhem, inv.nr. 1912.08, folio 10 [Gelders Archief].

[3] Nationaal Archief te Den Haag, 2.01.15 Inventaris van de stamboeken, naamlijsten, conduite- en pensioenstaten van officieren, onderofficieren en minderen der Landmacht, ca. 1795-1813, 59 Regiment Dragonders, folio nr. 127 [Nationaal Archief]. In 1802 wordt Rambonnet in de conduitestaten van het leger omschreven als “zeer goed en kundig officier”. Zie Nationaal Archief, 2.01.15 Inventaris van de stamboeken, naamlijsten, conduite- en pensioenstaten van officieren, onderofficieren en minderen der Landmacht, ca. 1795-1813, 137 Conduitestaten van officieren en cadetten van ‘s-lands Armee, folio nr. 465 [Nationaal Archief].

[4] Nationaal Archief te Den Haag, 2.01.15: Inventaris van de stamboeken, naamlijsten, conduite- en pensioenstaten van officieren, onderofficieren en minderen der Landmacht, ca. 1795-1813, 64 1ste Regiment Dragonders, folio nr. 127 [Nationaal Archief].

[5] Voor het huwelijk van Frederic Louis Rambonnet te Elburg, zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207: BS Huwelijk Burgerlijke stand Gelderland, dubbelen, Elburg, inv.nr. 5121.04, Elburg, Huwelijksregister, aktenr. 5: 22 mei 1846 [Gelders Archief].

[6] Nationaal Archief te den Haag, 2.01.15 Inventaris van de stamboeken, naamlijsten, conduite- en pensioenstaten van officieren, onderofficieren en minderen der Landmacht, ca. 1795-1813, 106 Stamlijst van officieren van het 3de Regiment Infanterie. Nrs. 1 – 53, folio nr. 10 [Nationaal Archief]. De naam van het regiment Dragonders verandert in 1806 in het derde regiment Hussaren.

[7] Voor geboorteakte, zie Collectie Overijssel locatie Zwolle, archief 0123: BS Geboorte Burgerlijke Stand in Overijssel, Zwolle, inv.nr. 14427, Registers van geboorten, Zwolle, aktenr. 7: 6 januari 1818 [Collectie Overijssel locatie Zwolle]. Overlijdensakte, zie Collectie Overijssel, archief 0123: BS Overlijden Zwolle, registers van overlijdens, Zwolle, inv.nr. 15273, aktenr. 278: 22 augustus 1818 [Collectie Overijssel locatie Zwolle].

[8] Voor de overlijdensakte, zie Collectie Overijssel, archief 0123: BS Overlijden Zwolle, registers van overlijdens, Zwolle, inv.nr. 15273, aktenr. 120: 28 mei 1819 [Collectie Overijssel locatie Zwolle]. Collectie Overijssel locatie Zwolle, archief 0123: BS Geboorte Burgerlijke Stand in Overijssel, Zwolle, inv.nr. 14427, Registers van geboorten, Zwolle, aktenr. 180: 8 mei 1819 [Collectie Overijssel locatie Zwolle].

[9] Voor de geboorteakte, zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207: BS Geboorte Zutphen, inv.nr. 1695, aktenr. 145: 28 juni 1820 [Gelders Archief]. Voor de overlijdensakte, zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207: BS Overlijden Burgerlijke stand Gelderland, dubbelen 1811-1902, Zutphen, inv.nr. 1862.03, Zutphen, Overlijdensregister, aktenr. 167: 28 oktober 1820 [Gelders Archief].

[10] Stadsarchief Breda, Bevolkings­register Gemeente Breda 1815-1925, Bron: boek, Deel: 1250, Periode: 1830, Breda, inv.nr. 1250, Volkstellingregister Breda 1829 deel 02, folio 11 [Stadsarchief Breda].

[11] Regionaal Archief Rivierenland te Zaltbommel, archief 3198: DTB Lidmaten NH Lidmaten 1817-1884 (DTB-1961), Tiel, inv.nr. 1961, folio 94 [Regionaal Archief Rivierenland].

[12] Voor de overlijdensakte van Aleida van Ingen, zie Regionaal Archief Rivierenland te Zaltbommel, archief 3151: BS Overlijden 1831-1840, Tiel, inv.nr. 446, aktenr. 64 [Regionaal Archief Rivierenland]. RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis meldt bij het portret van Aleida dat zij overlijdt in 1851. Zie RKD images, geraadpleegd 11 mei 2024.

[13] Voor de overlijdensakte van Louisa Aleida, zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207: BS Overlijden Burgerlijke stand Gelderland, dubbelen, Oldebroek, inv.nr. 3440.10, Oldebroek, Overlijdensregister, aktenr. 16: 25 februari 1845 [Gelders Archief].

[14] Jeanine Otten, “‘Een welgelijkend Portrait voor ƒ5.-.-‘ Johannes Anspach (1751-1823) in 1801 en 1811 in Zwolle”, Zwols Historisch Tijdschrift 17, nr. 2 (2000), p. 52-59, daar p. 57 [Zwolse Historische Vereniging].

[15] Gelders Archief te Arnhem, archief 0207: BS Overlijden Burgerlijke stand Gelderland, dubbelen, Oldebroek, inv.nr. 3437.02, Oldebroek, Overlijdensregister, akter. 12: 29 januari 1872 [Gelders Archief]. Rambonnet wordt begraven in Hattem. Zie Streekarchief Epe, Hattem en Heerde te Epe, Begraafplaatsregisters Klapper op de begraafboeken van de algemene begraafplaats van Hattem op de Wiessenberg (1829-1880), Hattem, archief 2273-012 [open archieven]. Zie ook inventarisatie ‘Begraven 1829 – 1880’ van G.J. Veltkamp en G. Kouwenhoven (1996) [Streekarchief Epe].

[16] Voor de overlijdensakte van Johanna Maria, zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207: BS Overlijden Burgerlijke stand Gelderland, dubbelen, Oldebroek, inv.nr. 3437.08, Oldebroek, Overlijdensregister, aktenr. 46: 18 mei 1878 [Gelders Archief]. Voor overlijdensbericht zie ook overlijdensbericht in Zutphensche courant (18 mei 1878) [Delpher]. Voor de akte van Carolina, zie Gelders Archief te Arnhem, archief 0207: BS Overlijden Burgerlijke stand Gelderland, dubbelen, Oldebroek, inv.nr. 3436.10, Oldebroek, Overlijdensregister, aktenr. 80: 25 augustus 1890 [Gelders Archief].

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to Top