Onderwijs, kunst en wetenschap

Op 12 juni 1927 overlijdt Yfke (Eva) Jacoba Bruining. Als schilderes exposeert ze vooral in de periode van 1905 tot 1925 en haar werk valt op in de pers. De lovende recensies maken nieuwsgierig. Toch levert een zoektocht langs kunstenaarsdatabases en lexica teleurstellend weinig resultaat. Na wat meer onderzoek blijkt snel dat, behalve over Yfke Bruining, er ook het een en ander te vertellen is over haar zussen Jeike en Catharina. Hoewel ze alle drie beginnen in het onderwijs, kiezen de zussen ieder voor een andere richting. Ze maken namelijk carrières in respectievelijk onderwijs, kunst en wetenschap.

Onderwijs

Yfke (ook: Eva) Jacoba Bruining wordt geboren in Leeuwarden op 9 april 1865. [1] Haar vader Menne is daar winkelier. Yfke heeft al een oudere zus, Jeike Catharina, geboren op 14 februari 1861. Na Yfke volgt nog een meisje dat de naam Catharina Egberta Cornelia krijgt. Zij wordt geboren op 19 januari 1868. Ten slotte wordt op 29 juni 1872 nog een jongen geboren: Menne Ismael Bernardus. [2]

Broer Menne studeert eerst letterkunde in Groningen en daarna rechten in Leiden waar hij in 1899 promoveert. Vervolgens wordt hij adjunct-directeur van het Centraal Bureau voor Sociale adviezen in Amsterdam. [3] Hij overlijdt echter kort daarop in Den Haag, pas 28 jaar oud, volgens een overlijdensadvertentie in Het vaderland (5 december 1900). Mogelijk verblijft hij dan bij zijn ouders. Die zijn immers in 1896 naar Den Haag verhuisd.

De drie zussen leggen zich in eerste instantie alle drie toe op het onderwijs. In oktober 1879 wordt de oudste toegelaten als kandidaat voor het akte-examen tot hulponderwijzeres. [4] In april 1884 gaat ook Yfke op voor het akte-examen als onderwijzeres in het lager onderwijs en in 1887 volgt ten slotte de jongste, Catharina. Die wordt eerst toegelaten voor het akte-examen Duits, eveneens in het lager onderwijs en slaagt in 1889 voor haar akte-examen Frans.

Den Haag

In 1886 slaagt Jeike voor haar akte-examen middelbaar onderwijs. [5] In 1887 wordt ze vervolgens benoemd tot onderwijzeres aan de meisjesschool in Assen volgens Provinciale Drentsche en Asser courant (23 maart 1887). Daar geeft ze onder andere les in handwerken, blijkt uit een later bericht in Provinciale Drentsche en Asser courant (4 september 1888).

In 1888 komen daar andere vakken voor in de plaats. Jeike gaat daarom minder uren lesgeven, want “de thans door haar onderwezen vakken vereischen vrij wat meer voorbereiding”. Welke studieonderdelen dat zijn, staat er niet bij, maar het ligt voor de hand dat dit exacte vakken zijn. In 1894 wordt Jeike namelijk benoemd als lerares natuur- en scheikunde aan de H.B.S. voor meisjes in Den Haag. [6]

Op 25 juni 1896 vertrekken ook Menne en Riemkje met hun dochter Yfke – dan 31 jaar oud – naar Den Haag. Vanaf dat moment woont het echtpaar samen met hun twee oudste dochters op de Van Speyckstraat 57. Ook Catharina woont inmiddels in Den Haag blijkens bericht in Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage (13 augustus 1900).

Wetenschap

Jeike maakt dus carrière in het onderwijs waarvoor ze het land doorkruist. Ook Catharina gaat in eerste instantie de onderwijskant op met aanstellingen aan meisjesscholen in Assen en Sneek [7], maar maakt al gauw een loopbaanswitch. Na vrijwilligerswerk in het Groningse archief te hebben gedaan, wordt ze namelijk adjunct-archivaris voor de gemeente Alkmaar.

Kennisgeving in Land en volk (27 mei 1910). Bron: Delpher

Daarnaast is Catharina actief als historica en letterkundige. Als lid van de historische afdeling van de tentoonstelling De vrouw in 1913 schrijft ze bijvoorbeeld mee aan een stuk over de rol van vrouwen in armenzorg en kerkelijk leven. [8] In dat jaar spreekt ze ook over schrijfsters van omstreeks 1813. Tijdens een bijeenkomst van Alg. Ned. Verbond in het Dames-Leesmuseum aan Lange Voorhout in Den Haag leest ze voor uit hun werk. Journaliste Hanne Verbruggen bespreekt de lezing vervolgens uitvoerig in De Haagsche vrouwenkroniek. [9] Ook voor het maandblad De vrouw en haar huis schrijft Catharina in 1914 over schrijfsters van de vorige eeuw, met bijzondere aandacht voor de dichteres Johanna Constantia van Cleve (1800-1822). [10]

Schrijfsters uit het verleden blijven Catharina boeien. In 1916 schrijft ze bijvoorbeeld nog over dichteres Maria Tesselschade (1594-1649) voor het historische blad Van onzen tijd. [11]

Behalve als historisch letterkundige houdt Catharina zich in haar functie als archivaris uitvoerig bezig met de geschiedenis van Alkmaar. In 1911 schrijft ze onder andere een inleiding bij een tentoonstelling over het beleg en ontzet van Alkmaar in 1573, gehouden in de bovenzaal van het Stedelijk Museum in Alkmaar, volgens Algemeen handelsblad (9 oktober 1911). In 1921 organiseert Bruining bovendien zelf een tentoonstelling over Alkmaars ontzet met bruiklenen uit particuliere collecties, waarbij ze opnieuw een historische inleiding verzorgt, volgens Algemeen handelsblad (23 september 1921).

Veel bloemen

Yfke Bruining, Bloemen in een vaas, gesigneerd Ý.J. Bruining f.’ (rechtsonder), olie op doek, 82 x 66 cm. Collectie onbekend. Bron: artnet en arcadja

Jeike maakt carrière als onderwijzeres, Catharina als archivaris en historica. Yfke daarentegen legt zich na de verhuizing naar den Haag volledig toe op het schilderen. Volgens kunsthistoricus Albert Plasschaert krijgt Yfke in de periode 1900 tot 1906 immers les van schilders Suze Robertson en Gerard Gratama. [12] Bruining vat daarnaast een vriendschap op met schilderes Lina Gratama, de zus van haar leermeester Gerard Gratama. [13]

Vervolgens wordt Bruining lid van verschillende kunstenaarsverenigingen, zoals Maatschappij Arti et Amicitiae in Amsterdam. In 1911 exposeert ze met de Haagsche Kunstkring. Dan schrijft kunstcriticus L.F. in De nieuwe courant (7 mei 1911) dat de nog minder bekende leden van de Kunstkring, onder wie Bruining, “goed voor den dag gekomen” zijn.

Naar aanleiding van een Picturatentoonstelling in Groningen schrijft een recensent in Nieuwsblad van het Noorden (8 oktober 1912) vervolgens:

Van mej. Bruining uit Den Haag is het meeste en o. i. ook het beste werk. Stillevens, veel bloemen, Groote werken en kleine genrestukjes.

De vroegste tentoonstellingen laten al zien dat Bruining zich vooral toelegt op bloemen, ook al waagt ze zich af en toe aan landschappen, stillevens en genretaferelen.

Machtig talent

In 1920 treedt Bruining vervolgens toe tot de vereniging Pictura in Dordrecht. Dat jaar neemt ze ook deel aan de jaarlijkse tentoonstelling van het werk der leden. Over de eerste kersttentoonstelling schrijft een criticus in Nieuwe Rotterdamsche courant dan:

Een nieuw lid, Mej. Bruining, geeft met haar drie aquarellen bewijs van lijn en kleurzin en van teedere en knappe olieverftechniek. Verrassend schoone verven doet zij ineenvloeien, maar door gemis van plastischen vormenbouw en saamgebondenheid staat haar werk niet op het plan, waar het bij den uitgesproken poëtischen zin en het schoonheidsgevoel diende te komen.

Nieuwe Rotterdamsche courant (31 december 1920), p. 3 via Delpher

Hoewel de recensent spreekt van ‘kleurzin”, “knappe olieverftechniek” en “verrassend schone verven, is de bespreking ook voorzichtig kritisch. Het jaar daarop is dezelfde recensent in Nieuwe Rotterdamsche courant (24 december 1921) meer onder de indruk van “deze gevoelige schilderes”, vooral van haar aquarel van uitgebloeide kerstrozen die “een voornamen indruk maken”.

Haar bloemen blijven onderwerp van lof, zoals de klaprozen die Bruining in 1922 exposeert in het Clubgebouw voor Vrouwen in Den Haag. Daarover schrijft een criticus:

Het machtige talent van deze vrouw spreekt vooral uit het groote, bronzen schilderij met klaprozen die met liefelijkheid van uitbeelding, kracht geven.

Nieuwe Rotterdamsche courant (12 februari 1922), p. 9 via Delpher

Ironisch is dat de anonieme criticus hier denkt te spreken over een doek van schilderes Anna Abrahams. Het werk waaruit “het machtige talent” van Abrahams spreekt, is echter niet van Abrahams, maar van Bruining, zo blijkt uit een rectificatie twee dagen later in Nieuwe Rotterdamsche courant (14 februari 1922).

Beperkte faam

Yfke Bruining, Orchidee, gesigneerd ‘Y J Bruining’ (rechtsonder), gouache, 23,5 x 30,5 cm. Collectie: Skoander

Ondanks haar geregelde deelname aan tentoonstellingen lijkt Bruinings faam beperkt te blijven tot de regio Rotterdam en Den Haag. Een der recensenten denkt ook te weten waarom Bruining niet doorbreekt met haar werk. Naar aanleiding van een tentoonstelling in Kunstzaal Van Brummelen schrijft deze namelijk:

Doch meestentijds is de geheele conceptie van deze aquarellen veel te oppervlakkig, te weinig in den geest doordacht; alle schaduwen zijn er van één zelfde kracht en voor- en achtergrond warrelen zonder toonverschil dooreen. Aan haar kleurverrukking gaf de schilderes zich over, zonder zich ook maar eenigs zins rekenschap te geven van den bouw van haar vormen, van dien der compositie, de verdeeling van licht- en donker-plans.

Nieuwe Rotterdamsche courant (9 maart 1923), p. 9 via Delpher

Bruining lijkt inderdaad meer geïnteresseerd in kleuren en vlakken dan in ruimtelijkheid. De criticus geeft desalniettemin toe dat er van haar boeiend werk te zien is. Het uitblijven van een doorbraak is dan ook niet te wijten aan een gebrek aan talent. Eerder speelt Bruinings gezondheid een doorslaggevende rol. In een bericht naar aanleiding van Bruinings begrafenis in Het vaderland (18 juni 1927) zinspeelt een journalist hierop als deze schrijft: “Door haar gezondheid heeft zij slechts in kleine kring kunnen werken”.

Kracht van koloriet

In 1923 is Bruinings schilderwerk nog te zien op een dubbeltentoonstelling met kunstschilderes Lien Verburgt-Kramers (1876-1968). [15] Dan schrijft de recensent van Nieuwe Rotterdamsche courant (27 april 1923) die eerder zo kritisch was: “Mej. Bruining belijdt telkens een goede opvatting van het stilleven, met alle erkenning van het schilderkunstige element.”

Aankondiging in De Haagsche vrouwenkroniek 10, nr. 15 (14 april 1923), p. 4. Bron: Delpher

Een andere recensent schrijft bovendien voor Haagsche courant:

[Bruining] heeft een beheerschte kracht van koloriet, die haar bloemen en stillevens veelal tot iets moois doet worden. Wat zij weet te maken van simpele onderwerpen, als inmaakflesschen of een oude kan, bewijst dat zij zuiver schildertalent heeft.

Haagsche courant (20 april 1923) via Delpher

Tot vlak voor haar overlijden ontvangt Bruinings werk dus bovenal positieve kritieken. In 1925 exposeert ze haar schilderijen en aquarellen nog eens in Amsterdam. Twee jaar later overlijdt de schilderes in het kuuroord Bad Nauheim waar ze waarschijnlijk vanwege haar slechte gezondheid verblijft. Ze is dan 62 jaar oud. [14]

Drie zussen

Ook al spreekt een kunstcriticus in 1923 van een uitblijvende doorbraak, Yfke Bruining weet weldegelijk naam voor zichzelf te maken. Plasschaert neemt haar immers op in zijn Korte geschiedenis der Hollandsche schilderkunst van af de Haagsche school (1923). Veel kranten maken bovendien melding van het overlijden van de kunstenares. “Te Nauheim is schilderes Y.J. Bruining overleden”, meldt dan Het vaderland op 16 juni 1927. Het bericht wordt overgenomen in Algemeen handelsblad (17 juni 1927) en Nieuwsblad van het Noorden (18 juni 1927) alsook in De Haagsche vrouwenkroniek (25 juni 1927).

Al met al is het vreemd dat opmerkingen over Bruining sindsdien beperkt zijn gebleven tot de paar woorden die Plasschaert in 1923 over haar op papier zet. Ondanks de beperkingen die haar zwakke gezondheid met zich meebrengt, exposeert Bruining veel en de schrijvende pers ontvangt haar werk steevast lovend. Ook haar zussen Jeike en Catharina weten imposante carrières voor zichzelf te maken. In onderwijs, kunst en wetenschap maken de drie zussen stuk voor stuk naam voor zichzelf.

Na Yfkes overlijden in 1927 schenken “de dames J. en C. Bruining” twee krijttekeningen van duinlandschappen in de omgeving van Den Haag aan de Haagse Gemeentelijke Kunstverzamelingen volgens De avondpost (14 november 1929). Yfkes zussen Jeike en Catharina proberen zo de herinnering aan hun schilderende zus levend te houden. Alle lovende recensies die over Bruinings werk verschijnen in de periode van 1905 tot 1925, maken nieuwsgierig naar haar werk. Toch is dat nauwelijks terug te vinden, ook niet in openbare collecties, ondanks de schenking die haar zussen doen na haar overlijden.


Tentoonstellingen

Het onderstaand tentoonstellingsoverzicht is onder andere gemaakt op basis van (gedigitaliseerde) tentoonstellingscatalogi van het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. De meeste info komt echter uit kranten die gedigitaliseerd te raadplegen zijn via de website Delpher van de KB – Nationale Bibliotheek.

Amsterdam Arti et Amicitiae [s.a.]: onbekend [volgens Nieuwe Rotterdamsche courant (9 maart 1923), p. 9 via Delpher]

Arnhem 1905: Gemeentelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters (derde vierjaarlijksche), 15 juli tot 18 augustus

  • Stilleven (nr. 50)
  • Primula chinensis (nr. 51)

Een van beide – “Stilleven (aquarel)” – verkocht volgens De avondpost (9 augustus 1905), p. 6 via Delpher

Amsterdam 1907: Stedelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters, september

  • “Primula Chinensis (aquarel)” (nr. 475)

Den Haag, Haagsche Kunstkring, 1911: Tentoonstelling van werk door leden van de Haagsche Kunstkring

  • “geaquarelleerd stilleven” [volgens De nieuwe courant (7 mei 1911), p. 5 via Delpher en Het nieuws van den dag (4 mei 1911), p. 6 via Delpher]

Den Haag, Pictura, 1912: Schilderijententoonstelling

  • “stillevens, veel bloemen, groote werken en kleine genrestukjes” [volgens Nieuwsblad van het Noorden (8 oktober 1912), p. 2 via Delpher]

Arnhem 1913: Gemeentelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters, 4 juli t/m 17 augustus

  • “Oude kan” (nr. 41)

Dordrecht, Pictura, 1920: Tentoonstelling van werk der leden

  • “drie aquarellen” [volgens Nieuwe Rotterdamsche courant (31 december 1920), p. 3 via Delpher

Dordrecht, Pictura, 1921: Tentoonstelling van werk der leden

  • “Uitgebloeide kerstrozen” [volgens Nieuwe Rotterdamsche courant (24 december 1921), p. 2 via Delpher]

Den Haag, Clubgebouw voor Vrouwen, 1922: Tentoonstelling van schilderijen door vrouwelijke leden

  • “Klaprozen” [abusievelijk toegeschreven aan Anna Abrahams in Nieuwe Rotterdamsche courant (12 februari 1922), p. 9 via Delpher; met rectificatie in Nieuwe Rotterdamsche courant (14 februari 1922), p. 9 via Delpher]

Rotterdam, Kunstzaal Van Brummelen, 1923: Aquarellen van Mej. Bruining

  • “Een groot aantal aquarellen… Bloemen en nog een bloemen vindt de bezoeker ook op haar teekeningen, slechts een enkel landschap en een paar stillevens, één groot doek met pompoenen in olieverf zijn daarbij.” [volgens Nieuwe Rotterdamsche courant (9 maart 1923), p. 9 via Delpher]

Den Haag, Kunstzaal Pictura, 1923: Aquarellen door mevr. C.G. Verburgt-Kramers en mej. Y.J. Bruining, 7 – 28 april

  • o.a. “orchidee” en “Kerstrozen” [volgens Nieuwe Rotterdamsche courant (27 april 1923), p. 3 via Delpher]

Amsterdam, Nationale Kunsthandel, 1925: Tentoonstelling van schilderijen en aquarellen van mej. Bruining. Tevens batikwerk van den heer en mevr. Van Dijk en aardewerk van Lanooy, tot 28 november

  • “schilderijen en aquarellen” [volgens Het volk (12 november 1925), p. 3 via Delpher]

Catalogi

Hier volgen de tentoonstellingscatalogi die ik heb gebruikt voor het tentoonstellingsoverzicht. Archiefstukken en overige literatuur waarvan ik gebruik heb gemaakt bij het schrijven over Bruining, staan genoemd in de noten.

  • Cat. Amsterdam 1907Stedelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters, in 1907. Catalogus (Amsterdam: Stadsdrukkerij), p. 38. [RKD Library]
  • Cat. Arnhem 1905Gemeentelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters te Arnhem in Musis Sacrum (derde vierjaarlijksche), 15 juli tot 18 augustus 1905 (Arnhem: G.J. Thieme), p. 9. [RKD Library en DoMe]
  • Cat. Arnhem 1913Gemeentelijke tentoonstelling van kunstwerken van levende meesters te Arnhem in Musis Sacrum (vijfde vierjaarlijksche), 4 juli t/m 17 augustus 1909 (Arnhem: N.V. Boek- Courant- en Steendrukkerij v/h G.J. Thieme), p. 9. [RKD Library]

Noten

[1] AlleFriezen te Leeuwarden, BS Geboorte Gemeentebestuur van Leeuwarden, 1811-1941 – Historisch Centrum Leeuwarden, archief 1002, inv.nr. 3414, 11 april 1865, Geboorteregister 1865, aktenr. 253 [open archieven].

[2] AlleFriezen te Leeuwarden, BS Geboorte Gemeentebestuur van Leeuwarden, 1811-1941 – Historisch Centrum Leeuwarden, archief 1002, inv.nr. 3417, 21 januari 1868, Geboorteregister 1868, aktenr. 35 [open archieven] en id., inv.nr. 3421, 1 juli 1872, Geboorteregister 1872, aktenr. 437 [open archieven].

[3] ‘M.J.B. Bruining’ in Vivat’s geïllustreerde Encyclopedie, red. J. Kramer (1908) [Ensie].

[4] Voor Jeike Bruining, zie De wekker 38, nr. 83 (1879) [Delpher] en De wekker 39 nr 28 (1880) [Delpher]. Voor de toelating van Yfke Bruining, zie De wekker 41 (1884), no 32 [Delpher], tevens in Algemeen Handelsblad (14 april 1884) [Delpher]. Voor Catharina Bruining, zie De wekker 44, nr. 65 (1887) [Delpher], De wekker 46, nr. 34 (1889) [Delpher] en De wekker 46, nr. 51 (1889) [Delpher]. Ten slotte slaagt Catharina ook nog voor het akte-examen Engels: De wekker 47, nr. 31 (1890) [Delpher].

[5] AlleFriezen, Bevolkingsregister Bevolkingsregister 1876 – 1904, Bron: boek, Deel: 4702, Periode: 1876-1904, Leeuwarden, Bevolkingsregister 1876 – 1904, folio 1819 [open archieven].

[6] De wekker 51, nr. 34 (1894) [Delpher]. Zie ook Haags Gemeentearchief, Bevolkingsregister gemeente Den Haag, archief 0354-01, inv.nr. 284 (gezinskaarten) [Haags Gemeentearchief]. Daar wordt Jeike lerares HBS genoemd.

[7] Provinciale Drentsche en Asser courant (17 december 1889) [Delpher] en Leeuwarder courant (20 februari) 1890, p. 2 [Delpher].

[8] Catalogus van de tentoonstelling “De Vrouw” 1813-1913″ “Meerhuizen” – Amsteldijk, Mei – Oct. (Amsterdam: Lith. Tresling, [1913]) [Delpher].

[9] Zutphensche courant (17 december 1913) [Delpher] en Hanne Verbruggen, ‘Wat onze overgrootmoeders lazen’ in De Haagsche vrouwenkroniek; weekblad voor de ontwikkelde vrouw 1, nr. 5 (13 december 1913), p. 1 [Delpher]. Daaraan koppelt ze een introductie van het leesmuseum voor vrouwen, waarover ik ook al schreef in het kader van schilderes Marie Heineken.

[10] Bruinings bijdrage wordt genoemd in korte beschrijving van de inhoud van het recente nummer van De vrouw en haar huis volgens De Hollandsche revue 19, nr. 4 (1914), p. 258 [Delpher].

[11] Van onzen tijd 17, nr. 48 (1916/1917) [Delpher].

[12] Alb. Plasschaert, Korte geschiedenis der Hollandsche schilderkunst van af de Haagsche school tot op den tegenwoordigen tijd (1923), p. 127-128 [Delpher]. Andere lexicografen herhalen meestal de biografie van Plasschaert. Zie Pieter A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950, herziene ed. (Den Haag: Scheen, 1981), p. 78 en Norbert Hostyn en Willem Rappard, Dictionaire van Belgische en Hollandse bloemenschilders geboren tussen 1750 en 1880 (Knokke-Zoute: Berko, 1995), p. 135.

[13] Lina Gratama is aanwezig op de begrafenis van Yfke Bruining in 1927, volgens Het vaderland (18 juni 1927), p. 6 [Delpher].

[14] Overlijdensakte van Yfke Jacoba Bruining, 12 juni 1927. Den Haag, Haags Gemeentearchief, archief 0335-01 Ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage 1553, Serie E, 15-06-1927, aktenr. 93 [Haags Gemeentearchief].

[15] Het RKD is in bezit van het archief van kunstschilderes Lien Verburgt-Cramers en haar kunstverzamelende echtgenoot [RKD collections].

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to Top