
Marmer en pleister
Maria Helena Jakoba Uytenbogaart (1830-1885) is een fascinerende kunstenares. Het gaat hier immers om een van de weinige vrouwelijke beeldhouwers uit het midden van de 19de eeuw in Nederland. Toch is informatie over haar schaars. De zoektocht wordt namelijk bemoeilijkt door haar achternaam die op allerlei verschillende manieren geschreven wordt, onder andere als Uit den Boogaart, Uytenbogaart, Uittenbogaard, Uijtenboogaerd en allerlei denkbare tussenvormen. Veel informatie over haar levensloop is daardoor lastig te vinden. Daar komt nog bij dat Uytenbogaarts carrière van korte duur is. Met het overlijden van haar vader in 1856 wordt het schijnbaar moeilijk voor de jonge vrouw (dan 26 jaar) om haar werkzaamheden voort te zetten.
Artistieke familie
Op 14 december trouwt Gerrit Uytenbogaart (1806-1858) met Diederika Helena de Haan.[1] Op 24 juli 1830 wordt vervolgens een dochter geboren die het echtpaar de namen Maria Helena Jakoba geeft. Zij blijft hun enige kind.
De omstandigheden voor de jonge vrouw om artistiek aan de slag te gaan, lijken vooraleerst gunstig. Uytenbogaart wordt namelijk geboren in een kunstzinnige familie. Niet alleen is ze dochter van een beeldhouwer. Ze is tevens kleindochter van kunstschilder Isaak Uyttenbogaert (1767-1831), ook al heeft ze deze laatste nauwelijks gekend. Haar grootvader overlijdt in mei 1831, als zij nog geen één jaar oud is.

Ten slotte heeft Uytenbogaart nog een oom die als architect, portretschilder, tekenaar en fotograaf actief is: Abraham Uytenbogaart (1803-1865).[2] Deze familieleden zorgen ongetwijfeld voor een gunstig cultureel klimaat waarin Uytenbogaart al jong kunstzinnig aan de slag gaat.
Haar vader is ondertussen succesvol. Na een leertijd bij beeldhouwer en schilder Paulus Joseph Gabriël specialiseert Gerrit Uytenbogaart zich in busten, meestal in pleister.[3] In 1830 – het geboortejaar van zijn dochter – exposeert Uytenbogaart twee pleisterbusten op de salons in Amsterdam en Den Haag.[4] Naar aanleiding daarvan ontvangt hij een premie van het Rijk tot aanmoediging volgens Nederlandsche staatscourant (13 december 1830).
Brussel
In 1842 verhuist Gerrit Uytenbogaart vervolgens met vrouw en kind naar Brussel. Kennelijk voelt zijn 12-jarige dochter Maria dan al de wens om zich in navolging van haar vader verder in de beeldhouwkunst te oefenen. Als zij later, in 1848, namelijk een vaas in pleister opstuurt naar de jaarlijkse salon in Amsterdam, schrijft zij in een begeleidende brief:
In 1842, als meisje van twaalf jaren mijne geboortestad Amsterdam moetende verlaten, als door mijne Vader zich gedrongen ziende, zijn beoefening als beeldhouwer elders voort te zetten, gevoelde ik toen reeds de begeerte hoezeer van het vrouwelijk geslacht mij in deze Kunst te oefenen en zoo mijne pogingen mogte bekroond worden zijne naam hier door te vereeren.
– Maria Helena Jakoba Uytenbogaart, in een brief aan de commissie van de stedelijke tentoonstelling, d.d. 27 juli 1848, in Stadsarchief Amsterdam archief 64 (tevens geciteerd in Klarenbeek 2012, p. 208, n. 46).
De vaas in pleister valt ook een kunsterecensent op. “Van goede teekening, met smaak ontworpen, scherp geboetseerd”, schrijft deze dan in Algemeen handelsblad (18 september 1848) over het debuut van de jonge beeldhouwster.
Door mijne Vader
Ten tijde van de tentoonstelling in 1848 woont Uytenbogaart nog steeds in Brussel, meer specifiek in Schaarbeek. Als haar woonadres geeft namelijk de Rue du Palais 26.
Uytenbogaart laat in de brief tevens doorschemeren wat de rol van haar vader is geweest in haar beslissing om te gaan beeldhouwen. Ze schrijft immers dat ze al jong de begeerte voelt om te gaan beeldhouwen, maar dat ze met haar inzending ook de naam van haar vader wil hooghouden.


Ze lijkt in de brief te suggereren dat haar vader een belangrijke factor is geweest in haar artistieke ontwikkeling. Mogelijk is hij zelfs voor korte of langere periode haar leermeester. Zo creëert hij belangrijke kansen en mogelijkheden voor Uytenbogaart om aan haar wens om te beeldhouwen gehoor te geven.
Wanneer het gezin België weer verlaat, is onduidelijk, maar in 1855 verkeert het weer in Nederland. Dan wonen vader, moeder en dochter eerst kort aan de Kleine Kattenburgerstraat 622 op het eiland Kattenburg in Amsterdam.[5] In 1856 vertrekken ze echter naar Haarlem. Vanaf 14 januari wonen ze daar aan de Bakenessergracht 651.
Jeugdige droombeelden
Net als haar vader is Maria Helena Jakoba Uytenbogaart dan werkzaam als beeldhouwer. In 1856 levert ze namelijk opnieuw een beeld in voor opname in de Amsterdamse salon na een stilte van 8 jaar. Uytenbogaart is inmiddels 26 jaar als ze schrijft:
In de hoop van Uwer WelEdele welwillendheid dat dit mijn hiernevensgaand werk voorstellende: Claudius Civilis jeugdige droombeelden voor de vrijheid zijns vaderlands, niet ingeleverd is op de door UWEd verordende tijd, verzoek ik hiervoor verschooning als buiten mijne schuld …”
– Maria Helena Jakoba Uytenbogaart, brief aan de commissie van de stedelijke tentoonstelling, d.d. 4 september 1856, in Stadsarchief Amsterdam, archief 64.
Ze dateert haar brief op 4 september. Twee weken later stuurt ze nog een briefje na, omdat ze vergeten is de prijs van het werk te noemen.[6] Ze stelt de waarde van het werk dan op 100 gulden. Ze wijt haar de eerdere omissie vervolgens aan een “niet nauwkeurig bekend” zijn met de regels. Met deze opmerking lijkt ze te suggereren dat ze nog niet vaak aan tentoonstellingen deelgenomen heeft, al doelt ze wellicht specifiek op de Amsterdamse salons.
Vaders dood
Op 27 oktober 1856 overlijdt vervolgens haar vader waarna Uytenbogaart met haar moeder uit Haarlem vertrekt en naar Amsterdam verhuist.[7] In 1857 stuurt Uytenbogaart ten slotte nog een laatste keer werk naar een tentoonstelling van levende meesters, dan in Den Haag. Hier is opnieuw de marmeren sculptuur van Claudius Civilis te zien die ze het jaar ervoor in Amsterdam tentoonstelt. Het werk is eerder kennelijk niet verkocht, want het werk staat wederom te koop.
Aan deze marmeren figuur voegt Uytenbogaart nog een tweede toe: een “kleine slapende Neptunus” in pleister. Deze laatste sculptuur is echter niet voor de verkoop bedoeld, zo staat in de catalogus aangemerkt.[8]
Na 1857 stelt Uytenbogaart niet meer tentoon.
Naaister
Of ze dan nog als beeldhouwster actief is, valt te betwijfelen. Het is goed denkbaar dat met het overlijden van haar vader ook veel mogelijkheden voor Uytenbogaart wegvallen. Waarschijnlijk heeft ze niet langer atelier of materialen tot haar beschikking. Dat blijkt ook wel uit de summiere informatie die uit bevolkingsarchieven naar voren komt. Wanneer ze namelijk van 25 juni tot 6 juli 1875 als zieke ingeschreven staat op de vrouwenafdeling van het Binnengasthuis in Amsterdam, wordt opgeschreven dat ze naaister is.[9] Werk als beeldhouwer wordt niet genoemd.

Daarna betrekt Uytenbogaart een woning aan de Beerenstraat, nummer 3.[10] Ze woont er tot oktober 1879. Haar laatste jaren slijt ze als bewoonster van het Venetiëhofje aan de Elandstraat 106-142, ook Hofje Venetiae genoemd.[11] Dit hofje, vernoemd naar een van de huizen genaamd Venetiae, was bestemd voor protestantse vrouwen van boven de 50. Daar staat ze ingeschreven tot 24 februari 1885.
24 Februari 1885 is tevens de datum van haar overlijden.
Vaas in pleister
Het lijk erop dat Uytenbogaart als jonge vrouw veel kansen krijgt om zich als beeldhouwer te ontwikkelen. Met haar ouders vertrekt de 12-jarige naar Brussel waar ze een opleiding tot beeldhouwer krijgt, waarschijnlijk in het atelier van haar vader. In 1848 stelt ze dan in Amsterdam een eerste proeve tentoon: een vaas in pleister. Gedurende de jaren daarna breidt Uytenbogaart haar vaardigheden uit en gaat ze ook figuurvoorstellingen maken. Op salons van 1856 en 1857 zijn daarvan voorbeelden te zien. Naast pleister waagt ze zich dan ook aan marmer.
Wanneer haar vader in 1856 overlijdt, wordt het voor Uytenbogaart echter moeilijk om als beeldhouwer staande te houden. Aan haar artistieke carrière komt dan een einde. Als ze in 1875 vanwege ziekte in het gasthuis in Amsterdam wordt opgenomen, wordt als haar beroep naaister genoemd.
Tentoonstellingen
Voor dit korte tentoonstellingsoverzicht maakte ik gebruik van contemporaine catalogi.
Amsterdam 1848: Tentoonstelling
- Een Vaas van pleister (nr. 325)
Amsterdam 1856: Tentoonstelling van schilder- en andere werken van levende kunstenaars
- Claudius Civilis jeugdige droombeelden voor de vrijheid van zijn vaderland. (Statuette in marmer) (nr. 421)
Den Haag 1857: Tentoonstelling van schilder- en kunstwerken van levende meesters
- De jeugd van Claudius Civilis. Beeldje in Marmer (nr. 631)
- Een kleine slapende Neptunus. Beeldje in pleister (nr. 632)
Literatuur
Catalogi
- Cat. Amsterdam 1848, Tentoonstelling te Amsterdam voor den jare 1848 (Amsterdam: Stads-Drukkerij), p. 21. [RKD Library]
- Cat. Amsterdam 1856. Tentoonstelling van schilder- en andere werken van levende kunstenaars te Amsterdam, in den jare 1856 (Amsterdam: Stads-Drukkerij, in de Nes), p. 31. [RKD Library]
- Cat. Den Haag 1857. Tentoonstelling van schilder- en kunstwerken van levende meesters (’s Gravenhage), p. 57. [RKD Library]
Overig
- Pieter A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950, herziene ed. (Den Haag: Scheen, 1981), p. 538.
- Hanna Klarenbeek, Penseelprinsessen & broodschilderessen. Vrouwen in de beeldende kunst 1808-1913 (Bussum: Thott, 2012), p. 104 en 208, n. 46.
Noten
[1] Voor de huwelijksakte van Gerrit Uytenbogaart (als Gerrid uit den Boogaart) en Diederika de Haan, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.6, inv.nr. 88, Huwelijksakten van de gemeente Amsterdam, 1827, aktenr Reg. 5 fol. 37v: 14 december 1827. [Noord-Hollands Archief].
[2] Bovendien is ook een andere oom met de naam Isaac schilder, al blijft onduidelijk of het om een huis- dan wel kunstschilder gaat. Isaac Uittenbogaarts zoon Izaak, wordt geboren in 1798. Dat wordt tenminste gezegd in de documenten uit het archief van de Nieuwezijds en het Oudezijds Huiszittenhuis waar Jannetje Peereboom, echtgenote van Isaac Uittenbogaart, tussen 1806 en 1808 verblijft. Stadsarchief Amsterdam, archief 349, inv.nr. 866, Huiszittenhuizen [Stadsarchief Amsterdam]. Als deze zoon Izaak in 1839 hertrouwt, wordt hij schilder genoemd. Zie Noord-Hollands Archief, archief 358.6, inv.nr. 157, Huwelijksakten van de gemeente Amsterdam, 1839, aktenr. Reg. 3 fol. 54v: 17 juli 1839 [Noord-Hollands Archief].
Als diens zoon, tevens Izaak – de derde generatie – in 1840 trouwt, worden vader en zoon beide schilder genoemd. Voor de huwelijksakte, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief 358.6, inv.nr. 163, aktenr. Reg. 4 fol. 193: 7 oktober 1840 [Noord-Hollands Archief]. Mogelijk is deze laatste de schildersknecht Izac Uitenbogaart die in 1852 ernstig gewond raakt, als hij van een ladder valt. Algemeen handelsblad (12 juli 1852), p. 5 [Delpher].
[3] Scheen 1981, p. In 1834 vervaardigt Uytenbogaart een buste van dichter Willem Bilderdijk naar voorbeeld van die van Gabriël. De buste is te koop voor 5 gulden bij Boggia en Zoon in de Kalverstraat.

[4] Cat. Amsterdam, Lijst der kunstwerken van nog in leven zijnde Nederlandsche meesters, welke zijn toegelaten tot de tentoonstelling van den jare 1830 (Amsterdam 1830), p. 23, nrs 404-405 (als G. Uytenbogaert) [RKD Library] en cat. Den Haag, Lijst der schilder- en kunstwerken van nog in leven zijnde Nederlandsche meesters, welke zijn toegelaten tot de tentoonstelling te ’s Gravenhage van den jare 1830 (Den Haag 1830), p. 30, nr. 307 (als G. Uytenboogaart) [RKD Library].
[5] Stadsarchief Amsterdam, archief 5000, inv.nr. 512, Bevolkingsregister 1853-1863: 24 juli 1830 (als Gerard Charles en Maria Helena Uittenbogaard) [Stadsarchief Amsterdam].
[6] Maria Helena Jakoba Uytenbogaart, brief aan de commissie van de stedelijke tentoonstelling, d.d. 19 september 1856, in Stadsarchief Amsterdam, archief 64.
[7] Stadsarchief Amsterdam, archief 5000, inv.nr. 752, Bevolkingsregister 1853-1863: 4 juli 1830 (als Maria Helena uit den Bogaard, met de verkeerde geboortedatum) [Stadsarchief Amsterdam]. Van april 1874 tot juni 1875 woont Uytenbogaart aan de Korte Amstelstraat 6. Zie daarvoor id., inv.nr. 1555, Bevolkingsregister 1874-1893: 24 juli 1830 (als Uit den Bogaart) [Stadsarchief Amsterdam].
[8] Overigens verschijnt er over Uytenbogaarts bijdragen aan de Haagse tentoonstelling nog een onaangename recensie in Algemeen handelsblad (27 juni 1857) [Delpher]. Daar schrijft een criticus: “En zouden wij nu nog moeten eindigen met een onaardigheid? Zouden wij aan Mej. Uytenboogaerd, te Amsterdam, nog ronduit moeten zeggen, wat wij over hare beeldjes, het eene in marmer, het andere in pleister, denken? Neen, dat zij verre van ons.”
[9] Id., archief 5268, inv.nr. 2562, Patiëntenregisters: 24 juli 1830 (als Uitdenbogaart) [Stadsarchief Amsterdam].
[10] Id., archief 5000, inv.nr. 1576, Bevolkingsregister 1874-1893: 24 juli 1830 (als Uiten Bogaard) [Stadsarchief Amsterdam].
[11] Stadsarchief Amsterdam, archief 5000, inv.nr. 1695, Bevolkingsregister 1874-1893: 24 juli 1830 (als Uiten Bogaard) [Stadsarchief Amsterdam]. Het Venetiëhofje kwam al eens ter sprake in een blogpost die ik schreef over een vriendenalbum, met de titel ‘Gij mist een Moeder en een Vader’, gepubliceerd 19 april 2023.