
Uit kikkerland
In 1907 en 1908 verschijnen er sprookjes en fabels van ene D. Soomer in de krant Algemeen handelsblad. De identiteit van de schrijver bleef onopgehelderd. Tot nu. Hoogstwaarschijnlijk is de schrijfster Dina Antonetta Soomer, die haar verhalen met titels als Uit kikkerland, De droompoppetjes en Prinsesje Goudhaar eigenhandig van charmante illustraties voorziet. In 1908 zegt zij haar baan op. Ze is eerder onderwijzeres aan een lagere school in Amsterdam, maar ze gaat een kunstopleiding volgen in Haarlem en wordt kunstschilderes. Toch blijft haar succes beperkt. Het lijkt het erop dat inmiddels niemand haar meer kent, terwijl de verhalen en illustraties aandacht verdienen.
Delft
Soomers ouders zijn vuurwerker Henderikus Adrianus Soomer en Clara Johanna Huysse. Deze gaan in ondertrouw op 25 september 1879 volgens Delftsche courant (28 september 1879), waarna ze trouwen op 10 oktober volgens dezelfde krant (12 oktober 1879). Hun eerste kind – een zoon met dezelfde naam als zijn vader – Hendrikus Adrianus – wordt daarna geboren, op 6 augustus 1880.[1] Vervolgens komt op 4 januari 1883 Dina Antonetta ter wereld. Haar zus Adriana Mathilda ten slotte wordt geboren op 6 juni 1886.

Vader Henderikus Adrianus Soomer is intussen bevorderd tot opzichter van de patroonfabriek in Delft waar patroonhulzen en dergelijke worden vervaardigd. Op 26 mei 1897 verhuist het gezin vervolgens van Delft naar Amsterdam.[2] Henderikus is dan inmiddels Rijksopzichter.
Onderwijzeres
In 1898 wordt Dina Soomer als kwekeling van de rijkskweekschool voor onderwijzeressen te Apeldoorn benoemd.[3] Op 5 mei 1898 verhuist ze daarvoor naar Apeldoorn waar ze aan haar opleiding begint. Ze staat vervolgens tot 1902 ingeschreven als leerlinge.[4] Met 5 andere kwekelingen woont Soomer dan bij een vrouw genaamd Ella Catharina van Aken-Hoen die jaren achtereen kwekelingen huisvest.

GA-045570. Bron: CODA
Onder andere slaagt Soomer in 1901 in Nijmegen voor het akte-examen vrije- en ordeoefeningen der gymnastiek, volgens Arnhemsche courant (25 oktober 1901). In 1902 slaagt ze uiteindelijk in Zwolle voor het akte-examen lager onderwijs, volgens Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant (19 april 1902). Daarmee rondt ze haar opleiding in Apeldoorn af.
Onderwijzeres
Haar broer Henderikus Adrianus is ondertussen naar West-Indië vertrokken, maar in 1902 keren zowel Henderikus als Dina weer terug naar het ouderlijk huis in Amsterdam, Dina in mei en Henderikus in november. In juni wordt Dina dan benoemd tot tijdelijk onderwijzeres aan de openbare school der 1e klasse, nr. 32, in Amsterdam volgens Algemeen handelsblad (4 juni 1902). In oktober gaat ze daarna aan de slag bij de openbare school der 1e klasse, nr. 108 volgens dezelfde krant (5 oktober 1902) en in november 1903 aan de openbare school nr. 69 aan het Hortusplantsoen 2 volgens deze krant (8 november 1903). Daar blijft ze langere tijd werken.

Ondertussen heeft haar moeder te lijden van een verslechterende geestelijke gezondheid. Die wordt in 1903 namelijk opgenomen in het Sint-Elisabethgasthuis te Deventer, dan in gebruik als zogenaamd ‘krankzinnigengesticht’.[5] Op 4 oktober 1906 vertrekt Dina’s broer Henderikus Adrianus dan naar Utrecht vanwege zijn huwelijk. In zijn huwelijksakte staat bovendien vermeld “dat de moeder des bruidegoms wegens krankzinnigheid niet in staat is, haren wil te verklaren.”[6]
Eervol ontslag
In april 1908 verhuist vader daarop met zijn beide dochters naar Zaandam.[7] Volgens bericht in Amersfoortsch dagblad (30 januari 1908) is hij namelijk benoemd tot eerste opzichter bij de munitiefabriek op het Hemveld in Zaandam. In datzelfde jaar vraagt Dina Soomer eervol ontslag aan bij de school waar ze inmiddels bijna 5 jaar werkt, volgens De telegraaf (23 juni 1908).
Met ingang van 16 augustus 1908 zegt Soomer het onderwijs vaarwel, omdat ze inmiddels andere, artistieke ambities heeft. Vanaf 1907 verschijnen er in het Algemeen handelsblad namelijk korte verhalen onder de naam D. Soomer die hoogstwaarschijnlijk van haar hand zijn, al is het verband met Dina Soomer niet eerder gelegd.

Deze sprookjes voorziet Soomer vervolgens van eigen illustraties. De afbeeldingen bij de eerste verhalen in 1907 zijn nog ongesigneerd. In 1908 verschijnen dan de initialen DS in de hoeken en later de volledige achternaam Soomer. Het lijkt erop dat de kunstenares steeds meer vrijheid opeist om openlijk artistiek actief te zijn en haar naam aan de illustraties te verbinden. Met andere woorden, ze lijkt steeds zelfverzekerder te worden.
Kunstnijverheidsschool
Kort daarna gaat Soomer zich ook als kunstschilder afficheren. In april 1912, als ze uit Amsterdam naar Wijk aan Zee en Duin verhuist, staat ze bijvoorbeeld geregistreerd als “kunstschilderes”.[8] Soomer blijft maar kort in Wijk aan Zee, want in april 1913 verhuist ze naar Velsen. In dat jaar start ze namelijk als leerlinge van de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten te Haarlem, ook: de kunstnijverheidsschool.[9] Les krijgt Soomer daar onder andere van kunstschilder en tekenaar Frits Grabijn en van tekenaar G.J.H. Kerkhoff.

Intussen is Dina’s zus Adriana Mathilda Soomer getrouwd met kunstschilder Arnout Colnot.[10] Zij huwen in het jaar dat Dina met haar opleiding aan de kunstnijverheidsschool in Haarlem begint. Colnot is dus vanaf 1913 Dina’s zwager. Het echtpaar Colnot-Soomer verhuist vervolgens naar Bergen (Holland) waar ze tot 1932 blijven wonen. Het ligt voor de hand dat Dina daar bezocht zal hebben en wellicht komt ze daar in contact met andere kunstenaars van de Bergense school, bijvoorbeeld schilderes Else Berg.

Wanneer Soomer haar opleiding in Haarlem afrondt, is mij onbekend. In ieder geval blijft Haarlem geruime tijd haar uitvalsbasis. Ze wordt immers nog in 1918 als kunstschilder te Haarlem opgenomen in een lijst van beroepen en bedrijven.[11] In die lijst staat trouwens ze trouwens samen met Jacoba Bosscha over wie ik eerder enkele posts schreef, onder andere ‘IJl en atmosferisch’.
Vervagende verten
Soomer gaat in deze periode ook exposeren. Haar naam duikt namelijk op in verband met een driemanstentoonstelling in de Gooische Kunsthandel in Bussum in 1917. Daar exposeert Soomer haar schilderijen en etsen, samen met Jan Rinke en Herman Verkerk.
Hun respectievelijke werk wordt echter wisselend besproken. Een recensent van De Maasbode (30 juni 1917) is bijvoorbeeld niet bijzonder gecharmeerd van het werk van Verkerk. Dat van Rinke bevalt beter, maar de meeste woorden wijdt de criticus aan het werk van Soomer. Ook op haar heeft de journalist het een en ander aan te merken, maar de kunstenares, zo schrijft deze:
laat een aantal stukken zien, waaruit eenige verwachting voor den toekomst spreekt.
Bijzonder ingenomen is de recensent met een winterlandschap, “waarin een bekoring van in nevels vervagende verten aanwezig is.” Bovendien is er ook “goeds” te vinden in een Winteravond.
Overigens zijn haar schilderijen wat rauw, en soms wrang van kleur en daardoor te weinig levend. Dat wil niet zeggen, dat er af en toe niet talent-in-ontwikkeling in dit werk tot uiting komt, zooals bijv. in no. 3, een ‘Stilleven’ van boeken en een groenen gemberpot, waarop de eersten niet slecht geschilderd zijn.

Het oordeel is dus wisselend, maar positief. Meest lyrisch is de recensent trouwens over Soomers etsen, “welke wel van spirit getuigen”.
Laatste verhalen
Voor zover ik nu kan overzien, verschijnt haar laatste verhaal in 1928. Dat is voor het eerst (en dus meteen laatst) ondertekend met een volledige naam. Die luidt echter Dino Soomer, niet Dina. Desondanks durf ik met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te zeggen dat het bij alle verhalen – hierna volgt een lijst – om Dina Soomer gaat.
Bovendien passen de geïllustreerde kinderverhalen van 1907-1909 naadloos in de artistieke ontwikkeling van Dina Soomer die begint als lerares is op een lagere school. De eerste sprookjes en fabels verschijnen immers rond de tijd dat ze ontslag neemt als onderwijzeres en voordat ze een opleiding gaat volgen aan de Haarlemse kunstnijverheidsschool. Soomer ontwikkelt zich dus vanaf 1904 als kunstenares én schrijfster. Als beeldend kunstenares ontwikkelt ze zich van illustratrice van kinderverhalen tot kunstschilderes. Parallel daaraan legt ze zich als schrijfster eerst toe op kinderverhalen (die ze zelfs illustreert) en later op verhalen voor volwassenen.
Sanatorium Hoog Laren
Soomer verhuist nog enige malen. Zo woont ze achtereenvolgens in Ede, Eindhoven en Grave, alvorens in 1936 weer naar Amsterdam terug te keren.[12] Vanaf 1940 betrekt ze dan een appartement aan de Prinsengracht, nummer 94 hs.
Vanaf 12 oktober 1957 verblijft de inmiddels 74-jarige Soomer aan de Rijksstraatweg 1 te Blaricum waar dan ziekenhuis ‘Hoog Laren’ gevestigd is. Het gebouw Hoog Laren was in 1903 geopend als een sanatorium voor tuberculoselijders uit Amsterdam. De achterliggende gedachte daarbij was dat tuberculoselijders baat hadden bij frisse buitenlucht van het Gooi. Vanaf de jaren 50 is het sanatorium echter niet uitsluitend meer voor tuberculosepatiënten bestemd, omdat dat aantal daarvan sterk is afgenomen. Met de toevoeging van andere afdelingen verandert Hoog-Laren dan in een ziekenhuis.

ANS0382. Bron: Beeldbank Blaricum
Waaraan Soomer lijdt blijft dus ongewis, maar vast staat dat ze verpleging nodig heeft. Mogelijk is het de plek waar de kunstenares overlijdt, al blijft dus onzeker wanneer en waaraan.
Karige bronnen
Volgens Het nieuws van den dag (27 september 1917) verschijnt er in het 18e nummer van ’t Hoefje een stuk met de titel ‘De schilderes D.A. Soomer’. Van dit recent opgerichte vrouwenblad is Nine Middema dan de redactrice.[13] Mogelijk verschijnt het stuk naar aanleiding van de tentoonstelling van het werk van Soomer met dat van Verkerk en Rinke in Bussum in juni 1917. Ik heb het betreffende blad niet kunnen traceren, maar zou dolgraag lezen wat daar over Soomer wordt gezegd, omdat de bronnen over deze kunstenares uiterst karig zijn. Ze wordt niet eens genoemd in kunstenaarslexicons en het was sprokkelen om enkele gegevens over haar boven tafel te krijgen.

Verheugd was ik dus toen ik de korte verhalen aantrof die Soomer in de jaren 1907, 1908 en 1909 voor Algemeen handelsblad schreef. Nog groter werd het gat in de lucht toen ik me realiseerde dat de schrijfster daarvoor zelf de illustraties verzorgde. Met de signaturen kunnen we met terugwerkende kracht ook de vroegste, ongesigneerde illustraties, zoals bij het verhaal Uit kikkerland, met grote waarschijnlijkheid aan Soomer toeschrijven.
Verhalen
Vanaf 1907 tot 1908 publiceert Soomer verhalen in het Algemeen handelsblad. Ze verzorgt daarvoor zelf de illustraties. Daarna lijkt haar pen te verstommen. Pas in 1922 trof ik weer verhalen van haar aan in het tijdschrift Op de hoogte, al zijn deze niet geïllustreerd. Ze zijn ook voor een ander publiek, volwassenen dit keer.
1907
- ‘Van een klein jongetje’, Algemeen handelsblad (10 augustus 1907), bijvoegsel p. 3-4 [Delpher].
- ‘Uit kikkerland’, Algemeen handelsblad (9 november 1907), bijvoegsel p. 1-2 [Delpher].
1908
- ‘De droom-poppetjes I’, Algemeen handelsblad (25 januari 1908), bijvoegsel p. 1-3 [Delpher].
- ‘De droom-poppetjes II’, Algemeen handelsblad (1 februari 1908), p. 1-3 [Delpher].
- ‘De droom-poppetjes III’, “Algemeen handelsblad (8 februari 1908), bijvoegsel p. 1-2 [Delpher].
- ‘De droom IV (Slot)’, Algemeen handelsblad (15 februari 1908), bijvoegsel p. 1-2 [Delpher].
- ‘Prinsesje Goudhaar I’, Algemeen handelsblad (17 oktober 1908), p. 1-2 [Delpher].
- ‘Prinsesje Goudhaar II, Algemeen handelsblad (24 oktober 1908), bijvoegsel p. 1-2 [Delpher].
- ‘Prinsesje Goudhaar III [slot]’, Algemeen handelsblad (31 oktober 1908), bijvoegsel p. 1-2 [Delpher].
- ‘Van Kokie die Sinterklaas ging zoeken’, Algemeen handelsblad (5 december 1908), bijvoegsel p. 3-4 [Delpher].
- ‘Toch een Kerstboom!’, Algemeen handelsblad (24 december 1908), bijvoegsel p. 2-3 [Delpher].
1909
- ‘Een mislukte ontvluchting’, Algemeen handelsblad (4 september 1909), bijvoegsel p. 4 [Delpher].
1922
- ‘Moeder’s zorg’, Op de hoogte 19 (februari 1922), p. 44-45 [Delpher].
- ‘Nardo: Een verhaal uit Ticino’, Op de hoogte 19 (september 1922), p. 207-209 [Delpher].
1928
- ‘Watersnood in de bergen’, Op de hoogte, nr. 7 (juli 1928), p. 172 [Delpher].
Noten
[1] Voor de geboorteakte van Henderikus Adrianus, zie Archief Delft, BS Geboorte Archief van de burgerlijke stand van Delft, Delft, archief 0015, inv.nr.00069, Register van geboorteakten, 1880, aktenr. 590 [Archief Delft]. Voor de geboorteakte van Dina Antonetta, zie idem, inv.nr. 00072, Register van geboorteakten, 1883, aktenr. 16 [Archief Delft]. Voor de akte van Adriana Mathilda ten slotte, zie idem, inv.nr. 00075, Register van geboorteakten, 1886, aktenr. 503 [Archief Delft].
[2] Stadsarchief Amsterdam, Overgenomen delen Deel: 119, Periode: 1921-1925, Amsterdam, archief 5416, inv.nr. 119, 6 augustus 1880, Overgenomen delen [Stadsarchief Amsterdam].
[3] ‘Berichten: Lager Onderwijs’, Het nieuwe schoolblad 16, nr. 17 (23 april 1898), p. 3 [Delpher].
[4] CODA in Apeldoorn, Bevolkingsregister 1901-1926 Instellingen en inrichtingen, Apeldoorn, archief deelnr. 140, aktenr. 1 [CODA]. Voorde huisversting van Ella Catharina van Aken-Hoen aan de Korte Nieuwstraat, zie CODA te Apeldoorn, Bevolkingsregister 1892-1901 Wijk A – Apeldoorn dorp, Apeldoorn, archief deelnr.155, aktenr. 120 [CODA].
[5] Voor de opname in het St-Elisabethgesticht, zie Stadsarchief Amsterdam, Overgenomen delen Deel: 119, Periode: 1921-1925, Amsterdam, archief 5416, inv.nr. 119, 6 augustus 1880, Overgenomen delen [Stadsarchief Amsterdam]. Voor achtergronden bij het gasthuis, zie M.E. Houck, ‘Bijdrage tot de geschiedenis van het St. Elizabeths Gasthuis, thans Krankzinnigengesticht, te Deventer’, Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant (30 Oktober 1900), tweede blad, p. 1-2. Overigens overlijdt Clara Huijsse in 1919 te Deventer waarbij wel wordt vermeld dat ze dan in Baarn woont, niet bij haar gezin dus. Zie Collectie Overijssel locatie Zwolle, BS Overlijden Burgerlijke Stand in Overijssel, Deventer, archief 0123, inv.nr. 3175, 12-08-1919, Registers van overlijden, aktenr. 346 [Collectie Overijssel locatie Zwolle].
[6] Voor de huwelijksakte van Henderikus Adrianus Soomer en Christina Maria Hermsen, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, BS Huwelijk burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam, Archiefdeel van (dubbele) registers van huwelijken v…, Amsterdam, archief 358.6, inv.nr. 1607, 04-10-1906, Huwelijksakten van de gemeente Amsterdam, 1906, aktenr. Reg. 5H fol. 43 [Noord-Hollands Archief].
[7] Gemeentearchief Zaanstad, Bevolkingsregister Zaandam, Nadere toegang bevolkingsregister op archieftoegang OA-0141, inv.nr. 405, blz 110a [Gemeentearchief Zaandam].
[8] Als kostganger trekt Soomer dan in bij pensionhouders Jan Cornelis Bosch en Sara Geertruida Heringa. Zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, Bevolkingsregister bevolkingsregisters met dienstbodenregisters van de gemeente Wijk aan Zee en Duin, Archiefdeel van, Wijk aan Zee en Duin, archief 3750, inv.nr. 19, 1902, Dienstbodenregister Wijk aan Zee en Duin, 1902-1915 [Noord-Hollands Archief] en idem, inv.nr. 15, 1902, Bevolkingsregister Wijk aan Zee en Duin, 1902-1915 [Noord-Hollands Archief].
[9] A.J. Enschedé, De geschiedenis van het Museum van Kunstnijverheid en de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten te Haarlem, der Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel 1877-1927 ([1928]), p. 107 [Delpher]. In 1914 staat ze vermeld op het adres Bilderdijkstraat 2 te Haarlem. Zie Adresboeken Haarlem (1 september 1914), p. 604 [Krantenviewer Noord-Hollands Archief].
[10] Voor het huwelijk van Adriana Mathilde Soomer en Arnout Jacobus Gustaaf Colnot, zie Noord-Hollands Archief te Haarlem, BS Huwelijk burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam, Archiefdeel van (dubbele) registers van huwelijken v…, Amsterdam, archief 358.6, inv.nr. 2006, 20-03-1913, Huwelijksakten van de gemeente Amsterdam, 1913, aktenr. Reg. 4A fol. 42 [Noord-Hollands Archief].
[11] Zie Algemeen adresboek van Nederland en Nederlandsch-Indië ten dienste van handel, nijverheid, landbouw en verkeer (Nijgh & Van Ditmar, 1918), p. 486 [Delpher].
[12] In 1921 staat Soomer ingeschreven in Lunteren. Zie Gemeentearchief Ede, Bevolkingsregister Ede, 4 januari 1883 [Gemeentearchief Ede] Ook dan is haar beroep kunstschilderes. In 1929 woont ze in Eindhoven. Zie Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, Bevolkingsregister Index Bevolkingsregister Eindhoven 1929-1938, Eindhoven, archieftoegang 10491, inv.nr. 7354, 1929. Vanaf 18 mei 1936 woont ze aan de Kastanjelaan in Grave, maar op 14 september 1936 woont ze weer in Amsterdam, aan de Singel 369 III. Vanaf 18 mei 1937 heeft ze dan verschillende adressen en vanaf 14 november 1940 vestigt ze zichzelf aan de Prinsengracht 94 hs. Zie Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaarten, archief nr. 30238, Gemeente Amsterdam, periode 1939-1960, datum 04-01-1883, inv.nr. 763 [Stadsarchief Amsterdam].