Uit de as
“Kunstenaar Maarten Bel maakt kunst van de as uit zijn afgebrande atelier”, kopte de Volkskrant in de bijlage op 7 juli 2023. Het kunstproject van Bel deed me onmiddellijk denken aan de reacties op een brand in Leiden in 1766. In de nacht van 2 op 3 oktober vielen daar enkele panden ten prooi aan hevige vlammen. Niets bleef gespaard en daar houden de overeenkomsten met de brand in Bels atelier niet op. Ook in 1766 creëerden de slachtoffers, samen met de ingezetenen van Leiden, iets nieuws uit de as.
Brand aan de Keileweg
Een brand op 28 juni j.l. verwoestte het volledige atelier van conceptueel kunstenaar Maarten Bel (1987) aan de Keileweg en niet alleen dat van hem. Een loods met meerdere ateliers ging volledig in vlammen op. Daarbij gingen gereedschap, materiaal, schetsboeken en kunstwerken verloren. Er restte weinig meer dan as.
De getroffenen van de brand in de loods zetten samen een crowdfundingsactie op om met het ingezamelde geld een nieuwe start te kunnen maken. Met de verkoolde resten van wat ooit zijn werkplaats was, ging Bel daarnaast op persoonlijke titel aan de slag. De tot poeder vermaalde houtskool rolde hij met een tekstsjabloon over een vel papier. Daarna fixeerde hij de as, nummerde en signeerde hij het blad.
Op de vellen papier staat steeds dezelfde tekst:
Deze tekst bevat de as van sowieso 100 kunstwerken van Maarten Bel die verloren gingen tijdens zijn atelierbrand op 28 juni 2023
Het resultaat verkoopt Bel voor 100 euro per vel. Met een oplage van 250 stuks denkt hij ongeveer de kosten te kunnen dekken van de kunstwerken die verloren gingen, schat hij. Zo helpt de kunst de kunstenaar om de draad weer op te pakken.
Maar wat heeft dit kunstproject van Bel te maken met een brand in de 18de eeuw?
Brand in Leiden
Tijdens de brand in Leiden in 1766 brandden enkele woonhuizen op de hoek van de Hoogstraat en de Visbrug volledig af. De brand moet hevig zijn geweest, want – zo berichtte Leydse courant op 6 oktober:
De Vlam brak met een geweld waar van naauwlyks Voorbeelden zyn, uit het Huis van zekeren Cornelis Versteeven, Mr. Schryn-Werker en Schuyer-Maaker, … zoo dat het gem[elde] Huis in een half uur tyds van de grond af tot in den top toe van agter tot voor in volIe Vlam stond.
Drie naastgelegen panden vatte makkelijker vlam omdat de huizen dicht tegen elkaar stonden, “als in elkander verheeld, en door geen, ’t allerkleinste, leedig Erfje gescheiden zyn”. Zoals in veel vroegmoderne steden waren de huizen in het centrum nauw met elkaar vervlochten, veelal zonder enige tussenruimte. Bovendien overviel de brand de bewoners. Toen ze de vlammen uiteindelijk opmerkten, was er nauwelijks nog tijd om het vege lijf, laat staan bezittingen, uit de vuurzee te redden. Het gevolg: twee huizen, waaronder dat van schrijnwerker Versteeven, brandden tot de grond toe af. Het interieur van twee buurpanden brandde volledig uit. Versteeven zelf en drie van zijn kinderen kwamen om in de vlammen.
De verwoeste panden stonden in het hartje van de oude stad. Bovendien lagen de verruïneerde huizen op een druk kruispunt van wegen en grachten. De ruïnes waren dus goed zichtbaar vanuit verschillende hoeken. De brand trof de Leidse gemeenschap bovendien op een gevoelig moment, zoals historicus Adriaan Duiveman al opmerkte: “The catastrophe affected a central place and moment in the history of the urban community.” Op de dag na de brand zou de stad het Leids Ontzet vieren. In zijn artikel over stadsbranden illustreert Duiveman hoe tijdstip en plaats van de brand in Leiden de solidariteit tussen burgers van de stad aanwakkerde.
Publieke collecte
De slachtoffers van de brand namen hun toevlucht tot het stadsbestuur dat rap besloot tot een publieke collecte. Alleen de weduwe van Gijsbert Waller, wier huis genaamd ‘de Visser’ ook was verwoest tijdens brand, nam hieraan geen deel. Voor de overige gezinnen verzocht het stadsbestuur Leidens inwoners om hen “in dese haere droevige omstandigheden wel willen te gemoet komen en ondersteunen.”
De goedgevigheid van de Leidenaren overtrof alle verwachtingen, volgens een gedenkboek dat ongeveer een jaar na de brand verscheen. Een maand na de ramp kon de wederopbouw daarom al van start gaan. Weduwe Waller liet haar huis optrekken in dezelfde stijl als voorheen, uitgezonderd de vlakke kroonlijst in plaats van de oude klokgevel. Voorts verrees binnen mum van tijd nieuwe woonhuizen op de plaats van de drie overige panden. Hiervoor lieten de drie getroffen gezinnen in overleg met het stadsbestuur plannen en tekeningen maken. Al in april waren de nieuwe huizen van buiten gereed en in juli waren ze voltooid.
Besloten werd ten slotte om de drie panden te voorzien van een tekst langs de gezamenlijke kroonlijst. Deze luidde:
De trouw der burgerij heeft hier, ’t geen door geweld
der vlammen wierdt gesloopt, in bet’ren staat hersteld
Zo bleef de brand evenals de vrijgevigheid van de inwoners van Leiden een zichtbare herinnering in de stad. De panden met de gedeelde kroonlijst staan er nog steeds en de tekst, die wel eens overschilderd is geweest, is voor iedereen te zien.
Niet alleen vertellen de verzen een verhaal, ze visualiseren tegelijkertijd de grootte van de brand. Immers, de lengte van de berijmde regels beslaat ongeveer het oppervlak van de brand in 1766.
Gedenkboek
De tekst op de kroonlijst is niet de enige blijvende herinnering aan de brand. In 1767 verscheen daarnaast het al genoemde gedenkboekje Afbeeldingen van de Hoogstraat en Vischbrugge te Leyden. Met de Veranderingen, veroorzaekt door den Brand met vier gravures van de Leidse prentmaker en tekenaar Noach van der Meer (1741-1822).
Samen vertellen de gravures het verhaal van de brand.
De eerste gravure in het boek toont de oude situatie vóór de de brand, de tweede de brand in alle hevigheid, de derde de ruïnes en de laatste de nieuwbouw. Aan de hand van deze voorstellingen worden alle gebeurtenissen bovendien uitvoerig beschreven, al is duidelijk dat de gravures leidend waren. Niet alleen verwijst de schrijver voortdurend naar Van der Meers gravures, de titel van het gedenkschrift luidt bovendien Afbeeldingen.
De laatste gravure in het gedenkschrift toont de nieuw panden in volle glorie. Ondanks de chaos ten gevolge van de brand, is tot slot de orde weer hersteld, is de boodschap. Tegelijkertijd benadrukt het gedenkboek dat de plek onlosmakelijk verbonden is met de brand. Zowel graveur als de schrijver maken immers melding van de woorden op de kroonlijst. De anonieme auteur vermeldt bovendien dat de verzen daar zijn aangebracht “ter gedachtenisse van den Brand en weder opbouwing, en te gelijk ter vereeuwiging van de Mededeelzaemheid der Burgeren en Ingezetenen.” (Afbeeldingen 1767, p. 32)
Via de tekst op de kroonlijst blijft de herinnering aan de brand levend, ook is elk spoor ervan uitgewist.
Iets nieuws
Na de atelierbrand in de loods aan de Keileweg in 2023 begonnen de getroffenen met een crowdfundingsactie. Met het ingezamelde geld kan wat verloren ging, hopelijk vervangen worden en de hoop lijkt niet vergeefs. Om met de woorden van de website Rijnmond te spreken: “Crowdfunding voor verwoeste Keilewerf loopt als een tierelier”. De giften overtreffen de verwachtingen van de vragers, zoals ook de publieke collecte in 1766.
Maarten Bel begon daarnaast een eigen actie met een persoonlijke inzameling getiteld ‘Sowieso 100 kunstwerken’. Het is te hopen dat zijn kunstproject hem kan helpen een nieuwe start te maken. Tegelijkertijd illustreert zijn actie een beproefde methode om met een ramp om te gaan. Net als de nieuwe panden aan de Visbrug is zijn werk een voorbeeld van de wens om uit de chaos van de ramp iets nieuws te vervaardigen, ook al zit er bijna 250 jaar tussen:
Ze zeggen dat destructie een vorm van creëren is omdat alles wat kapotgaat, iets nieuws creëert. Vanuit deze gedachte creëer ik iets nieuws. Een nieuw kunstwerk gemaakt van de as van sowieso 100 kunstwerken.
– Maarten Bel, ‘Sowieso 100 kunstwerken’ op maartenbel.nl (geraadpleegd 11 juli 2023)
Die wens kan herstel van verloren kunstwerken zijn, zoals bij Bel, of van verruïneerde panden, zoals in Leiden, maar reconstructie alleen is niet voldoende. Het herstelde krijgt een nieuwe vorm, één die het oude misschien wel overtreft.
Meer dan het oude
Bel spreekt van “iets nieuws”, de Leidse kroonlijst zelfs van een “bet’ren staat”. De gezamenlijke burgerij zorgde er in 1766 niet alleen voor dat de getroffenen weer op hun oude plek konden wonen, ze maakten het zelfs mogelijk dat hun nieuwe woning het voorgaande overtrof. Daarbij ging het niet alleen om de grootte van het gebouw en de moderne stijl die het nieuwe beter maakte dan wat voorafging. Volgens de tekst op de lijst overtrof het gebouw het oude omdat het herinnert aan de solidariteit van de burgerij met de slachtoffers.
Iets vergelijkbaars doet Bel met zijn werk dat hij ‘sowieso 100 kunstwerken’ noemde. Met de woordkeuze impliceert Bel dat het nieuwe werk meer is dan de afzonderlijke werken die er niet meer zijn. Het nieuwe kunstwerk draagt immers (de as van) ten minste 100 anderen in zich. Zoals het stadsbestuur in Leiden deed in 1766, zo grijpt ook Bel het verlies aan om tot een nieuwe creatie te komen. Ook al kan het nieuwe nooit een exacte kopie zijn van het oude, het heeft wel een meerwaarde dankzij hetgeen dat verloren ging. De as draagt namelijk de herinnering aan het oude in zich.
Door een verwoestende brand herkenbaar en expliciet onderdeel te laten zijn van het nieuwe, zoals ook gebeurde in Leiden in 1766, wordt het nieuwe méér dan slechts een passende en functionele vervanging van het oude. Misschien geldt wel: hoe groter de schade, hoe waardevoller het nieuwe kan worden.
Literatuur
- Adriaan Duiveman, “Kindled by Catastrophe. Fire Disasters and Cultural Representations of Solidrity in the Late Dutch Republic”, Early Modern Low Countries 5, nr. 2 (2021), p. 306-331. DOI: 10.51750/emlc11336 [online]
- Afbeeldingen van de Hoogstraat en Vischbrugge te Leyden. Met de Veranderingen, veroorzaekt door den Brand, op den 3. October des Jaers 1766. Met eene Beschrijving van dien Brand en andere daertoe betrekkelijke Zaeken. Gevolgd van eenige toepasselijke Gedichten (Leiden: C. van Hoogeveen junior, 1767). [Google Books]
Ik schreef vaker over branden en de manier waarop mensen, nu en in het verleden, kunst, beeld en/of wetenschap gebruiken bij de verwerking van de ramp. Zie bijvoorbeeld ‘Lichtpuntjes na een ramp’ en ‘Hostie in de vlammen’.