Sprinkhanen en tovenarij in 1747
In augustus 1747 teisterde een sprinkhanenplaag Transsylvanië. De vraatzuchtige beesten kwamen overvliegen vanuit het naburige Moldavië. In luttele tijd vernielden de vliegende insecten alles op hun weg. Ze vraten de akkers leeg en lieten niets eetbaars achter. Misoogsten waren het gevolg met een dreigend gevaar van hongersnood. Sprinkhanen zijn duivels, vooral als de zwerm uitgroeit tot een alles verslindende plaag. Zoiets moet de uitgever gedacht hebben toen deze een lied publiceerde over het drama. Of werden de sprinkhanen met tovenarij in verband gebracht?
De sprinkhanen in de krant
Als inleiding op het lied kopieerde de uitgever het bericht uit de Amsterdamsche courant van 19 september 1747. Daarin wordt verteld over de ramp in Zevenbergen, zoals men Transsylvanië ook noemde. De schrijver vertelt over de route die de zwerm aflegde, en de vernielingen die de sprinkhanen op hun weg achterlieten. De correspondent vulde deze informatie aan met allerlei bijzondere details:
[De sprinkhanen] hebben 3 uren na malkander in een dikke zwerm gevlogen, en zig ter lengte van 4 mylen weegs verspreyd: haer vlugt is zoo snel on ongestuymig geweest dat dezelve een wind veroorsaekte waer door de bovenste takken der boomen beweegden.
– Amsterdamsche courant, 19 september 1747, p. 1
Een tovenaar
De uitgever van het lied kopieerde het krantenartikel en liet er een afbeelding van een edelman aan voorafgaan. De voeten van de man rusten op een curieus patroon van concentrische cirkels. Om zijn hoofd zwermt een horde zwarte duivels. Wellicht koos de uitgever deze afbeelding vanwege de associatie van duivels met ongedierte. Maar daarmee blijft onverklaard wat de houtsnede voorstelde.
Model voor de houtsnede stond het titelblad van Ludovicus Milichius’ Der Zauber Teuffel (ed. 1566), een demonologisch traktaat. Het liedblad toont een vergelijkbaar geklede man. Ook hij heeft een stok. Met geheven hoofd staat hij stevig op een patroon van concentrische cirkels. Cryptische symbolen vullen de ruimtes tussen de lijnen.
Het titelblad van Der Zauber Teuffel, dat groter is dan de houtsnede op het liedblad, is gedetailleerder. Een manshoge duivel vergezelt de trotse figuur. Op de achtergrond roert een tweede duivel in een pot waaruit weinig goeds omhoog borrelt. Zich onbewust van de monsters heft de man een fles boven zijn hoofd. Hierin heeft hij een kleine zwarte duivel opgesloten.
Het titelblad toont een magiër die een demon heeft gevangen om later in zijn voordeel te gebruiken. De kleine, zwarte duivel in de fles heeft veel weg van de vliegende monsters op de liedbladhoutsnede. Ook de centrale figuur vertoont overeenkomsten met de edelman op de houtsnede. Hier is een tovenaar afgebeeld. De man heeft zijn gevangen demonen losgelaten om zijn duivelse werk te doen, terwijl hij zichzelf beschermt met magische cirkels.
Tovenarij en noodweer
In haar boek over hekserijvoorstellingen (Vrouwen op den besem en derghelijck gespoock, 2011) beschrijft Renilde Vervoort zestiende- en zeventiende-eeuwse beelden van toverij. Hierop is te zien dat magie in verband werd gebracht met natuurrampen. Heksen en magiërs konden noodweer oproepen, zo wordt in demonologische traktaten beschreven. Ze waren de oorzaak van misoogsten en andere ellende. Voorstellingen van heksensabbats en magiërs tonen dan ook geregeld overstromingen en stadsbranden, zoals op de gravure van Pieter van der Heyden naar Pieter Bruegel.
Door de lucht vliegen heksen die druk bezig zijn om bliksem, wind en hagel te verstrooien. Tussen de uiteenwijkende wolken is een overstroomd landschap zichtbaar waar mensen in nood zich nauwelijks kunnen redden. Een man die in paniek op de kerktoren is geklommen, stort met spits en al in het kolkende water. Watersnood was al eerder een onderwerp voor een artikel op deze site.
Sprinkhanen en tovenarij
Het beeld van de magiër staat in contrast met de tekst van het liedblad. Daarin wordt niet gerept over magische spreuken. Zoals gezegd gebruikten uitgevers van goedkope drukgrafiek vaker wat ze nog hadden liggen aan illustratief materiaal. Ze legden daarbij onwillekeurige verbanden met de tekst.
Mogelijk associeerde de uitgever van de liedtekst de zwermende duivels met alles verslindende sprinkhanen. Maar de associatie lijkt verder te gaan. Misoogsten, zoals de sprinkhanen veroorzaakt hadden in Zevenbergen, werden vaak aan heksen en tovenaars geweten. De toevoeging van de magiër is daarmee op zijn minst suggestief. Legde de uitgever een verband tussen de sprinkhanenplaag en misoogsten, en magie?
Meer lezen over magie in afbeeldingen van de vijftiende tot de zeventiende eeuw?
- Renilde Vervoort, Vrouwen op den besem en derghelijck gespoock: Pieter Bruegel en de traditie van hekserijvoorstellingen in de Nederlanden tussen 1450 en 1700 (Nijmegen 2011).